‘Ik heb een e-mailprobleem’
Even mijn mail checken. Iedereen kent het, maar voor campuscolumnist Ruud Schotting is het een echt probleem geworden. De grens tussen privé en werk is niet meer te trekken.
Laat ik maar gelijk met de deur in huis vallen: ik heb een e-mail probleem! En niet zo’n klein beetje ook! Mijn hele leven, academisch en privé wordt er door beheerst. Ieder moment van de dag, avond en zelfs soms in de nacht denk ik: ‘Even mijn e-mail checken…’ En dat doe ik dan in de trein, in de bus, op mijn UU kantoor, in mijn studeerkamer, op straat, op de WC, in bad, waar eigenlijk niet? Als ik dan Solismail open ben ik altijd licht nerveus. Wat zal ik aantreffen, wat moet ik nu weer doen en hoeveel nieuwe e-mails zullen er zijn? Geloof me, het zijn er altijd veel en vrijwel altijd wordt er iets van mij verwacht.
Zo rond twaalf uur ’s avonds hebben wij de merkwaardige gewoonte om naar bed te gaan. Dan zeg ik tegen mijn vrouw: ‘Ik kom zo, ik kijk nog heel even naar mijn mail’. En jawel hoor: daar zijn ze weer! Twee verzoeken om referentie brieven (haast bij), of ik de studiewijzers nou eindelijk eens een keer opstuur (shit vergeten!), of ik de datumprikker wil invullen voor een vergadering, of ik in een promotie commissie wil optreden, of ik een lezing wil geven, of ik de cijfers van het tentamen al heb en wanneer die nou eindelijk eens op Osiris staan, of ik een BSc scriptie wil begeleiden, of ik onderwerp weet voor een Master stage in een hydrologisch bedrijf, of ik een afspraak met een student wil maken omdat er problemen zijn met het afstudeerproject, wanneer ik nou eindelijk eens reageer op die vorige mail (Welke mail?? Geen flauw idee, maar goed),waar de nieuwe column blijft, etc.
Een kleine bloemlezing uit wat ik zoal gemiddeld aantref. En dan komt om twee uur ’s nachts mijn slaperige geliefde met de volgende vraag: ‘Wat ben je nou weer aan het doen?’ ‘Oh, gewoon, even mijn e-mail checken’, is dan mijn standaard antwoord. ‘Zitten heel belangrijke dingen bij, en daar moet ik dus echt even wat mee, ik kom zo hoor!’ Tja.
Een collega van mij, geofysicus Douwe H. zag ik op Facebook een interessant statement maken: ‘Last-day-before-holiday-day today. If you have something to say, say it now, or wait till August. In the meantime, I won't exist.’ Dat vond ik een briljant idee: een tijdje niet bestaan!
We gingen weer op vakantie naar ons favoriete eilandje in Griekenland, Poros. Mijn vrouw zei: ‘Laat je laptop nou eens thuis, anders ga je weer iedere dag uren lang in de keuken naar dat ding zitten kijken’. Dat ging me te ver, maar ik besloot toch een week lang mijn mail niet te bekijken en mijn mobiel niet aan te zetten. Ik moet zeggen dat ik na een paar dagen al behoorlijk onrustig werd.
Op de zevende dag zaten we ontspannen te eten met onze Griekse vrienden op een prachtig terras aan het haventje van Poros Island. Het moet tien uur ’s avonds geweest zijn. Al zeven dagen geen e-mail bekeken en geen mobiel aangezet, een heuse overwinning, maar ook wel een kwelling. Plots ging de mobiel van mijn Griekse vriend. Die werd gebeld door zijn neef die bij ons in Utrecht aan het promoveren is en die neef was weer verzocht door onze secretaresse om op de een of andere manier contact met me te zoeken.
Terwijl mijn Griekse vriend zorgelijk naar mij keek brabbelde hij wat in het voor mij onverstaanbare Grieks. En toen kwam het: ‘Ruud, you should immediately check your e-mail. There is a serious problem. I do not know what, but it sounds very alarming!’.
Ik verstijfde, mijn ademhaling stokte en het zweet brak me uit, wat overigens niet zo ingewikkeld is als het 36 graden Celsius is. Ik was in paniek en was het liefst opgestaan om in looppas naar het appartement te vertrekken om in de keuken mijn e-mail te checken. Maar dat ging natuurlijk niet. Nee, we zaten midden in een heel gezellig diner en mijn vrouw siste: ‘Waag het niet om nu weg te gaan…!’ Nog twee uur bracht ik ‘gezellig’ op het terras door, piekerend over wat er in godsnaam aan de hand zou kunnen zijn. Zie je wel, een weekje tijdens je vakantie niet bestaan kan helemaal niet!
Eenmaal in het appartement opende ik met bonzend hart en het zweet op mijn rug na zeven e-mail loze dagen dan toch eindelijk weer Solismail. Maar liefst 139 nieuwe e-mails lachten mij vrolijk toe. Koortsachtig zocht ik naar de doom e-mail, de e-mail die niet kon wachten, de e-mail die mijn leven waarschijnlijk voor goed zou veranderen. En jawel hoor, daar was ie dan: met een rood uitroepteken en het woord ‘Urgent’ als subject. Er bleek een brief van de Stichting Toegepaste Wetenschappen (STW) binnengekomen te zijn in verband met een onderzoeksproject dat we ingediend hadden. Of we binnen vier weken een weerwoord wilden sturen op het commentaar van de internationale referenten.
‘Is dat alles’ dacht ik! Ik ben nog een week in Griekenland en heb dan nog twee weken de tijd om dit te regelen… Helemaal niets aan de hand! Ik schonk opgelucht nog maar een glaasje witte wijn in en begon te wieden in de overige 138 e-mails.
Om half vier ’s nachts kwam mijn vrouw (woedend) vragen waar ik nu in godsnaam weer mee bezig was. ‘We zijn toch op vakantie! Dit slaat toch helemaal nergens meer op! Het hele jaar word jij geregeerd door e-mails en je mobiel. Nu zijn we @#$%! twee weken met vakantie en zit jij tot half vier in de nacht in de keuken naar dat scherm te staren. Je had het me toch beloofd: geen e-mail en geen mobiel’. Zoals altijd had ze volkomen gelijk. Maar terwijl ze dat zei dacht ik: ‘Straks toch ook maar even mijn voicemails beluisteren… Je weet maar nooit!’
Soms verlang ik terug naar het tijdperk van de vulpen en de brieven. Ik ben dol op vulpennen. Dat is in de psychiatrie een bekend ziektebeeld: een vulpen zien en die dan ook gelijk kopen. Een vaak terugkerend ritueel bij ons thuis is: ‘Wat heb je nu weer gekocht?’. En dan antwoord ik luchtig, ‘Oh, gewoon, een vulpen’. ‘Ja, dat zie ik ook wel! Maar wat moet je er mee? Je hebt er al twintig.’ Een scherp observatievermogen kan haar niet ontzegd worden. Met een vulpen kan je een brief schrijven op prachtig papier en die dan in een mooie enveloppe stoppen. Daar schrijf je dan het adres op en plak je een postzegel op. En die gaat dan op de bus en dan verdwijnt je brief in de mysterieuze wereld van TNT, PostNL, Sandd, Netwerk VSP, of weet ik veel. En die bezorgen (prachtig woord!) dan je brief. Een brief heeft iets speciaals. Daar moet je echt moeite voor doen. En dat mag ik wel. Dat er een drempeltje genomen moet worden. Je gaat niet zomaar aan iemand een brief schrijven, nee daar moet je een goede reden voor hebben en moet je echt voor gaan zitten (met je vulpen of desnoods Word). Maar een e-mail is als een automatisch wapen: trekker overhalen en binnen tien nanoseconden is het raak. Gegarandeerd.
Tijdens mijn volgende vakantie besta ik dus echt niet meer! Laptop en mobiel laat ik thuis. Vulpen en potje inkt gaan wel mee. Daar heb ik inmiddels ook wel een heel goede reden voor. Als ik dat namelijk niet doe wil mijn geliefde uitsluitend nog via een advocaat en/of de e-mail met mij communiceren… En gelijk heeft ze, zoals altijd!