Nieuwe Hoofd Bijzaken moet voor de krijtjes zorgen

Hoogleraar Ruud Schotting werd als een kleine jongen weggestuurd toen hij bij de portier om krijtjes vroeg. Koffie was in het hele Ruppertgebouw niet te vinden. Allemaal zaken die volgens de campuscolumnist aangepakt moeten worden door een Hoofd Bijzaken in het College van Bestuur.

Vanavond weer naar het Sinterklaasjournaal gekeken. Daar kijk ik dus het hele jaar naar uit. Die stem, die verschijning, haar eruditie ten aanzien van Sintgerelateerde zaken: Diewertje Blok! Daar kan ik echt van genieten!

In dat Sinterklaasjournaal zag ik ook cabaretier en taalvirtuoos Ronald Snijders als ‘Hoofd Bijzaken’ van de Gemeente Gouda. Dat lijkt me ook wel wat, een Hoofd Bijzaken als vierde lid van ons college van bestuur. Het CvB houdt zich met de uiterst belangrijke hoofdzaken bezig, en het Hoofd Bijzaken met de bijzaken, zoals bijvoorbeeld  het onderwijs.

Ik geef iedere dinsdag en donderdag college wiskunde aan minstens 200 eerstejaars Geowetenschappen. Dat doe ik (met veel plezier) in de zaal Ruppert Wit. Daar heb ik krijtjes voor nodig. Ik schrijf ongelijkheden, integralen en differentiaalvergelijkingen op het bord. Met een krijtje. Maar helaas is er vaak qua krijt weinig anders te vinden dan poeder.  En dan loop ik even naar de portiersloge van het Ruppert.

Ik vraag de beveiliger: “Heeft u wellicht een doosje krijtjes voor mij?” De man kijkt mij dan aan alsof ik een oneerbaar voorstel doe. Hij pakt een redelijk grote doos waarin nog vier krijtjes liggen: "Je kan er twee krijgen”, zegt hij, “meer niet”. Ik stamel dat ik daar ECHT geen twee uur college mee kan geven. “Wat denk jij wel niet”,  is het sympathieke antwoord, “Het is hier geen winkel! Je moet ze zelf maar meenemen. Doen de anderen ook.” 

Daar sta ik dan, 57 jaar oud, hoogleraar aan onze prachtige UU en ik kijk iemand aan die ook aan het werk is. Het liefst had ik natuurlijk deze fijne man aan zijn kop over de toonbank van zijn zelfverklaarde krijtwinkeltje heen getrokken. Maar de opgezwollen aderen in zijn nek, het gespierde gestalte en de priemende ogen deden me toch anders besluiten. Wat mij overkwam was wat men in forensische psychiatrie wel aanduidt als een woedekoliek. Maar ik hield me in, ondanks dat er stoom uit mijn beide oren spoot. Ik nam gedwee de twee (2) krijtjes in ontvangst en droop af.

Eenmaal terug ik de collegezaal heb ik de eerste de beste student gevraagd even naar de portierloge te lopen om nog wat krijtjes op te halen. Na tien minuten kwam ze terug: met opnieuw twee (2) krijtjes. “Meer kreeg ik niet mee”, zei ze lachend, waarna 200 studenten in een deuk lagen.

Na het college ben ik naar de portiersloge van het Unnikgebouw gelopen. Een werkelijk uiterst aardige beveiliger zei: “Wat kan ik voor u doen?”.  Ik vroeg hem wie er verantwoordelijk is voor het krijtjesbeleid op de UU. Dat bleek volgens hem mevrouw X te zijn. Ik vroeg om haar nummer, maar de aardige beveiliger waarschuwde me alvast: “Deze mevrouw is echt nooit bereikbaar, want ze heeft het altijd heel erg druk! Ze is namelijk heel belangrijk”.

Anyway, ik dus mevrouw X vele malen gebeld. Ze neemt inderdaad helemaal nooit op. Ze komt zelfs niet voor in de UU telefoongids. Veel te belangrijk waarschijnlijk. Uiteindelijk ben ik er achter gekomen wie de baas van mevrouw X is, dat is de heer Y. Die heb ik een e-mail geschreven waarin ik in uiterst vriendelijke en beheerste woorden uitleg dat ik stop met college geven als ik geen krijtjes meer krijg. Geen krijt, geen college, zo simpel is dat.

Ik kreeg een schitterende e-mail terug van de heer Y: “Er zal voortaan altijd krijt voor u zijn, zo veel als u maar wilt, zowel in Ruppert Wit als in de portiersloges”. “Dit zal nooit meer voorkomen, en mocht het dan toch zo zijn, schroom dan niet met mij contact op te nemen.” Ik was oprecht ontroerd!

Echter, in Ruppert Wit ligt er nog steeds ieder college uitsluitend krijtpoeder. Omdat ik niet meer langs de portiersloge durf doe ik het nu anders. Ik ga naar Ruppert Blauw en steel daar dan een doosje krijtjes. Daar liggen ze namelijk wel. Mijn collegadocent kijkt mij wat verwilderd aan en vraagt: “Wat doe jij nou?” “Oh, ik neem gewoon even een doosje krijtjes mee”, zeg ik dan zo luchtig mogelijk en maak dat ik zo snel mogelijk weg kom.

Donderdag werd er een nieuw hoofdstuk aan de affaire toegevoegd. Ik liep naar Ruppert Wit en zag geen bekende studentengezichten voor de ingang van de zaal staan. “Hier klopt iets niet!” Inderdaad, de zaal zat vol met Sociale Wetenschappers. Hele aardige mensen zijn dat, zoals die aanduiding al doet vermoeden.

Waar zijn mijn studenten? Gelukkig herkende ik er drie die toevallig op de gang langs liepen en vroeg: “Waar zitten wij vandaag?”. “In het Megaron”, was het antwoord. Toen wist ik genoeg! De ultieme wraak van de krijtjesmaffia! In Megaron kan Youp van het Hek optreden, kan Ronald Giphart zijn nieuwe boek (over veel seks en eten) presenteren, kan onze Koning (of wat mij betreft toch liever Koningin Maxima) onze schitterende UU bejubelen of kan er een Joop van den Ende musical opgevoerd worden. Maar wiskunde kan daar dus niet gegeven worden. Want er is geen bord en al helemaal geen krijtjes!

Vandaag om 9:00 uur had ik weer college in Ruppert Wit. Geen van de koffieautomaten deed het, geen enkele! Allemaal zelf geprobeerd! Ik zag uiteindelijk toch een student met koffie lopen: “Hoe kom je daar aan?” “Oh, dan moet u even naar de kantine lopen (die is dicht tot 9:00, wie verzint zoiets?!!!!) en als u dan direct links afslaat staat daar een koffieautomaat die het nog wel doet”.

Dus ik daar heen. Ik had het knopje espresso nog niet ingedrukt of een collegahoogleraar zei tegen me: “Het is een regelrechte schande, nergens koffie in het hele Ruppert! Wellicht iets voor een column?”. Ik antwoordde: “Nee, dat lijkt me toch echt meer iets voor het nieuwe ‘Hoofd Bijzaken’ van de UU”.

Advertentie