Vrouwen krijgen geen gelijke kansen in de wetenschap

Mannen krijgen bij gelijke prestaties nog altijd betere beoordelingen, meer geld, meer citaties, meer status en erkenning, Ingrid Robeyns denkt dat vooral impliciete oordelen de oorzaak zijn van de ongelijkheid tussen man en vrouw.

Vandaag 8 maart is internationale vrouwendag. Omdat op die jaarlijks terugkerende dag de vraag naar de positie van vrouwen in de samenleving centraal staat, en omdat de universiteit deel uitmaakt van de samenleving, is 8 maart een bij uitstek geschikte dag om ons af te vragen: hoe zit het nu met ‘the women’s question’ op de universiteit?

Vaak ligt de focus in deze debatten op het lage percentage vrouwen aan de top – de hoogleraren. Ook NRC besteedde er afgelopen weekend nog een artikel aan. Maar de genderkwestie in de wetenschap speelt op alle niveaus.

In 2013 geleden gaf ik aan de KULeuven een lezing over de vraag of vrouwen in de wetenschap gelijke kansen krijgen. Die vraag is belangrijk, omdat gelijke kansen een ideaal zijn waar iedereen het over eens is. Het aanpakken van ‘ondervertegenwoordiging’ is meer omstreden. Want, zo stellen de sceptici, wat als ondervertegenwoordiging veroorzaakt wordt door andere interesses of keuzes tegen een achtergrond van gelijke kansen? Is er dan wel een probleem dat we moeten aanpakken, of enkel een uitkomst die sommigen niet zint?

Het is daarom in dit debat belangrijk om te beginnen met de vraag naar gelijke kansen, omdat iedereen (op enkele dogmatici na) vinden dat vrouwen gelijke kansen moeten krijgen in de samenleving – ook in de wetenschap. Gelukkig is dit een vraag die wetenschappelijk te onderzoeken valt. Dus begin 2013 harkte ik de empirische studies bij elkaar en structureerde die in een normatieve evaluatie. Helaas was mijn conclusie op basis van het onderzoek dat ik toen gelezen had eenduidig: neen, vrouwen krijgen geen gelijke kansen in de wetenschap.

Dat heeft allerlei oorzaken – maar vermoedelijk is impliciete bias in de wetenschap de belangrijkste oorzaak. Dat is het fenomeen dat mannen in contexten die maatschappelijke gecodeerd zijn als ‘mannelijk’ (en dat geldt zo voor wetenschap) bij dezelfde prestaties beter beoordeeld worden dan vrouwen. Mannen krijgen bij gelijke prestaties betere beoordelingen, meer geld, meer citaties, meer status en erkenning, en meer van alle andere begerenswaardige ‘goederen’ die de academie verdeelt. Een soort van impliciete positieve discriminatie voor mannen dus.

Overigens werkt impliciete discriminatie tegen mannen in situaties die maatschappelijk gecodeerd zijn als ‘vrouwelijk’, zoals de discriminatie die mannen ondervinden die graag als oppasser zouden willen werken. Maar in de wetenschap lijkt impliciete bias toch vooral (misschien wel uitsluitend) ten nadele van vrouwen te werken. En nog een feit dat al velen verrast heeft: zowel mannen als vrouwen hebben impliciete biases in hun oordelen. Dus ook vrouwen benadelen andere vrouwen in de wetenschap.

De studies zijn helder, en toch valt me op dat veel wetenschappers niet overtuigd zijn dat er een probleem is. Ze erkennen dat er ondervertegenwoordiging is, maar ontkennen dat er geen gelijke kansen zouden zijn. Dat is verrassend, omdat wetenschappers professioneel gezien altijd elke hypothese zouden moeten onderzoeken en niet enkel op anekdotische informatie of hun gut-feelings zouden moeten afgaan.

 Er lopen echter legio wetenschappers rond die denken dat discriminatie tegen vrouwen in de wetenschap al lang is omgeslagen in positieve discriminatie ten gunste van vrouwen; ik heb echter nog geen enkele studie gezien die dat aantoont (maar hoor het graag als lezers dergelijke studies kennen). Iedereen kent wel een verhaal van hoe een opmerking gemaakt werd bij een vrouwelijke kandidaat in een sollicitatiecommissie, dat het toch goed zou zijn als er eens een vrouw benoemd werd, en vanuit die opmerking wordt dan geëxtrapoleerd als zouden heel veel vrouwelijke docenten, UHDs en hoogleraren hun baan te danken hebben aan hun sekse.

Dat in de realiteit mannen decennia lang expliciet, en als we het wetenschappelijk onderzoek mogelijk geloven vandaag de dag nog steeds impliciet, hun positieve beoordelingen deels te danken hebben aan hun sekse, hoor je zelden iemand zeggen. Het komt niet eens bij ons op, dat te denken – dankzij de impliciete bias waar we allen last van hebben.

Een bijkomend probleem is dat wetenschappers doorgaans sterk vertrouwen op hun eigen rationele oordeelsvermogen. En daar loopt het mis. Onze professionele kwaliteiten – helder en rationeel kunnen denken – creëren een zelfbeeld wat ons verhindert om te erkennen dat ook ons denken door sociaal-culturele denkpatronen beïnvloed wordt. En het is erg lastig dit bespreekbaar te maken, omdat het op de departementale werkvloeren zelden een agendapunt is, en omdat het heel gemakkelijk gepercipieerd wordt als het beschuldigen van collega’s – en iedereen houdt graag de professionele relaties goed.

Dus het belangrijkste is dan maar om te proberen vanuit een derde-persoonsperspectief te blijven schrijven en spreken over het feit dat het er toch heel sterk op lijkt, dat vrouwen in de wetenschap nog steeds geen gelijke kansen hebben. Maar we hoeven niet bij de pakken te blijven zitten. In 2013 sloot ik mijn lezing af met 17 aanbevelingen (weliswaar ingekaderd in de Vlaamse context) wat wetenschappers en bestuurders van universiteiten zouden kunnen doen. Wie nog meer goede ideeën heeft, wordt vooral uitgenodigd die te delen.

 

Diversiteitsblog
Te wit, te Nederlands, te westers, te mannelijk, te elitair, kortom: te ‘ons soort mensen’. Hoe kan de universiteit dat veranderen? Klik hier voor meer verhalen over internationalisering, emancipatie, inclusie en politieke correctheid.

Advertentie