Op uitwisseling in Hong Kong
“Do you want to try traditional Chinese food?”, vraagt Alex. Hij wijst naar een kraampje dat de geur verspreidt van oude mensen die zich niet meer wassen. Ik knik. Het lijkt me bekrompen om de Chinese cuisine te verwerpen alleen omdat het naar zweet en ontbinding ruikt. Even later eet ik een slak van een stokje. “Do you like it?”, vraagt Trixie. Terwijl de slak met passende traagheid door mijn slokdarm kruipt, knik ik wederom - dit keer met betraande ogen.
Alex en Trixie komen uit Hong Kong. Alex is een beleefde rechtenstudent, die meteen begint te googelen als je een vraag stelt waarop hij geen antwoord weet. Trixie studeert geneeskunde en is politiek geëngageerd - zeker als het om haar stad gaat. Samen met twee Nederlandse meisjes, Margot en Aicha, vormen we een groepje tijdens het uitwisselingsprogramma tussen Honoursstudenten van de Universiteit Utrecht en Hong Kong University. Als eerste zijn wij bij hen te gast. De bedoeling is dat we in de stad zoeken naar iets wat het oog van de toerist ontgaat. Wij besluiten te speuren naar uitingen van burgerlijke ongehoorzaamheid.
Als de Engelsen Hong Kong in 1997 teruggeven aan China, beloven de Chinezen dat ze de liberale waarden van de stad vijftig jaar lang zullen respecteren. ‘One country, two systems’, luidt het devies. Bijna halverwege die vijftig jaar zijn ze deze belofte geleidelijk aan het vergeten. Sporen van burgerlijke ongehoorzaamheid vinden we vooral in de onderdrukking ervan. Lijmresten van een weggehaalde poster, een zwartgemaakte leus en het alomtegenwoordige dranghek - klaar om elke lichamelijke vorm van protest onschadelijk te maken.
Trixie meent te weten waar een politiek boekwinkeltje zit verstopt. Ze leidt ons naar de vierde verdieping van een verpauperde flat, met loshangende elektriciteitskabels aan het plafond en porno op de muur. Achter één van deze deuren kan ik vast mijn vrouwelijke groepsgenoten inzetten bij een potje Mahjong tegen de Chinese maffia, terwijl mij ketamine en lapdances worden aangeboden om mijn geest te vertroebelen. Meer dan dat hoop ik echter op het geheimzinnige boekwinkeltje. We vinden het aan het einde van de gang. De deur is met kettingen vergrendeld. Onvrijwillig, zo lijkt het. Bezorgde klanten vragen op briefjes wat er met de eigenaar is gebeurd. Op de deur staan Chinese tekens gekalkt. “Fight for Hong Kong!”, vertaalt Trixie. Het is onze eerste zichtbare vondst van burgerlijke ongehoorzaamheid.
Als Alex en Trixie ons rondleiden op de universiteitscampus, blijkt dat ze een troef hebben achtergehouden. Ze tonen ons een kunstwerk op een binnenplaats van de campus. The Pillar of Shame. Dit is een kolkende toren van gebeeldhouwde lijken, die zich met verwrongen gezichten aan elkaar vastklampen. Het verbeeldt de slachtpartij van Tiananmen op 4 juni 1989, toen een roep om democratie van Chinese studenten beantwoord werd door het geratel van mitrailleurs. Op Baidu (het Chinese Google) zijn zoekopdrachten met de cijfers 4 en 6, de datum van het voorval, onmogelijk. Hong Kong gedenkt wat in China onder dwang wordt vergeten.
“Do you think it will still be there in one year?”, vraag ik later aan Alex. “I don’t know”, zegt hij aarzelend. We staan aan de oever van Hong Kong-eiland en turen over het water. Er is smog afgedaald vanuit Shenzhen, waardoor we de wolkenkrabbers op het vasteland slechts ternauwernood kunnen onderscheiden. Giftige wolken van China die zich samenpakken boven Hong Kong. Het is moeilijk om er geen symboliek in te zien. Als ik terugloop naar het hostel voel ik me misselijk. Heeft de slak zich in mijn maag genesteld, vraag ik me af, of het lot van Alex, Trixie en alle andere inwoners van Hong Kong?
Een gesmoorde kreun. Gekletter op het plaveisel. Het was toch de slak.