De mens als een ui
Ooit, toen ik nog klein was, had ik gelezen over de mens als een ui. Het boek – ik geloof een filosofieboek voor kinderen – stelde de vraag of de menselijke ziel is opgebouwd als ui of als perzik. Boven de tekst stonden twee illustraties van waterverf en inkt. De ui zag eruit als een ui die je in een studentenhuis vindt, bruinig en verlept, terwijl de perzik lichtroze was met een gouden glinsterende pit. In het boek stonden twee theorieën. Volgens de ene is de menselijke ziel een perzikpit, diep begraven maar vindbaar binnenin jezelf. De andere theorie beschreef de ware ‘ik’ als een ui, bestaand uit meerdere laagjes, die bij het wegpellen telkens weer vers vruchtvlees onthullen, maar waar na genoeg gepiel niets van overblijft. De mens als ui of de mens als perzikpit, ik ben er jaren later nog niet uit.
Want, net zoals de illustraties, is één theorie aanzienlijk mooier dan de ander. Het is veel aanlokkelijker te geloven in een sprankelende inherente ziel, dan in een ziel die je tot in het niets weg kan pellen. Door te leren over het verschil tussen nature en nurture, en het verschil tussen kansarm en kansrijk zijn, ben ik steeds meer in de mens als ui gaan geloven, hoewel die tekening lelijker is. De meeste kwaliteiten van mezelf waar ik trots op ben, heb ik te danken aan onderwijs, opvoeding en oefening. Ze zijn aangeleerde laagjes, jammer genoeg niet ingekapseld in mijn ziel.
De mens als ui is niet alleen hoe ik over persoonlijkheid denk, maar ook een gedachte die ik graag aan mijn eigen persoonlijkheid koppel. Hoewel mijn herinnering aan de illustratie van de perzik en de ui niet verzonnen is, moet ik bekennen dat ik mij wel érg trots voel dat ik als kind hierover heb nagedacht. Goed kunnen doordenken is iets wat ik bijzonder vind aan mezelf, maar als ik mijn eigen redenering moet geloven, is zelfs het bedenken van de ui aan de ui te danken. Ik ben niet inherent bijzonder of speciaal, want bijzonder of speciaal zijn, is simpelweg een samenloop van omstandigheden. Ik ben geen gouden pit, ik besta alleen uit laagjes.
Niet alleen ik, maar mijn hele generatie lijkt zichzelf te verheerlijken als bijzondere pit. We zitten allemaal zo in ons hoofd dat we overstromen en vol zijn van onszelf. We analyseren onszelf te pletter, elke eigenschap heeft een label of een naam. Maar een perzikpit kun je door rond te wroeten onthullen, terwijl je er een ui mee sloopt. Mijn Nieuwjaarsresolutie was om te stoppen met mezelf analyseren, er moeten betere dingen te doen zijn dan uien pellen.