Autofellatio van de elite

‘De gewone man weet niet op wie hij gaat stemmen zodra hij het stemhokje betreedt. Hij kan nog net een film op Netflix kiezen, maar geen politicus. Het neoliberalisme heeft hem zo gemaakt. Hij is geen geëngageerde burger meer, maar een ZZP’er, enkel geschikt om te concurreren en consumeren.’

Samen met de andere honoursstudenten van geesteswetenschappen luister ik naar een gastcollege van een of andere cultuurdocent. De gewone man wordt erin bespuugd als ware hij Rudi Völler op het WK van 1990. Ikzelf voel geen fluimen in mijn nek, maar ik ben dan ook niet de gewone man. Mijn medestudenten en ik worden in deze collegereeks aangeduid met ‘mensen van een bepaald niveau’ of ‘ons soort mensen’. Om deze naar autofellatio neigende titels eer aan te doen, zal ik de beweringen in dit gastcollege niet klakkeloos aannemen. Het kiezersonderzoek van de afgelopen Tweede Kamerverkiezingen verschijnt hiervoor op een ideaal moment.

Het klopt dat veel mensen pas in het stemhokje beslissen wie ze kiezen. Dit komt echter niet doordat ze maar wat doen, zoals de gastdocent suggereert. Met 28 deelnemende partijen is het aanbod enorm. De late kiezer twijfelt niet tussen de tieten van Marianne Thieme of die van Fleur Agema, zoals je van een afgestompt product van het neoliberalisme zou verwachten, maar tussen de nuanceverschillen die bestaan tussen bijvoorbeeld de PVV en Forum voor Democratie. Late kiezers zijn nauwelijks minder geïnformeerd dan andere kiezers, concluderen de onderzoekers. Ze hebben alleen wat meer keuzestress.

Dan het door de gastdocent genoemde verlies van burgerlijk engagement. Hiervoor is in het kiezersonderzoek geen enkele onderbouwing te vinden. Integendeel. Sinds 1986 is het opkomstpercentage niet zo hoog geweest als bij de afgelopen verkiezingen. Een recordaantal mensen vult de stemwijzer in. Verkiezingsdebatten worden beter bekeken dan The Voice. Vergeleken met de verzuilde stem van vroeger, toont de gewone man juist een stuk meer betrokkenheid.

Het probleem is niet dat de gewone man te dom is geworden om te stemmen, zoals mijn elitaire gastdocent beweert. Het probleem is dat hij op partijen stemt die de elite niet zo goed uitkomen. Ze zijn van elkaar vervreemd geraakt; de gewone man en de elite. Vroeger speelden ze bij dezelfde voetbalclub, zaten ze samen in de kerkbank of dronken ze een kopstoot in het café. Tegenwoordig zijn ontmoetingen tussen sociale klassen schaars. Datingsites alléén voor hoogopgeleiden en de gentrificatie van arbeiderswijken zijn hier mede verantwoordelijk voor. 

De ontstane kloof is er één van wederzijds wantrouwen. Naast het floreren van populisten die de elite omver willen werpen, blijkt dit uit de kletskoek in mijn gastcollege. Deze kletskoek past niet bij een honoursprogramma dat zich vereenzelvigt met academische verdieping en maatschappelijke verbinding. Precies de tegenovergestelde waarden voeren in dit gastcollege de boventoon. Ongefundeerd gewauwel en maatschappelijke polarisatie.

Frank Rijkaard en Rudi Völler dronken na het WK in 1990 samen een biertje en legden zo hun ruzie bij. Om de kloof tussen hoog- en laagopgeleiden te dichten, zijn gelijksoortige ontmoetingen nodig. Moeten gentrificatieprocessen en datingsites die laagopgeleiden uitsluiten hiervoor worden tegengaan? Door antwoorden op dit soort vragen te formuleren handhaaft het honoursprogramma zijn eigen waarden - en vervalt het niet tot autofellatio van de elite.    

Advertentie