Tienduizend uur met leuke meisjes gooien
Terwijl in Utrecht de avond valt, worden in Pyeongchang leuke meisjes in blinkende pakjes over een ijsbaan gegooid. Het enige wat in mijn studentenkamer blinkt, is het lege blik Schultenbräu naast me op de bank. In mijn fantasie verandert het even in een in goud gehuld meisje. Mijn eigen Schultenfrau. Met twee salto’s en meerdere Rittbergers gooi ik haar richting de prullenbak. Raak! In de schemering open ik een nieuw blik en vraag me af of ik wel alles uit mijn jeugd haal. Zou ik niet ook echte meisjes over een olympische ijsbaan kunnen gooien?
Misschien wel. Psycholoog Anders Ericsson onderzoekt de invloed van oefening op het bereiken van de top in diverse disciplines, zoals het vioolspel. Van een groep violisten die sinds hun vijfde levensjaar spelen, hebben de toppers op hun twintigste gemiddeld 10.000 uur geoefend. De wat mindere violisten oefenden 4000 uur. ‘Veel vaardigheden waarvan men denkt dat ze een aangeboren talent weerspiegelen, zijn in werkelijkheid het resultaat van intensieve oefening gedurende minimaal tien jaar,’ stelt Ericsson.
Bij iedere wintersport die deze nacht voorbijkomt, schat ik of mij genoeg tijd rest om olympisch niveau te bereiken. Kunstschaatsen wordt lastig. Na 10.000 uur oefenen ben ik bijna veertig. Ik betwijfel of ik mij dan in een blinkend pakje kan vertonen – behalve als partner van Patty Brard bij Sterren dansen op het ijs. Even krijg ik hoop als corpulente mannen door het beeld wandelen. Totdat ze zich met 125 kilometer per uur van een rodelbaan afstorten. Ik durf niet eens in de Python.
Net als ik de tv wil uitzetten, vangt nog een sport mijn interesse. Een sport waarbij de atleten comfortabele polo’s dragen, geen afgetrainde lichamen hebben en evenmin halsbrekende toeren uithalen. Curling. Bij curling hoef je alleen maar met stenen te schuiven en het ijs glad te vegen. Dat kan ik zelfs op mijn veertigste. Tijdens de spaarzame keren dat ik me aan het schoonmaakrooster hou, heb ik bovendien enige ervaring opgedaan in het hanteren van een bezem. Nog maar 9995 uur oefenen!
Hoewel de 10.000 uur het bereiken van de absolute top niet garandeert, laat Ericsson zien dat je een heel eind komt door goed (middels ‘deliberate practice’) en veel te oefenen. Hiermee dient zich een geschikt moment aan voor een bruggetje naar het belang voor de student. Ook in het najagen van studiegerelateerde aspira–… nee. Hier heb ik geen zin in.
Wie wil er excelleren in een of andere suffe academische vaardigheid, als je ook kan schitteren op de Olympische Spelen? Als het niet met het gooien van leuke meisjes kan, dan maar met het gooien van gekke stenen. In Nederland speelt geen hond curling. De concurrentie voor de nationale equipe is miniem. Er zijn slechts vier curlingbanen in Nederland – waarvan één in Utrecht! Zodra ik mijn 10.000 uur-plan ontvouw, zal het NOC-NSF mij smeken om hun subsidie aan te nemen. Andermaal richt ik mijn vizier op de prullenbak. Ditmaal neemt mijn blik Schultenbrau de gedaante aan van een goudkleurige curlingsteen. Alweer raak! Het moet raar lopen willen de Spelen van 2030 mij ontgaan.
P.S. Aanmeldingen voor een plek in mijn curlingteam mogen naar dubredactie@uu.nl.