Presentatie op automatische piloot

Voor het eerst een presentatie houden op een wetenschappelijk congres. Zelfs voor campuscolumnist Frank Gerritse een bijzondere gebeurtenis. Gelukkig had hij al wat ervaring met presentaties.

Zoals het een goede academicus betaamt, heeft uw campuscolumnist niet alleen een mening over de wetenschap, maar is hij af en toe ook zijdelings actief in de wondere wereld van de wetenschap. In de afgelopen jaren publiceerde ik mee op enkele mooie wetenschappelijke artikelen en terwijl van de zomer de mussen dood van het dak vielen, publiceerde ik voor het eerst een artikel ‘als eerste auteur’ in een heel aardig tijdschrift.

Een belangrijk onderdeel van het grote wetenschappelijke gebeuren is het congres. Een bijeenkomst, bij voorkeur in een ver en warm land, waar wetenschappelijke lieden van over de hele wereld hun werk presenteren en elkaars werk gepresenteerd krijgen (en bekritiseren). Ergens afgelopen lente had ik een samenvatting van mijn artikel ingediend bij een groot oncologie congres. Gewoon, om eens gedaan te hebben. En heel misschien om een poster te mogen presenteren. Bovendien was het congres dit keer (helaas) in Amsterdam, dus lekker dichtbij.

Ik kreeg echter al vrij snel een e-mail dat mijn ‘abstract’ geselecteerd was voor een ‘oral presentation’ van 12 minuten en dat ik plaats mocht nemen in een discussiepanel. Wow. Maar liefst 12 hele minuten spreektijd! Discussie! Ik, student (oké, en campuscolumnist), maar liefst 12 volle minuten oreren op een congres. Een kleine stap voor de wetenschap, een grote stap voor Frank! (Maar gelukkig wel in een bescheiden zaaltje verzekerde men mij).

De afgelopen jaren heb ik tijdens mijn studie en coschappen tot vervelens toe vele tientallen presentaties en praatjes moeten geven. Over de voortplanting van fruitvliegen, de ethiek achter de bioindustrie, over urineweginfecties, beenmergpuncties, de wiskunde achter populatiedynamica, de genetica van Arabidopsis Thaliana, genomische instabiliteit, mijn emoties en reflecties daarop en over schapen op een eiland. Maar altijd in achterafzaaltjes, voor een minimumpubliek van slaperige medestudenten, slaperige artsen, slaperige docenten, of voor een opgelaten nieuwjaarsborrel waar men toch alleen met de champagne bezig was. Nee, het geven van talloze en volslagen zinloze presentaties is werkelijk niet meer weg te denken uit het moderne academische onderwijs.

Enfin, ik zou dus oefening genoeg gehad moeten hebben toen ik daar enkele weken geleden, netjes in pak, in een zaaltje in de RAI stond. Maar toen ik eenmaal achter de katheder stond en me had voorgesteld en mijn studie had geïntroduceerd, bedacht ik me opeens dat het zaaltje eigenlijk helemaal niet zo klein was. Eigenlijk was het best groot. En gevuld! Ik besloot rustig de zaal in te kijken en koppen te tellen. Een eerste globale schatting kwam uit op 250 man (m/v). En wat waren dat voor lichtflitsen? Voor me op de grond zat een jongeman foto’s te maken. Oh hoi! Potverdikkie zeg, 250 is toch wel veel. En dan die fotograaf. En waarom staat de laatste slide op het scherm en voor wie is dat applaus?

Presenteren gaat blijkbaar prima op de automatische piloot. Wie had ooit gedacht dat die overmaat aan presentaties tijdens de studie toch ergens goed voor zou zijn geweest?

Advertentie