Post apocalyps
Het licht is aan, maar er klinkt geen enkel geluid in het trappenhuis. Ik hoor mezelf ademen. Ik kijk omhoog richting het tl-licht. Behoedzaam zet ik mijn voet op de eerste trede. De stalen trede geeft geen krimp. Ik kom bij de eerste verdieping. Niemand. Dichte deuren. Lege prullenbakken in de gang. Ik ga verder. Tweede verdieping. Weer niemand. Of toch, een geluid? Een zacht getik. Ik zet een paar stappen richting het geluid. Het klinkt onregelmatig. Geen radiator ofzo. Een hoek om, nog een hoek.
Ik kijk in een paar verschrikte ogen. Een warrige man met een lange baard staat met een kopje in zijn hand naast het koffieautomaat. Hij draagt een lang vest en grijze sokken in sandalen. Geesteswetenschappen, dat kan in ieder geval niet missen. ‘Hoi’, zeg ik zacht. Hij lijkt even zijn stem te moeten vinden. ‘Hallo’, klinkt het laag en schor. ‘Ik ging alleen maar even koffie halen’, zegt hij dan zacht. Zijn stem trilt. ‘Prima’, zeg ik, ‘lekker.’ Het blijft stil. Hij loopt richting zijn kamer en voordat hij de deur dichttrekt zegt hij nog: ‘Fijn om weer eens iemand in het echt te zien’. Ik kijk op het naamplaatje naast de deur. Prof R.
Ik kom aan op de derde verdieping. Mijn einddoel. Het is weer helemaal stil. De grote tussendeur is gesloten. Hoe lang heeft deze gang het daglicht niet gezien? De deur kraakt als ik hem met beide handen opentrek. Ik ga een hoek om en check mijn telefoon nog een keer voor het juiste kamernummer. Ja, hier is het, mijn nieuwe kantoor. Ik haal adem en steek de fonkelend nieuwe sleutel in het slot.
De ruimte ziet eruit alsof er zojuist nog een drukke vergadering is geweest. Pennen op de tafels, drie gebruikte kopjes. Als ik beter kijk, zie ik dat de koffie volledig is verdampt en er een zwarte aanslag is achtergebleven. Verderop hangt een thee-ei in een kopje met de verdroogde theeblaadjes er nog in. In de hoek staat een treurige Aloë Vera, die ooit duidelijk een imposante plant is geweest, maar nu zijn zware takken naar beneden heeft laten hangen. Links op het whiteboard staan namen die ik nog niet ken, met taken en datums van een jaar geleden.
‘Ja’, klinkt het ineens achter me. Mijn nieuwe collega H. Ik heb haar niet horen aankomen. ‘We konden van het een op het andere moment niet meer naar binnen toen de lockdown werd aangekondigd. Ik kon mijn spullen niet eens meer ophalen. De deuren gingen letterlijk op slot. Niemand wist wat er ging gebeuren.’
‘Koffie?’, vraagt ze. Ze pakt ergens schone, nieuwe kopjes vandaan. Dan druppelt er nog een collega binnen. ‘Aah mijn oude muis! Die heb ik zo gemist!’, roept hij en hij duikt op een high-tech uitziende muis af die midden op een tafel ligt. Koffiegeur en stemmen vullen langzaam de ruimte. De kamer moet nog even wennen. Wakker worden.