Papa, ik wil op kamers!

Het nieuwe leenstelsel lijkt ervoor te zorgen dat steeds minder studenten op kamers gaan. Op kamers wonen betekent voor veel studenten dat ze meer moeten lenen en dus tegen een hogere schuld aankijken na afstuderen. Masterstudent Jan Sinnige vraagt de politiek om een daadkrachtige oplossing.

“Papa, ik wil op kamers”’ zegt Ronald, eerstejaars Biomedische Wetenschappen aan de Universiteit Utrecht. Hij studeert nu een half jaar en heeft afgelopen tijd tussen Arnhem en Utrecht heen en weer gereisd. Zijn vader stamelt: “Waarom zou je dat doen, Ronald? Het is maar 35 minuten met de trein.” Dat lijkt kort, maar van deur tot deur kost het hem één uur; heen en terug dus twee.

Ronald is de jongste van drie. Zijn twee oudere zussen studeren ook. Thuis hebben ze het niet slecht, maar ook niet breed. Zijn vader heeft een eigen bouwbedrijf, maar de crisis heeft zijn inkomen flink doen krimpen. “Luister Ronald”, verzuchtte zijn vader: “thuis is het toch ook goed?” Maar Ronald dacht daar duidelijk anders over: vanaf de UIT-week wilde hij in Utrecht wonen. Hier waren zijn vrienden, hier wilde hij rondfietsen, hier wilde hij de kroeg in.

De stemmen verhieven zich in de discussie tussen Ronald en zijn vader. “Je hebt toch een ov-kaart?”, riep zijn vader. Ronald toonde hem direct van repliek: “Ja, daarmee kan ik dan in het weekend nog eens naar thuis-thuis komen!” Het leek erop dat ze er niet samen uit zouden komen en de gemoederen liepen hoog op. Uiteindelijk kwam de aap uit de mouw. De woede van zijn vader had niks te maken met een lege-nest-syndroom of iets van dergelijke aard. De reden was een puur financiële. Zijn vader vreesde dat Ronald te veel moest gaan lenen om fatsoenlijk rond te komen.

Ronald is niet de enige student die thuis woont. Vorige week berekende het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dat het aantal 19-jarigen dat verhuisde naar universiteitssteden met 10 procent daalde. Duizenden studenten kiezen ervoor thuis te blijven wonen en niet naar een universiteitsstad te verhuizen. De daling in Utrecht was het grootst. Los van de schadelijke gevolgen voor steden – wat zouden Café Otje en Broodje Ben moeten met minder studenten? – is het probleem vooral voor de student zelf. De keuze om op kamers te gaan of niet moet een bewuste zijn die niet alleen afhangt van financiën.

De volgende vraag die gesteld moet worden, is hoeveel signalen de politiek darvoor nog nodig heeft? Sommigen zeggen dat de leenstelseldiscussie is uitgekauwd. En eerlijk is eerlijk: de kans dat een herinvoering van de basisbeurs op de agenda van een volgend kabinet komt te staan is next to nothing. Toch zal er gekeken moeten worden naar de inkomenspositie van studenten. Steeds minder gaan op zichzelf wonen, studenten krijgen te weinig een aanvullende beurs en in augustus 2016 bleek dat de koopkracht van studenten het hardst geraakt wordt van alle groepen.

Het is dus aan de volgende minister en het nieuwe kabinet om te bekijken wat kan en wat moet om de situatie voor studenten te veranderen. VVD’ers die hun mond vol hebben van universiteitssteden als kennissteden, PvdA’ers over gelijke kansen en elke partij daar tussenin die met grote woorden komen, moeten nu maar eens met grote daden komen.

Advertentie