Studeren in Istanbul
Mensen die nog nooit in Istanbul zijn geweest, weten vaak niet precies wat ze zich moeten voorstellen bij de stad. Als ik vrienden en kennissen dit voorjaar vertelde waar ik mijn Erasmusperiode ging doorbrengen, varieerden reacties van ‘Goh, wat gaaf’ tot ‘Istanbul? Daar wil je toch niet wonen?’
Ik ben het natuurlijk van harte eens met de reactie ‘gaaf’. Op basis van mijn twee eerdere bezoeken aan de stad, had ik al besloten dat Istanbul wel de mooiste stad ter wereld moest zijn. Aan de mensen die meenden dat Istanbul een stad is waar je beter niet kan wonen, had ik naar mijn idee wat uit te leggen.
Zo denken zij dat Istanbul een ietwat vervallen, armoedige stad is. Ik leg dan uit dat Istanbul juist een moderne welvarende stad is. Anderen noemden de rellen die enkele maanden geleden uitbraken een reden om de stad te mijden. Ik wist dan te vertellen dat de ergste rellen al lang voorbij zijn en dat je gewoon veilig over straat kan.
Maar die mensen lijken nu toch een beetje gelijk te krijgen. Begin september liep ik op mijn dooie gemak in de buurt van het Taksimplein toen er totale paniek uitbrak op straat. Iedereen begon te rennen en te gillen. Ook ik maakte mij als een speer uit de voeten. Zonder te weten waarvoor ik nu precies op de vlucht was geslagen, rende ik een zijstraat in waar ik hoopte dat het rustiger zou zijn.
Op elke straathoek stonden nu ineens ofwel demonstranten, ofwel een gevechtsklare eenheid van de oproerpolitie. Het liefst bleef ik bij beiden zover mogelijk uit de buurt, al leek dat onmogelijk op dat moment. Als klap op de vuurpijl hing er ineens een vreemde geur in de straten en merkte ik dat mijn neus begon te lopen. Traangas!
Ondanks de paniek leken veel Turken al gewend te zijn aan de situatie. De Turken zouden de Turken niet zijn als ze ook uit deze hectische toestanden geen munt zouden weten te slaan. Zo stond in alle tumult een man rustig mondkapjes te verkopen. Als onervaren nieuwkomer op het ‘gasfestival,’ zoals de receptioniste in mijn hostel de demonstraties relativerend benoemt, zocht ik op het moment dat ook mijn ogen begonnen te tranen de rust en veiligheid van een eettentje op. En ach ja, ik moest toch nog eten. Na een klein uurtje waagde ik mij terug de straat op. De rust was weer enigszins teruggekeerd en het traangas opgelost.
Dus misschien hebben die mensen die zeiden niet te willen wonen in Istanbul, toch wel een klein beetje gelijk. Maar dan wel met de nadruk op ‘een klein beetje.’ Want ik wil hier nog altijd graag blijven