Over scriptie en zin

“Waar gaat je scriptie over?” was steevast de vraag als ik vertelde dat ik bijna afgestudeerd was. “Bij geneeskunde hoef je geen scriptie te schrijven.” “Huh, waarom niet? Dat is raar. Wel chill joh!” Ja, vast wel chill ja, dacht ik. Maar jullie hoeven dan weer geen zeventien coschappen te lopen, dacht ik ook. En geen broodjes te smeren voor chirurgen, niet om half zes op te staan, geen mensen te zien overlijden. Geef mij maar een scriptie, dacht ik wel eens. Lekker je eigen project, in je eigen tijd, jezelf profileren, zolang erover doen als je wilt. Wat kan daar nou vervelend aan zijn?

Een voor een zag ik ze voorbijkomen: de biebstamgasten die meer koffie dronken dan woorden typten, de vakantiegangers die tussen het blokken door plotseling toe waren aan een ‘welverdiende’ maand ontspanning, de depressieve kluizenaars die zich al hun sociale contacten ontzegden en kroegtijgers die periodiek vergaten dat er werk te verzetten was. Uit duizend-en-één herkende ik de scriptieschrijver. Tegen het woord ‘scriptie’ keek ik altijd wel een beetje op, maar tegen degene die hem schreef niet. Dat was geen vurige, gepassioneerde wetenschapper met een efficiënte werkstijl en een productiviteit van heb ik jou daar. Dat was een alledaagse verveelde student die nog even wat papierwerk moest inleveren voor hij een ander papiertje in ontvangst kon nemen, wat toch een behoorlijk beetje tegenviel.

En zoals ik altijd dacht geen Tinderaar te worden, geen Uithofbewoner, geen langstudeerder, geen zwartepiethater en geen eeuwige vrijgezel, zou ook de scriptieschrijver geen van mijn alterego’s worden. Ik voelde me er bijna te goed voor. Maar van de zijlijn is het makkelijk roepen. Zoals ik ook nooit geloofde dat het leven altijd anders loopt dan verwacht, moet ik nu toch toegeven dat het me overkomen is. Ik ben er één: een student met twee studies die ambitieus over haar afstudeerproject kan vertellen, maar uiteindelijk al maandenlang inspiratieloos naar een leeg Word-document met de naam ‘Scriptie Spaanse Taal en Cultuur’ aan het staren is.

Misschien hebben ze het ‘eindwerkstuk’ genoemd om het minder gewichtig te laten klinken. Een als self-fulfilling prophecy geformuleerde term die hoop schept dat studenten er niet op vastlopen. Ik geloof niet dat het heeft geholpen, want het gewicht drukt nog altijd op mijn schouders. Mijn leeghoofdige uurtjes scriptieactiviteit hebben me echter wel veel filosofische vraagstukken doen opwerpen. Waarom doe ik dit? Wat is de zin van een scriptie? Wat bewijst het feit dat iemand een scriptie kan schrijven? Is dit het moment waarop de ware academici worden onderscheiden van de ongemotiveerde stufi-trekkers?

Ik vraag me serieus af waar het geloof van de scriptie als heilig onderdeel van een universitaire studie vandaan komt en op stoelt. Als zoveel studenten in de knel komen tijdens hun scriptietijd, de burn-outs hoogtijdagen vieren en studeren te duur wordt, kunnen we ons afvragen of een dergelijk afstudeeronderdeel in de huidige vorm nog wel gewenst is. Ik waag te betwijfelen of de scriptievastlopers ook de latere-leven-vastlopers zijn, of studenten inderdaad pas na het mislukken van een scriptie weten of zij voor de wetenschap weggelegd zijn. Zijn scriptiefalers daadwerkelijk de minder academische?

Wellicht brengt een gedegen gekozen scriptieonderwerp bepaalde carrièrekansen met zich mee. Maar maak mij maar eens wijs dat mijn ‘eindwerkstuk’ Spaanse Taal en Cultuur me meer toekomst biedt dan mijn scriptieloze studie Geneeskunde.

Advertentie