Taalbeleid en de kwaliteit van de universiteit
De recente discussie over de ‘verengelsing’ aan de Nederlandse universiteiten lijkt sterk op een dialogue des sourds. Men lijkt elkaar niet te kunnen of willen begrijpen - of doet alsof - terwijl er aan het gebruik van het Engels in onderzoek en onderwijs wereldwijd, en dus ook in Nederland, zoveel vanzelfsprekendheden zitten.
De discussie over het gebruik van de Engelse taal wordt met wisselende intensiteit al wat langere tijd gevoerd aan onze universiteit. Recentelijk kwam er landelijk weer extra vuur in het debat door een oproep aan de overheid van vooral schrijvers en hoogleraren op het Nederlands aan de universiteiten te beschermen (Volkskrant 29 maart 2019). Door in toenemende mate onderwijs in het Engels aan te bieden, zouden universiteiten (en hogescholen – en als je doordenkt eigenlijk vrijwel alle onderwijsinstellingen in Nederland) hun maatschappelijke én culturele opdracht verwaarlozen. Wat daarmee precies bedoeld wordt, is voor mij niet helemaal helder. Volgens mij heeft de universiteit maar één kernopdracht en dat is voorbereiden van nieuwe generaties voor de toekomst, via kwalitatief zo hoogwaardig mogelijk onderwijs en onderzoek.
De voertaal van de alma mater is van vanaf haar oprichting in 1636 tot op zijn minst 1815 niet Nederlands geweest. Onze alumnus-historicus Sander van Walsum schijft in de Volkskrant van 29 maart dat het tot 1886 heel gebruikelijk was dat in colleges Latijn werd gesproken. Ook toen al leidde de universiteit niet alleen voor Nederland op, maar voor de hele wereld. Als je als universiteit daadwerkelijk de ambitie hebt om te werken aan een betere wereld (zie ons Strategisch Plan), dat je werkelijk een bijdrage wilt leveren aan de oplossing van de grote maatschappelijke problemen, dan weet je dat die problemen niet ophouden bij de landsgrenzen. En ook dat de allerbeste kennis, de allerbeste wetenschap nodig is om de grote vraagstukken op te kunnen lossen. Vandaar dat onderzoekers zich niets aantrekken van landsgrenzen en taalgrenzen. Ze zoeken elkaar op in internationale netwerken, waar nu eenmaal de lingua franca Engels is.
Ik wil er geen misverstand over laten bestaan. We zijn een trotse Nederlandse universiteit en het Nederlands wordt ook in het onderwijs gekoesterd en zal ook gekoesterd blijven worden. We zien in het gebruik van het Engels geen instrument om de kas extra te spekken via het aantrekken van veel buitenlandse niet-EU-studenten, of om ons ‘marktaandeel’ te vergroten met EU-studenten. De UU heeft al een aantal jaar geen groeiambitie. Als we Engels gebruiken in het onderwijs dan is dat vanwege het feit dat een meerwaarde heeft, met het oog op het behalen van een bepaalde kwaliteit. Dat weet ik ook uit eigen ervaring.
Natuurlijk geef ik mijn colleges over de Nederlandse Grondwet aan de studenten die in de Nederlandse rechtspraktijk gaan werken in het Nederlands. Maar even vanzelfsprekend vind ik het dat ik in de cursus Methodology of Comparative Law in de Legal Research Master het Engels gebruik. Waarom? Allereerst omdat methodologisch onderzoek geheel internationaal is en omdat vrijwel al het materiaal in het Engels is. Maar ook omdat voor een goed begrip van buitenlandse stelsels het van het allergrootste belang is dat je iets begrijpt van de historische, sociale en culturele context van een land. En wat heeft het een meerwaarde als je studenten uit de Verenigde Staten, Verenigd Koninkrijk, Italië, Frankrijk, Duitsland, Brazilië, China, Mexico, Zuid-Afrika, etc. in je groep hebt zitten. Dan besef je pas wat de geweldige meerwaarde is van ‘een international classroom’. Criticasters die stellen dat we die meerwaarde aan een universiteit moeten onderzoeken, hebben gelijk. We gaan voor evidence based onderwijsinnovatie. Mensen die stellen dat je moet opletten dat docenten en studenten het Engels wel voldoende machtig zijn om op niveau informatie uit te wisselen, hebben ook een punt. Maar mijn ervaring is dat veel studenten en docenten het Engels uitstekend beheersen. Voor mensen voor wie dat (nog) niet geldt, hebben we een goed cursusaanbod.
Het taalbeleid van de Universiteit Utrecht stelt de vraag naar de ‘meerwaarde’ ook centraal. Daarbij gaan we ervan uit dat het onderwijs in de bachelor in beginsel in het Nederlands wordt gegeven en het onderwijs in de master in beginsel in het Engels, tenzij het gebruik van de andere taal een duidelijke meerwaarde heeft, bijvoorbeeld omdat een masteropleiding nadrukkelijk opleidt voor een Nederlandse beroepspraktijk. Waarom is het onderwijs in de masters veelal in het Engels? Dat heeft alles te maken met het feit dat de masters veelal nog meer gericht zijn op onderzoek en de daarbij behorende beroepspraktijk, die nu eenmaal sterk internationaal is, maar die dus zeker niet uitsluit dat afgestudeerden in Nederland aan de slag gaan.
Natuurlijk zijn er ook Engelstalige vakken in de bachelor, en zelfs compleet Engelstalige opleidingen, juist vanuit die meerwaardegedachte. Denk aan een inherent internationaal georiënteerde opleiding als Global Sustainability Science. Verder hebben we natuurlijk ook onze bachelorstudenten goed voor te bereiden op een eventuele Engelstalige master. Vandaar dat er sommige faculteiten Engelstalige minoren of cursussen als Academic English. Veel van dit soort zaken zijn terug te vinden in onze Gedragscode Voertaal Onderwijs (pdf). Daarin staat ook dat het vooral de opleidingscommissies en de faculteitsraden zijn, die het taalbeleid hebben te bewaken. Het is zaak dat we hier scherp op letten.
Kortom, ik zie het Nederlands aan onze universiteit helemaal niet als bedreigd. Dat we ook veel Engels gebruiken is louter een noodzakelijk gevolg van onze ambitie om een universiteit van wereldfaam te zijn en te blijven, én om onze studenten optimaal voor te bereiden op hun toekomst, die in Nederland, maar ook net zo goed in de rest van de wereld kan liggen.
Om met Gerard Reve te spreken: “it has not gone unnoticed” (in een prachtige, beeld verrijkende, vertaling van Sam Garrett, terwijl de originele Nederlandse versie van De avonden niet genoeg herlezen kan worden). De discussie over het taalbeleid aan de Nederlandse universiteiten zal nog wel een tijdje voortduren. Mijn hoop is dat die discussie vooral wordt gestuurd door de kernopdracht van de universiteit, het realiseren van de best mogelijke kwaliteit in onderwijs en onderzoek met het oog op (het opleiden van) toekomstige generaties.