Top 5 fraude-ergernissen
De discussie over de frauderende wetenschapper laaide de afgelopen weken hoog op. Marian Joëls zette haar top 5 van ergernissen rond de zaak Stapel op een rijtje. Van gretig scorende wetenschappelijke tijdschriften tot simpele boodschappen in de media.
Vooruit, als iedereen erover schrijft en een mening heeft, dan besteed ik er ook maar een column aan: de frauderende wetenschapper.
Laat ik het maar meteen bekennen: ik heb Diederik Stapel een paar keer ontmoet. Dat is al genoeg om verdenking op je te laden tegenwoordig, want waar je mee omgaat daar raak je mee besmet. Het leek me een aardige jongen, opgewekt, altijd vol creatieve ideeën. Maar creativiteit is niet hetzelfde als fantasie, zo blijkt nu maar weer eens. In een theasurus kun je de twee begrippen misschien onder hetzelfde lemma terugvinden, maar er zit een duidelijke scheidslijn tussen; de afgrond van wetenschappelijke fraude.
Tot zover weinig nieuws, dit soort columns hebben al in iedere krant en blog gestaan. Daarom wil ik nu eens, zo vlak voor de jaarwisseling, iets anders naar voren brengen: mijn top-vijf ergernissen rond deze zaak.
1. De gretigheid waarmee het vakgebied en de wetenschappelijke tijdschriften willen scoren, ter meerdere glorie van zichzelf. Het onderwerp kan niet gek genoeg zijn: als het verkoopt, is het van harte welkom bij onze toptijdschriften en de subsidieverstrekkers. Neuspeuteraars lopen minder risico op depressie? Mensen die met het verkeerde been uit bed stappen (links in geval van rechtshandigen) maken overdag minder adequate beslissingen? Mannen die biljarten hebben vaker last van haaruitval? U roept het maar, als het een editorial kan opleveren is het van harte welkom. Die grijze-muizen wetenschap waarmee iemand na tien jaar zwoegen eindelijk een volledig systeem heeft ontrafeld reflecteert misschien veel vlijt en volharding, maar het is niet erg sexy. Dat is wetenschap 2012.
2. De publieke verontwaardiging die gecomprimeerd tot een simpele boodschap in de media terecht komt: wetenschap is knoeiwerk. Dat dit soort flagrante fantasie-wetenschap een grote uitzondering is kan niet vaak genoeg herhaald worden. Juist als wetenschappers stellig zijn in hun boodschap is wantrouwen gepast. Wetenschap is niet eenvoudig, de uitkomsten zijn niet simpel, vaak blijft er onzekerheid over de bevindingen…we kunnen niet genoeg herhalen hoe wetenschap echt in elkaar zit, met alle mitsen en maren.
3. De vermoorde onschuld van de wetenschappers zelf. “Nee, op een leugentje kunt u ons nooit betrappen, wij zijn goudeerlijk en zelfreinigend”. Ik weet het niet, er is een enorm grijs gebied. De meest onschuldige vorm is het ‘typical example’ in een figuur, waarvan iedereen inclusief de onderzoeker zelf weet dat het om het allerfraaiste voorbeeld gaat; die uitzonderlijke keer dat er niets mis ging en het effect superduidelijk te zien was. Tijdschriften en reviewers eisen dat van ons, dus als je je artikel geaccepteerd wilt krijgen doe je er aan mee. Het is relatief onschuldig, je laat alleen maar iedereen geloven dat in jouw wetenschapsland de zon altijd schijnt en iedereen blinkend witte tanden heeft, maar het is de eerste stap op een glibberig pad. Kortom, laten we dit soort onzin niet meer van elkaar eisen.
4. Het wetenschappelijk klimaat van louter excelleren. Voor iedere grant moet de aanvrager tegenwoordig niet alleen vermelden in welk tijdschrift hij of zij publiceert, maar ook wat de impact-factor van dat tijdschrift is en hoe vaak het artikel al is aangehaald. Door en door degelijke vaktijdschriften doen het in die hitparade niet zo best, zonder de ‘top-bladen’ kun je het wel vergeten. Voordat je het weet wordt je werk bestempeld als ‘very good’, wat in mijn vocabulaire nog altijd heel goed betekent maar zo langzamerhand is gedevalueerd tot ‘unfundable’, omdat er ook nog categorieën als excellent, outstanding of exemplary zijn. Laten we gewoon weer eens kijken wat het werk inhoudt en ons minder laten leiden door lijstjes die er niet toe doen.
5. En dan mijn laatste ergernis: de ongekende onbeschaamdheid waarmee de fraudeur zijn gedachten op papier zet en vlak voor Sinterklaas en Kerst in de verkoop brengt, inclusief een gratis reclamespot tijdens het Journaal. Dit verheft deze zaak vol verzonnen resultaten en intimidatie van kritisch denkenden definitief tot de buitencategorie in het knoeiwerk. Je zou verwachten dat de onderzoeker zich de komende tijd in het kleinste muizenholletje van de wereld terugtrekt, maar niets is minder waar: geen podium is hem te groot. Heel curieus.
Zo, lekker, dat ben ik weer even kwijt. Nu maar weer gewoon aan de slag!