Ondanks kritiek toch publiceren

Vroedvrouwen van de wetenschap

Wetenschappers klagen graag over de tijdschriften waarin ze publiceren. Als je sommige van mijn collega’s mag geloven, zijn deze tijdschriften de bron van bijna alle wetenschappelijke problemen. Ze zijn extreem traag met reageren en publiceren, ze vragen woekerprijzen en doen aan uitbuiting van zowel peer-reviewers als onderzoekers. Toch blijven dezelfde collega’s trouw gebruikmaken van de diensten die ze zo fel bekritiseren. Dit komt op mij paradoxaal over, maar blijkbaar ben ik in de minderheid.

Dat collega's de tijdschriften trouw blijven komt doordat ze een belangrijke rol vervullen. Ze hebben een reputatie die ze zorgvuldig hebben opgebouwd door het peer-reviewproces te faciliteren, copy te redigeren, de opmaak te verzorgen en artikelen te archiveren. Die reputatie helpt lezers en onderzoekers om de kwaliteit en relevantie van artikelen te beoordelen. Dit is geen triviaal proces. De waarde van een tijdschrift hangt immers samen met hoe betrouwbaar en invloedrijk het wordt geacht. In een wereld waarin informatie overvloedig is, wordt reputatie een initiële indicator voor kwaliteit. Het is die reputatie die voor veel tijdschriften een vorm van eigendom vertegenwoordigt, opgebouwd door jarenlang zorgvuldig werk en selectieve publicatie.

Veel wetenschappers nemen aan dat tijdschriften zich niet kunnen onderscheiden op basis van kwaliteit. Het lijkt alsof tijdschriften worden gezien als ondergewaardeerde vroedvrouwen: aanwezig bij het geboorteproces van wetenschappelijke publicaties, maar zonder enige toegevoegde waarde. Dit is echter een misvatting. Net zoals vroedvrouwen verschillend waardevol kunnen zijn – de een is simpelweg beter dan de ander – geldt dat ook voor tijdschriften. En net zoals vroedvrouwen een actieve rol spelen bij de bevalling, zijn tijdschriften geen passieve deelnemers aan het publicatieproces, maar spelen een actieve en belangrijke rol in de selectie en evaluatie van onderzoek. De reputatie van een tijdschrift is daarom niet slechts een gevolg van willekeurige factoren, maar een gevolg van de keuzes en kwaliteiten van de editors.

In ruil voor bovengenoemde diensten en het gebruik van hun reputatie ontvangen tijdschriften natuurlijk geld. Vroeger gebeurde dit voornamelijk via abonnementen. Universiteitsbibliotheken namen abonnementen op tijdschriften, zodat studenten en medewerkers toegang hadden tot de inhoud. Tegenwoordig wordt dit model echter steeds meer losgelaten, onder druk van overheden die zich achter de open-accessbeweging hebben geschaard. Tijdschriften zien zich gedwongen om andere manieren te vinden om inkomsten te genereren, zoals het vragen van zogenaamde Article Processing Charges (APCs) – vergoedingen die wetenschappers moeten betalen om hun werk te laten publiceren. De normale incentivestructuur is nu verpest – naast reputatieoverwegingen hebben tijdschriften nu ook een prikkel om zo veel mogelijk te publiceren. Ze krijgen immers voor elke publicatie betaald. 

Wat veel wetenschappers niet inzien, is dat de hogere prijzen van toptijdschriften voor abonnementen of APCs een weerspiegeling zijn van de waarde van het tijdschrift. Natuurlijk is het mogelijk om kritiek te hebben op individuele uitgevers, tijdschriften en hun beleid. Mijn eigen frustratie rondom positieve publicatiebias leidde ertoe dat ik in 2018 samen met enkele medestudenten besloot zelf een tijdschrift op te richten. Ook hebben we andere manieren tot onze beschikking om kwaliteit te beoordelen dan reputatie. De vraag is dus of individuele wetenschappers bereid zijn een deel van hun onderzoeksgeld uit te geven voor de legitieme diensten die wetenschappelijke uitgevers leveren. Is het antwoord nee, dan kunnen ze hun eigen tijdschriften beginnen, van andere tijdschriften gebruik maken of nieuwe manieren vinden om hun onderzoeksresultaten te verspreiden. Oftewel: Put your money where your mouth is. 

Advertentie