Werk maken van professioneel handelen
"Wat maken jullie eigenlijk?" De vraag komt van een ontwerper van de Design Academy uit Eindhoven. Hij stelt zijn vraag aan ons, docenten en onderzoekers van Bestuurs- & Organisatiewetenschap. “Wij maken ideeën”, antwoordt een collega. “Dat is anders dan wij”, reageert de ontwerper vervolgens, "want wij maken tastbare dingen.”
Het gesprek vond vorige week plaats in één van de onderwijsruimtes van USBO. Samen met de ontwerper en zijn team zijn we in een traject om een onderwijszaal her in te richten tot experimentele ruimte voor onderwijs en onderzoek. Het accent komt te liggen op ‘maken’ en ‘ontwerpen’.
Wij leiden studenten op om straks een professionele rol te vervullen in het besturen en organiseren van maatschappelijke vraagstukken. Waarom zou ‘maken’ relevant zijn voor toeleiding naar hun toekomstige rol? Omdat het proces van ‘maken’ op een andere dan uitsluitend cognitieve manier het lerend vermogen ontwikkelt.
Bij kleine kinderen vinden we het heel vanzelfsprekend, en zelfs nodig, dat leren gepaard gaat met ruiken, voelen, proeven. Leren doe je met al je zintuigen. Maar naarmate de kinderen ouder worden is de norm (of misschien wel mythe) dat leren uitsluitend van de geest is, een mentaal proces. Niet aankomen! Professioneel handelen, zeggen sommigen, gaat toch juist over ’vuile handen’ maken, en met je ‘poten in de klei’ staan? De metaforen gaan over het zintuiglijke en de ‘echte’ wereld. Van onze studenten wordt straks gevraagd praktisch te oordelen over levensechte situaties en mensen-met-gezichten en daarnaar te handelen. Ook als adviseur, manager of beleidsmaker hebben zij vermogens nodig zoals empathie, openheid, en het vermogen om een vraagstuk of situatie vanuit meerdere perspectieven te bezien. En ook het vermogen om kennis aan te wenden om je praktisch en concreet te verhouden tot de werkelijkheid.
Hoe leiden we studenten daar in ons universitair onderwijs voor op? Jazeker, (afstudeer)onderzoek doen en daarover een verslag of scriptie schrijven vraagt van studenten ook creativiteit, intuïtie en oordeelsvermogen. Het is een vorm van ‘maken’ dat het verbale en visuele aanspreekt. Goed. En daarnaast zijn er tal van mogelijkheden van ‘maken’ die een beroep doen op andere zintuigen.
In de literatuur over management, leiderschap en professionals tref je zogenoemde ‘arts-based’ vormen van ‘sensuous learning’ aan (lees bijvoorbeeld Tyler & Ladkin, 2009). Dan kun je denken aan het bouwen van objecten, het spelen van theater, het maken van collages. Maken, zo is de gedachte, brengt je letterlijk in aanraking met de fysieke, materiele wereld van dingen en lichamen. Je leert de weerbarstigheid ervan kennen door deze te ervaren. Door het ‘maken’ cultiveer je vermogens die nodig zijn om als professional praktisch te handelen. En bovendien, als we organisatiewetenschapper Dimitris Papadopoulos (2014) van de Universiteit van Leicester mogen geloven, dan staan er over een aantal jaren de nieuwe studenten van Generation M. voor de deuren van de universiteit. De generatie van Makers: “Language, information and the virtual space were distinctive features of the previous generation. Craft, matter and the fusion of the digital and the material are defining generation M., the first generation of the 21st century” (p.639).
Dus, daarom: laten we haast maken met het nieuw inrichten van onze experimentele onderwijszaal tot een plaats waar we samen met studenten werk kunnen maken van professioneel handelen.
Bronnen: Taylor, S. S., & Ladkin, D. (2009). Understanding arts-based methods in managerial development. Academy of Management Learning & Education, 8(1), 55-69.
Papadopoulos, D. (2014). Generation M. Matter, Makers, Microbiomes::Compost for Gaia. Teknokultura: Journal of Digital Culture and Social Movements, 11(3), 637-645.