Bij voorkeur de binnenstad
De leercurve van een UB-bezoeker
Vroeger woonden mijn vriendinnen en ik precies tussen de twee Universiteitsbibliotheken in. We gingen naar het Science Park als we écht moesten werken en de deadline nabij. Verder wilden we daar liever niet komen. Je kunt er dan wel goed werken, maar verder is er weinig te beleven; geen grachten, oorbellenwinkels of koffietentjes. De technospar vonden we duur, beperkt in aanbod en sowieso slecht voor ons aura.
Nee, liever gingen we naar de UB in de binnenstad. Eén van de meest sprookjesachtige plekken van de hele universiteit, maar ook één van de meest intimiderende. In het eerste jaar verliep het vinden van een studieplekje daar rampzalig. Om te beginnen kwam ik meestal niet voor half twaalf aankakken. Probleem twee was dat ik heel veel mensen eng vond en dus niet naast ze durfde te zitten. Meestal eindigde ik ergens op die grijze bankjes met minitafeltje.
Later kreeg ik wat meer bibliotheeklef. Ik begon zelf studieplekken te reserveren, mensen die op mijn gereserveerde studieplek zaten weg te sturen, en zelf op de gereserveerde plekken van anderen te zitten. Na iets minder dan vier jaar kwam ik er ook achter hoe het boekennummeringssysteem werkt, waardoor ik eindelijk wist hoe je boeken kon vinden. Opeens ging mijn productiviteit rap omhoog.
Het gebouw zelf blijft ook telkens verrassen. Ik heb er lang over gedaan voordat ik erachter kwam dat je écht niet helemaal rondom de binnenplaats kunt lopen. Ook stuitte ik op een dag op de kelder van de UB, die ik trouwens niet aanraad: het is een donker en zompig hok. Een jongen met wie ik ooit uitging en die bij de UB werkte, vertelde me dat er ook ergens een torenkamer is. Sindsdien probeer ik die torenkamer te vinden, maar het wil maar niet lukken. U wilt niet weten hoe vaak ik wel niet aan dichte deuren heb lopen trekken en duwen. Vaak ook terwijl er andere mensen in de ruimte zaten - erg gênant.
Zo heb ik wel meer te verduren gehad in de UB. Zware katers, inzinkingen voor tentamens, zware vermoeidheid waardoor ik op de tafeltjes in slaap viel, die ene ex met wie het ongemakkelijk is maar die ook altijd daar aan het ‘studeren’ is.
Hoe iemand doet in de UB zegt veel over diens karakter. Waar haalt iemand zijn koffie; bij de skere automaat, de iets minder skere automaat of bij de immer vrolijke koffiedames? Wat draagt iemand: een joggingpak, de Utrechtse jongenlook van een spijkerbroek met wit shirt en halve pot gel, of een keurig outfit? Ik kijk altijd vol bewondering naar mensen die een laptopstandaard of een fruithapje bij zich hebben. Misschien lukt dat me op een dag ook wel.