Van jongerentaal naar corporate taal

Wat is een BiLa? En Intranet?

Kantoorsituatie, foto Pixabay
Foto Pixabay

In september begon ik aan een van de laatste, maar zeker niet het minste deel van mijn bachelor: stagelopen. Ik had er enorm veel zin in en voelde me vrij goed voorbereid op het leven van een stagiair. Ik had zin in ritme, een nieuwe uitdaging en zien of een baantje dat ik voor ogen had ook echt bij mij past. 

Er bleek echter een groot struikelblok op mijn stagepad te liggen. De grootste verandering van het studentenleven naar het beruchte stageleven was niet de plotselinge switch naar 9:00 tot 17:00. Het was ook niet de prestatiedruk die sommige stagiairs kunnen voelen. Mijn grootste struikelblok bleek het taalgebruik.

Wat is in vredesnaam een “KPI”? Wat is een “BiLa”? Wat staat er in “de jaarplannen”? Wat doe je als je op de afdeling “digitaal” werkt? Wat betekenen al die namen die genoemd worden? “PO-meetings?”. "Intranet"? Is dat een website? Ik schrok me dood van de mate waarin ik de ‘corporate’ taal niet beheerste. De medewerkers lijken geen enkel probleem te hebben met deze taal. De termen die gebruikt worden zijn deel van hun alledaagse taalgebruik en toen ze me uitnodigden om de eerste bila in te plannen, knikte ik volmondig ja. Na wat speurwerk ontdekte ik dat dit een afkorting is voor een zogenoemd bilateraal overleg. Maar wat is een bilateraal overleg? Een woordenboek met corporate jargon was van pas gekomen in mijn welkomstpakketje. 

Ik denk dat dit fenomeen vrij herkenbaar is voor de beginnende stagiair, maar wat ik niet had verwacht, was dat mijn stagebegeleider ook opmerkingen had over mijn taal. Ik spreek blijkbaar een bepaalde ‘jongerentaal’. 

“Bizar” is een van mijn meest gebruikte bijvoeglijke naamwoorden of bijwoorden is, ook in situaties waarin het woord “bizar” bizar ongepast is. “Letterlijk” gebruik ik vaak in een zin, waarbij het woord “letterlijk” niet “letterlijk” genomen moet worden. “Oprecht” gebruik ik schijnbaar als krachtpatser, “ik weet echt oprecht niet waarom ik die mail niet heb gezien”. 

Als kritiekpunt op mijn verslagen krijg ik terug dat ik concepten meer moet toelichten of het proces erachter moet beschrijven. Dit uit zich nu in vaak in een veel te uitgebreid verhaal of of te uitgebreide vragen aan mijn stage collega’s. "Wat wil je nu eigenlijk vragen?”,  werd mij dan ook meermaals gevraagd in de eerste weken. 

Op dit moment leer ik dus de nieuwe taal ‘corporate’ spreken. Een kind leert een taal door er in ondergedompeld te worden en dat is precies wat ik nu probeer te doen. Een nieuwe taal leer je niet van de ene op de andere dag, maar stukje bij beetje ontcijfer ik de corporate language steeds meer, als een kind dat kijkt en luistert naar haar ouders. Maar hier en daar klinkt mijn ‘jongvolwassen’ moedertaal er nog in door. Ik betrap mezelf op het uitkramen van zinnen als: “Ik heb gisteren oprecht letterlijk na de po-meeting mijn eerste bila gehad en had geen moment pauze, bizar”. Mijn opa kijkt me een beetje vreemd aan en knikt dan instemmend: “Wat goed van je.” 

Advertentie