Willen we meer of minder publicaties?

Elke keer zijn er weer andere eisen waaraan wetenschappers moeten voldoen. En de wetenschapper past zich aan, want die wil geld voor onderzoek. Leuke stof voor een sociologisch onderzoek, vindt Marian Joëls.

Onlangs heeft minister Bussemaker het herziene Standaard Evaluation Protocol (SEP) aangeboden aan de Tweede Kamer. Meest opvallende veranderingen ten opzichte van de vorige versie zijn de grotere aandacht voor maatschappelijke relevantie van het onderzoek en het vervallen van ‘productiviteit’ als zelfstandig criterium.

Dit is een interessante ontwikkeling. Ik kan me zo voorstellen dat een socioloog over twintig jaar kan promoveren op de weerspiegeling van maatschappelijke bewegingen in de wijze waarop wetenschap gedurende de afgelopen honderd jaar is beoordeeld. Kon vijftig jaar geleden wetenschap niet verheven genoeg zijn, tegenwoordig wordt hier anders over gedacht. De professor met een wilde haarbos die op een armetierig kamertje formules op een papiertje krabbelt is net zo uit de tijd als de verstelnaaister die oude kleren aanpast voor hergebruik. Samen met maatschappelijke partners tot ontdekkingen komen, liefst ontdekkingen die meteen tot nut van de maatschappij zijn, dat is wat nu en vogue is.

Niets adaptiever dan de wetenschapper uiteraard, dus iedereen die zijn of haar onderzoek een maatschappelijke wending kan geven heeft het roer inmiddels al omgegooid. We go where the money is. NWO en ZonMW hebben de formulieren snel aangepast; in iedere aanvraag zit een rubriek waarin de toepassingshorizon moet worden geschetst en wie dat niet serieus neemt verdwijnt in de hoek van de afgewezen projecten, dus wij, wetenschappers, kijken wel beter uit. Ben ik tegen het toetsen van maatschappelijke relevantie van onderzoek? Nee. Ben ik tegen teveel accent daarop? Ja. En met mij velen.

Waarom smullen wij anders zo van het levensverhaal van Grigori Perelman, de Russische wiskundige die het vermoeden van Poincaré uitwerkte? Deze geleerde met wilde haardos woont op een kamertje bij zijn moeder en krabbelt daar formules op een papiertje. De miljoen dollar die het Clay Mathematics Institute over had voor zijn maatschappelijk niet direct relevante bewijs heeft hij geweigerd, omdat hij vond dat de prijs niet alleen hem toekwam.

Nu de productiviteit. Willen wij meer of minder publicaties en citaties, om het maar eens eigentijds te stellen. De onderzoekers die jarenlang aan één publicatie zitten te wriemelen, net zolang tot hun meesterwerkje in een toptijdschrift verschijnt, willen uiteraard minder. Daarmee wordt hun lage productie en (vaak ook) het lage aantal citaties eindelijk officieel gesanctioneerd. De ‘verdelers’ onder de wetenschappers, die al jaren hun werk over het grootst aantal minimaal publiceerbare eenheden verstrooien, zijn minder blij. Het gebrek aan substantie van al die keuteltjes wordt nu akelig duidelijk. Onderzoekers die veel én goed publiceren maakt het niet uit: hun werk doorstaat iedere toets der kritiek, tegen welke SEP-versie het ook wordt afgezet. Meer of minder is irrelevant: we willen beter.

Het zal interessant worden om te zien welke koers de universiteiten gaan varen. Gaan we massaal meedoen aan de race om de enkele Nature-publicatie? De overspannen uitwassen daarvan hebben we in sommige vakgebieden al kunnen ervaren en met name de desastreuse invloed die deze race op junior onderzoekers heeft. Productiviteit is veel eenvoudiger te meten dan kwaliteit: hoe bepalen we eigenlijk wat er écht toe doet in de wetenschap, wat beklijft en een daadwerkelijke bijdrage is?

Stappen we bijvoorbeeld ook af van de productiviteitseisen die voor proefschriften gelden en kan iemand ook op één echte doorbraak promoveren? Het is goed om tot de essentie van de wetenschap terug te keren. Nu moeten we het er alleen nog over eens worden hoe die essentie betrouwbaar bepaald kan worden. Op zich is dat niet zo moeilijk, want de tijd zal het leren. Maar we hebben haast, in het Standaard Evaluatie Protocol is zes jaar de termijn; in veel vakgebieden -vooral als er niet heel veel mensen in werken- te kort om de duurzaamheid van vondsten te beoordelen. Wij bouwen intussen voort aan materiaal voor ons boeiende sociologische proefschrift. 

Advertentie