Lijstjes

Een schrijvende bèta als campuscolumnist. Dieudonnée van de Willige merkt dat de combinatie niet altijd gewaardeerd wordt. Maar dat hoeft voor de nieuwe kandidaten van de campuscolumnist geen belemmering te zijn.

Toen ik afgelopen week als columnist op een feestje was, voelde ik me wat ongemakkelijk. ‘Columnist’ is maar zelden iemands hoofdberoep. Wanneer je jezelf zo introduceert, wordt onmiddellijk gevraagd wat je in het dagelijks leven doet. Niet vreemd, wel vervelend wanneer de rest van het gezelschap hoofdzakelijk uit niet-bèta’s bestaat. “Ik studeer Scheikunde”, antwoord ik dan beleefd. De daaropvolgende reacties laten zich omschrijven in vier categorieën.

  1. De puntje-puntje-puntje. Terwijl een wenkbrauw de lucht in gaat, word je even van top tot teen bekeken. Dan draait je gesprekspartner zich rustig, maar vastberaden om en beweegt zich richting de bar.
  2. De poging een kansloos gesprek beleefd af te sluiten. “Goh, wat interessant. Uh... Ja, bijzonder vak vond ik dat op de middelbare school... Dus. Oh, kijk, een collega! Even gedag zeggen hoor.”
  3. De hysterische lachbui. Behoeft dit een omschrijving?
  4. De opmaat naar een oprecht leuk gesprek. Als dit gebeurt, blijk je te praten met verdwaalde ingenieurs en wetenschappers die zich net zo ontaard voelen als jij. 

Kennelijk is het vreemd, een schrijvende bèta. Ik weet nog dat ik bij DUB op gesprek mocht komen als kandidaat-campuscolumnist. “We hadden verwacht dat we er veel alfa’s uit zouden pikken, maar dat is niet zo.” Kortom: iedereen heeft wat te bewijzen. Lieve alfa’s, jullie laten je op het gebied van letters toch niet op jullie kop zitten door bèta’s? En bèta’s, waarom denkt iedereen dat jullie analfabeet zijn? Trouwens, gamma’s, iedereen heeft het altijd maar over die stomme alfa-bèta-battle, waar zijn jullie gebleven? DUB heeft de verkiezingen voor een nieuwe campuscolumnist inmiddels uitgeschreven. Alsof het verdedigen van je eer onvoldoende reden is om mee te doen, volgt hieronder een beknopt lijstje met redenen die je extra aan zouden moeten moedigen. 

  1. In een column mag je zeuren. Ben jij zo iemand die altijd wat te zeiken heeft? Op feestjes en partijen werkt dat niet in je voordeel, maar dit is je plek.
  2. Er gebeurt wat met je gezeur. Hoe wazig je ook over iets of iemand schrijft, je lijdend voorwerp weet je feilloos te vinden. Of dat een voordeel of nadeel is hangt af van je aanpak, maar hé: the pen is mightier than the sword.
  3. Het is een internetcolumn. Internetcolumns zijn veel creatiever in te vullen dan een gedrukte column. Zoiets als dit, met die links en die lijstjes, hoef je op papier echt niet te proberen. Dat is leuk, want aan de universiteit houden we van experimenteren.
  4. Er bestaat geen columnistenopleiding. Wie weet waar een beetje praktijkervaring je dientengevolge brengt?

Het lijstje met nadelen aan het campuscolumnistschap volgt vast nog een keer. Ergens half december, als de finalisten bekend zijn gemaakt. Tot die tijd hoop ik op opvolging uit de bètahoek, zodat aan het eerstje lijstje punt vijf kan worden toegevoegd: “Dat zie je ook steeds vaker, schrijvende bèta’s!” Maar natuurlijk wens ik iedere alfa, bèta en gamma veel succes. Moge de beste winnen!

Advertentie