Tastbare spanning op Janskerkhof

Een tijd geleden zat ik met een huisgenoot in de bus. Er was weinig plaats en wij zijn ontzettend stoer dus we zaten helemaal achterin. Op de Neude stapte een meisje in en terwijl de bus verder reed, liep ze naar het achterste gedeelte toe. Vlug wrong ze zich langs mij heen en ging ze zitten. Ik hoorde een ‘au’. Het meisje zei op vlakke toon, maar met luide stem ‘au’ totdat iedereen in de bus eerst naar het meisje en vervolgens naar mij keek.

Ik keek naar het meisje. Ze zat ongemakkelijk voorovergebogen met een pijnlijke grimas op haar gezicht. Ik keek naar haar been en in het bijzonder naar haar knieschijf, die door haar broek heen duidelijk te zien was, aan de zijkant van haar been. Ik weet dat een knieschijf uit de kom kan schieten, maar nu realiseerde ik me pas hoe misselijkmakend verkeerd een knieschijf op zijn plaats kan zitten.

Ik slikte, ging staan en zei een paar keer ‘de bus moet stoppen’ tegen mezelf voordat ik me ertoe kon brengen om de boodschap hardop uit te spreken. De bus stopte bij Janskerkhof en ik keek achterom naar mijn huisgenoot. Hij was ook opgestaan en staarde wezenloos naar zijn telefoon. Hij had ‘112’ ingetoetst, maar kon zichzelf er blijkbaar niet toe zetten om daadwerkelijk te bellen. Nog steeds onder toeziend oog van de rest van de bus tikte ik hem aan. Hij schrok wakker en drukte de toets in.

Mijn huisgenoot stapte de bus uit om op de ambulance te wachten terwijl ik de situatie uitlegde aan de buschauffeur. Deze stuurde de rest van de passagiers de bus uit en ging zelf ook naar buiten om het verkeer om te leiden. Ik liep terug naar het meisje dat nog bijna dubbelgevouwen achterin de bus zat.

Achterin de bus zaten het meisje met de verdwaalde knieschijf, een student geneeskunde en een wat oudere vrouw met blonde krullen. Om te voorkomen dat de schijf terug zou schieten en haar kniebanden zou beschadigen moest het meisje stil blijven zitten. Dubbelgevouwen en met een ingepakte hamburger op de stoel naast haar mompelde ze ‘ik wou dat ik vandaag schoon ondergoed aan had gedaan’.

Het wachten was begonnen en nu werd de ongemakkelijke situatie pas duidelijk. We waren vier vreemdelingen van wie eentje veel pijn had in een stilstaande bus op Janskerkhof. Het was even stil en de oudere mevrouw keek mij aan en vroeg: "Hebben de ambulance mensen gezegd dat ze eraan komen?" Ik weet niet wat mij bezielde, maar om de één of andere reden leek dit me het juiste ogenblik  om de spanning te verlichten met een grapje. Ik antwoordde: "Ja, ze hebben wel gezegd dat ze eraan komen, maar met die ambulance mensen weet je het natuurlijk nooit…"

Geen reactie. Doodse stilte.

Na enkele seconden kon ik de spanning niet meer verdragen. Ik pakte de jas van mijn huisgenoot, stamelde iets over de kou en haastte mij naar buiten De ambulance arriveerde op hetzelfde moment. Ze hadden blijkbaar toch besloten om op te komen dagen. Ik heb me snel uit de voeten gemaakt.

Advertentie