Achtergrond

Samenwonen? Levensgevaarlijk!

Elk jaar lopen zon zestigduizend relaties op deklippen. In slechts de helft van de gevallen is er sprake van eenofficiele echtscheiding, de andere helft betreft samenwonendestelletjes. In die laatste gevallen begint het gedonder dan pasecht, want wie krijgt het bankstel, wie mag er in het huis blijvenwonen, en hoe zit het met de cds?

"Eigenlijk weten rechters en advocaten het ook niet zo goed",zegt juridisch onderzoekster Wendy Schrama. Als aio bijprivaatrecht hoopt zij over een kleine twee jaar te promoveren opeen rechtsvergelijking tussen Nederland en Duitsland. Vooruitlopendop die promotie publiceerde zij onlangs het boek 'Vermogensrechtvoor ongehuwde samenlevers'. Want, stelt zij, de behoefte aanduidelijkheid op dit punt blijkt erg groot.

"Ik gebruik dat woord samenlevers bewust", zegt zij, "wantsamenleven is veel meer dan alleen maar bij elkaar wonen. Vaak gaanalle bezittingen op een grote hoop. In het begin lijkt dat geenprobleem, want veel is het allemaal niet waard. Maar in de loop dertijd kan er het n en ander veranderen. Nieuwe baan, meer geld,nieuwe spullen. Heel mooi allemaal en ook geen probleem zolang hetgoed gaat. Maar stel dat het na vijf jaar mis gaat ...

"Voor een rechter is bijna niet vast te stellen wat er in dieperiode precies gekocht is, of wie er juridisch gezien eigenaar vanis. Het algemene vermogensrecht, dat hier van toepassing is, biedtgeen goede oplossing. Zo kan het voorkomen dat een rechter aanneemtdat de kostwinner eigenaar is van de inboedel, omdat de ander nietsverdiende en dus ook geen dingen kon kopen. Dat kan totonrechtvaardige resultaten leiden. Tussen ongehuwde samenleversbestaat namelijk geen wettelijk recht op alimentatie en ze delenniet in elkaars vermogensvermeerdering."

Bankstel

"De zaak Lijesen-Geurts is een mooi voorbeeld van de problemenmet het algemeen vermogensrecht", vertelt Schrama. "Een stel leeftjaren ongehuwd samen en op een gegeven moment krijgen ze ruzie. Deman vertrekt -het huis was namelijk van zijn partner- en laat alzijn spullen achter. Na een paar dagen staat hij weer voor de deurom een paar persoonlijke bezittingen, waaronder zijn bankstel en dehond op te halen, maar de vrouw laat hem er niet in. Lijesen laathet er niet bij zitten en stapt naar de rechter. Die concludeerdedat de vrouw bezitter was en daarom de bewijslast bij de man lag.Lijesen kon geen tegenbewijs leveren en had dus geen poot om op testaan, temeer daar mevrouw Geurts volhield dat hij alles aan haarhad geschonken.

"Mijn kritiek op deze uitspraak is dat het argument van dieschenking absoluut niet aannemelijk is. Kijk, als het nou om eenmooie ring gaat, of iets anders typisch vrouwelijks. Maar bijgewone dagelijkse dingen als een bankstel ligt dat wat anders. Derechter had het begrip 'bezit' mijns inziens best anders kunneninterpreteren. Het is niet logisch dat partners elkaar gewoneinboedelgoederen schenken.

"In een ander geval was het juist andersom. Terwijl de vrouwvoor overleg naar een advocaat was, kwam de vertrokken man met eenverhuiswagen voorrijden. Hij haalde alle spullen uit het huis enbracht die over naar zijn nieuwe woning. De rechter oordeelde dathij het mocht houden. Het is dus goed oppassen bij dit soort zaken,omdat zelfs dergelijk lafhartig gedrag wordt beloond met eenvermoeden van eigendom."

Samenlevingscontract

In Nederland heeft slechts 27% van alle samenlevers eennotarieel samenlevingscontract op laten stellen. Driekwart heeftdus niets geregeld. Schrama is niet verwonderd over die cijfers."Mensen denken niet juridisch. De een doet boodschappen en de anderbetaalt de verzekeringen. En de volgende maand is het bij wijze vanspreken andersom. Maar als je de boedel moet gaan scheiden isduidelijk bewijs van eigendom ineens heel relevant. Met eensamenlevingscontract kun je daar in ieder geval duidelijkheid inscheppen. Je moet dan een aanbrenglijst van al je bezittingeninvullen. Verder kun je afspreken wat je wilt, bijvoorbeeld datalles wat daarna aangeschaft wordt van allebei samen is, en bijscheiding verdeeld moet worden."

Toch zitten er volgens Schrama aan deze vorm ook haken en ogen."Als een van de twee komt te overlijden kun je ook met zon contractproblemen krijgen. De kinderen krijgen dan wel een deel van denalatenschap, maar de partner krijgt helemaal niets. Daarvoor moetje dan weer een apart testament laten maken en dat kost ook weerduizend piek.

"Het alternatief is trouwen. Dat heeft juridisch gezien een paarhele grote voordelen. Als je in gemeenschap van goederen trouwtzijn alle goederen, ook de toekomstige, van allebei. Daarnaast isde relatie met eventuele kinderen in een huwelijk beter geregeld.Verder zijn er ook nog voordelen op het gebied van het socialezekerheidsrecht en de belasting. En bij overlijden gaat een deelvan de nalatenschap automatisch naar de partner, zonder dat daareen testament aan te pas hoeft te komen. De familie kan daar ookgeen bezwaar tegen maken."

Voor haarzelf in ieder geval redenen genoeg om in het huwelijkte treden. "Toen ik ontdekte hoeveel onzekerheden er aan hetongehuwd samenleven verbonden zijn, was dat een bijkomende reden omte gaan trouwen. In de eerste plaats houd ik natuurlijk van mijnpartner, maar het juridische aspect heeft zeker een rolgespeeld."

Politiek

Wordt het niet eens tijd voor een degelijke juridischetussenvorm, zodat het ook voor samenwonende stellen goed geregeldis? "Ja, dat vind ik wel", knikt Schrama. "Al is het alleen al doorhet enorme aantal ongehuwd samenlevende paren. In 1998 waren dat er1.4 miljoen, tegenover zeven miljoen echtparen. De afgelopen jarenheeft de politiek zich bezig gehouden met de haalbaarheid van ietsprincipieels als het huwelijk voor homoparen. De bestaanderelatievormen hebben voorlopig geen prioriteit. De vraag is ook wiede consequenties moet aanvaarden als mensen besluiten om zondercontract samen te gaan leven. De politiek vindt waarschijnlijk datmensen heel goed zelf kunnen inschatten welke risico's zenemen.

"In Zweden hebben ze een hele mooie wet gemaakt, speciaal voorongehuwde samenlevers. Die wet is van toepassing zonder dat je eriets voor hoeft te doen. Je valt onder die regeling op het momentdat je gaat samenleven. Die tussenvorm voorziet vooral in hetbewijsprobleem voor roerende zaken, zoals het bankstel, de cds enbijvoorbeeld de auto. Daarnaast laat de wet ruimte voor de rechtervoor wat betreft de woningtoewijzing. Ik moet nog onderzoeken hoedie wet in de praktijk werkt en of er bijvoorbeeld veeljurisprudentie is over de term 'samenwonen'. Maar ik verwacht weleen positieve uitkomst.

"De kern van het probleem is dat mensen die samenleven zich nietbewust zijn van de mogelijke juridische gevolgen. Veel afsprakenworden in sfeer van vertrouwen gemaakt en ze gaan er impliciet vanuit dat de relatie nooit stuk zal lopen. Als je op die gevallenvervolgens het algemeen vermogensrecht loslaat, leidt dat totconflicten die niet makkelijk op te lossen zijn. Dat werktrechtsonzekerheid in de hand.

"Over tien jaar is er denk ik nog steeds niks veranderd inNederland. Het kost veel tijd om het besef dt er een aanvullingmoet komen goed tot de politiek door te laten dringen. Je kan welzeggen: ga maar naar de rechter, maar dat is vaak een kostbarezaak. En de uitkomst is ook nog moeilijk te voorspellen. Woon je inMaastricht dan word je misschien in het gelijkgesteld, terwijl jebij de Amsterdamse rechter achter het net vist.

"In mijn visie moet het relatiemodel in de toekomst drieledigzijn. Een: het huwelijk voor heteros en homos. Twee: wetgeving voorongehuwde samenlevers. En drie: de relaties waarvoor geenspecifieke wetgeving geldt, zoals LAT-relaties. Voorlopig is hetbelangrijk dat er meer rechtszekerheid komt binnen het geldenderecht en vooral dat samenlevers zich bewust worden van dejuridische kant van de zaak. Maar zelfs dan zullen het recht en deliefde nog regelmatig botsen."

Bas Bruin

Vincent Bijlo schrijft roman over blinde student in Utrecht

Vincent Bijlo schrijft roman over blinde student inUtrecht

In Nederland lijken humor en literatuur niet samen temogen gaan. Onbegrijpelijk, aldus cabaretier/schrijver VincentBijlo. Gelukkig staat zijn tweede roman 'Achttienhoog', over dejonge blinde student Otto, garant voor vertedering enlachsalvos.

Binnenkort opent hij het Ruppertgebouw, de nieuwe en verbeterdeversie van Trans I op De Uithof. Een gewaagde keuze van deorganisatie, want cabaretier Vincent Bijlo is niet direct degrootste fan van dit koude, nare en winderige gebied. "Als hetTrans II was geweest, was ik naar de bovenste verdieping gegaan, omiets of iemand naar beneden te gooien. Wt een omgeving. Gelukkiggebeurt er de laatste jaren steeds meer dat leven doet vermoeden.En ik vind het leuk om eens terug te komen, zonder dat ik zelfcolleges hoef te volgen. Daar droomde ik vroeger al van. De magievan het ouwehoeren voor een groep!"

'Achttienhoog', de nieuwe roman van Bijlo, is min of meer hetvervolg op zijn debuut 'Het instituut'. In dat eerste boek wordtkomisch en ontroerend verhaald van de belevenissen van Bijlos alterego Otto Iking op een blindeninstituut. In 'Achttienhoog' zet Ikingzijn eerste en direct ook laatste stappen in het studentenleven.Hij gaat Nederlands studeren, uit huis, beleeft zijn eerste echteliefde en komt erachter wat hij wil met zijn leven. En dat alleszonder iets te zien.

Dat alles valt voor de zeer beschermd opgevoede Otto niet mee.Altijd is zijn voedsel voor zijn neus gezet, de kamer dusdanigopgeruimd dat hij geen verrassingen tegenkwam en alle administratievoor hem geregeld. Nu moet hij ineens zelf zijn boodschappen doen.Op de tast gaat hij richting IBB-super, biddend dat de winkelierhet zelfgetypte briefje kan lezen:

Wil je vierenveertig bier? Nee, dan heb ik een vierteveel ingedrukt. En wat is een Miyd? Een Wat? Een miyd, m. i. y.d. Dat weet ik niet. Dat heb je anders zelf opgeschreven, een Miyd.O, dat is een Nuts. Waarom noem jij Nutsen Miyden? O, dan stondenmijn vingers een toets teveel naar rechts op detypemachine.

Dapper

In de grote studentenstad moet Otto maar hopen dat het groen isals hij de weg oversteekt. Er is niemand die op zijn spullen let enhet straatbeeld, met paaltjes, bouwputten en agressievehangjongeren, varieert per vierkante meter. Ook maakt hij kennismet ongeveer tienduizend nieuwe mensen, die hij alleen aan hun stemkan herkennen. Met de tentamens vlot het ook al niet zo en Ottobesluit na n lesmodule voor zichzelf te kiezen.

In het echt hield Bijlo zijn studie Nederlands drie jaar vol."Op de een of andere manier was ik wel altijd met iets andersbezig. Met boosheid, vooral. Onbewust dan, want ik had totaal geentijd om mijn woede te uiten. Ik was bezig met overleven. Wat datbetreft ging het precies als bij Otto. Iedereen liep maar te roepenhoe dapper ik was. Goed gemeend, maar zodra er iets moest gebeurendat afweek van het gebruikelijke, lukte dat niet." Met als gevolgdat Bijlo zijn gebrailleerde boeken en readers veel te laat ofnooit ontving, en hij tentamens plotseling mondeling moest doen("fluisterend, ten overstaan van driehonderd driftig schrijvendezienden") omdat er geen versie voor blinden was gemaakt.

Net als Otto wilde Bijlo een daad stellen met zijn besluit om testoppen. "Ik dacht jongens, bekijk het maar. Ik weet iets leukersdan mijn hele leven geleefd te worden door alles wat mislukt. Ikmoet zelf beslissen, zelf handelen. Alle verwachte ellende bleefuit."

Bijlo heeft inmiddels een reeks succesvolle theaterprogrammas opzijn naam staan en leeft al jaren van zijn werk. Van overdrevengereguleerd is zijn bestaan inmiddels losvast geworden. "Ik moetmijn leven zelf vaart geven. Dat is stimulerend en creatief, maarook wel eens gevaarlijk. Er liggen geen taken te wachten. Als ikniets doe, gebeurt er meteen geen reet. Op vaste tijden heb ik nognooit gewerkt. Het heeft geen zin om om half negen s ochtends tebeginnen als leuk zijn je brood is. Dan krijg je slappekutteksten."

Beeldend

Een andere regelmaat is er tegenwoordig wel: gedurende hettheaterseizoen treedt Bijlo zon vier keer per week op, daarbuitenschrijft hij cabaretteksten en boeken. Voelt hij zich schrijver ofcabaretier? "Ik hoop allebei te zijn, maar de activiteiten staanvolkomen haaks op elkaar. Als je een boek inlevert is het klaar.Een voorstelling is pas af na de laatste keer dat je hem hebtgespeeld. Dat is complexer: je weet niet hoe je verhaal gaatwerken, wat het ritme van die avond wordt, of het publiek meegaatin de spanningsboog. Ook al is je programma nog zo goed, als je hetn avond minder goed brengt, is het meteen helemaal klote. Daarommoet ik als cabaretier tijdens de voorstelling alles geven, nergensanders aan denken. Het is een ongelooflijk egostischebezigheid."

Hoewel de serieuze pers meestal niet veel opheeft met mensen vanbuiten het vak, die zich aan literatuur wagen, werd 'Het instituut'opvallend goed besproken. "Misschien omdat ik op een totaal anderewijze te werk ga dan in het theater. Op het toneel kun je degrootste onzin aannemelijk maken. Daar kun je het publiek aan dehand nemen. In een roman niet. Daarom vertel ik tamelijk lineaireverhalen, zonder lagen of flashbacks. Ik kies er niet bewust voorom wars te zijn van literair gedoe, een verhaal schept nu eenmaalzijn eigen onontkoombare vorm.

Utrecht was vol, en druk, nergens zijn zoveel bussen alsin Utrecht, en Utrecht was stil, en klein, nergens zijn zoveelsteegjes als in Utrecht.

Wie 'Achttienhoog' leest belandt in een niet-visuele wereld.Otto Iking is afhankelijk van zijn gehoor, reuk en tastzin. Bijlo:"Ik heb er bewust voor gekozen om het zicht totaal los te laten. Ikwilde het wereldbeeld van de blinde hoofdpersoon helemaaluitbuiten. Zelf weet ik op mijn 35ste veel van zien. Dat neem ikmee in mijn dagelijks leven, maar in boeken is het leukexperimenteren: kun je als blinde wel een roman schrijven? Lukt hetom de lezer vast te houden, terwijl je geen visuele beschrijvingengeeft?" Bijlo heeft de indruk van wel. Ook wanneer hij nietsvertelt over haarkleur, ogen, behang en het soort wolken dat er inde lucht hangt, wordt zijn werk ervaren als beeldend. "Ik geef geenconcrete voorstelling, maar maak wel hetzelfde mee als zienden.Bovendien ben ik op een bepaalde manier accurater, omdat ik me nietlaat afleiden door vooroordelen die je automatisch hebt, als je dewereld kan zien."

Het feit dat het ontbreken van visuele omschrijvingen geenprobleem is bij het lezen van zijn werk, bevestigt voor Bijlo datde wereld van blinden meer overeenkomst heeft met die van ziendendan men aanneemt. "Ik pleit er voor geen scheiding te maken. Daaromben ik voorzichtig met de neiging die blinden en gehandicapten somshebben om mij als een soort boegbeeld te zien. Ik wil niet in diehoek geduwd worden, en vind dat anderen dat ook niet moeten doen.Je moet beoordeeld worden op je individuele kwaliteiten, niet op jefysieke eigenschappen. Wie dat als blinde zelf al niet doet, enzijn wereldbeeld niet maximaal oprekt, zal nooit werkelijkeintegratie bereiken."

Vrouwkje Tuinman

Achttienhoog (Arbeiderspers) verschijnt op 20februari en wordt gepresenteerd in boekhandel Broese/Wristers op deStadhuisbrug. Aanvang 19.30 uur, entree 2,50 gulden, informatie:http://www.broesewristers.nl.Vanaf september toert Bijlo met de show Beurs van Bijlo.

Sprinter Harald Kerp wil zich helemaal aan atletiek wijden

Sprinter Harald Kerp miste het afgelopen weekend eenuitgelezen kans om zich het hele jaar onbezorgd met atletiek tekunnen bezighouden. Dat gebeurde niet op de NederlandseKampioenschappen Indooratletiek, waar hij al in de series van dezestig meter werd uitgeschakeld, maar de avond ervoor in de finalevan de Postcodeloterij. Kerp bleek niet koelbloedig en alwetendgenoeg voor de hoofdprijs van tien miljoen gulden.

Kerp kon in die finale tien miljoen gulden verdienen, als hijzeven vragen goed wist te beantwoorden. Elk correct antwoord wasgoed voor een nul achter het cijfer 1. Hij kreeg vlak voor diefinale nog de kans om met een bedrag tussen de tien- enhonderdduizend gulden naar huis te gaan. Maar de sportman Kerpwilde zijn atletiekdroom een kans geven in de finale. Daar gaf hijmaar drie goede antwoorden en dat leverde hem duizend guldenop.

Een paar nullen meer zou voor Kerp de ideale voorbereiding zijngeweest op het jaar dat hij na zijn promoveren voornamelijk aanatletiek wil besteden. Nu was het tv-spelletje vooral een heleslechte voorbereiding op het Nederlands Kampioenschap de volgendedag. Hij werd 's nachts tien keer wakker van vragen die door zijnhoofd spookten: "In welk kaartspel vormen heer en vrouw samen eenstel. Ik kaart niet, dus ik zei doe maar bridge. Als ik op dereactie van de zaal had gelet, had ik die vraag misschien wel goedgehad."

Uitgeslapen was hij dus bepaald niet toen hij zaterdag bij hetNK indoor in Gent in de serie van de zestig meter tegen de laterewinnaar Troy Douglas moest lopen. Hij zag Douglas winnen en werdzelf laatste. Kerp liet daarna de tweehonderd meter zelfs helemaalaan zich voorbijgaan om op zaterdagavond thuis op televisie naarzijn verrichtingen bij Linda de Mol te kunnen kijken.

Gelukkig waren zijn verwachtingen voor deze kampioenschappen alniet erg hoog. Kerp had te weinig getraind. Hij raakte aan het eindvan vorig seizoen geblesseerd en is pas in januari weer echt met detraining begonnen. Drie jaar geleden was het zelfs nog ondenkbaardat Kerp, die bij de junioren een topper was, ooit aan eenNederlands seniorenkampioenschap zou meedoen. "Ik had eigenlijk hetidee al laten varen dat ik ooit nog eens bij de top zou kunnenhoren".

Wereldtop

Blessureleed is de belangrijkste oorzaak dat hij zo laat tot dieNederlandse top doordringt. Op 14-jarige leeftijd werd hij al eensaan zijn knie geopereerd. Daarna volgden bijzonder succesvollejaren als pupil. Maar bij de senioren was hij chronischgeblesseerd. "Een soort beenvliesontsteking. Niets hielp." Tweejaar geleden begon hij op de trainingen steeds minder pijn tevoelen en hij kon steeds meer en beter gaan trainen. Toen stondzijn persoonlijk record op de honderd meter, zijn favorieteafstand, nog ruim boven de elf seconden. Hij haalde daar elk jaardrie tiende vanaf en nu is het 10,72. "Als ik nog drie jaar zodoorga, sta ik bij de wereldtop", zegt hij grappend.

De wereldtop is niet echt zijn doel, maar Kerp is voorlopig nogniet van plan zijn academische titel te gelde te maken. Hij wil inieder geval dit jaar alles op de atletiek te gooien. Op zoek naarzijn grenzen heeft hij zich een paar duidelijke doelen gesteld. Ditjaar moet er minimaal twee tiende van dat persoonlijk record af endat moet deze zomer een finaleplaats op het NederlandsKampioenschap in Amsterdam opleveren. Maar er speelt meer. "Als ikdit jaar weer geblesseerd raak, stop ik er waarschijnlijk mee. Danwordt de druk om een baan te zoeken wel erg groot. Als ik directeen baan ga zoeken, ben ik te moe om te trainen."

Hoewel sprinten volgens Kerp voor een belangrijk deel aanleg is.("Ik heb explosieve spieren.") Is het wel belangrijk om tijdens detraining die snelle sprints te maken. "Dat komt eruit in dewedstrijd."

Die snelle sprints maak je in Nederland niet zo heelgemakkelijk. Een sprinter heeft warmte nodig om zijn spieren soepelte krijgen. Een ideale sprint loop je bij 25 graden in het zonnetjein je korte broek. Het klimaat in Nederland werkt daar meestal nietaan mee. "Als het niet regent liggen er wel bladeren op de baan."Buitenlandse trainingsstages zouden een oplossing zijn. Kerp traintechter al twintig jaar bij Phoenix. Een kleine Utrechtse club metweinig mogelijkheden. Toch is hij niet van plan zijn heil elders tezoeken. Hij is wel gevraagd om bij Hellas, zo ongeveer het enigovergebleven Nederlandse atletiekbolwerk, te komen trainen. Dat zouwel betere faciliteiten, betere tegenstanders en buitenlandsetrainingsstages betekenen. Maar Kerp is bijzonder gehecht aan zijntrainer bij Phoenix, die hem onder de elf seconden heeft gebrachten die hij in het dankwoord van zijn proefschrift zelfs omschrijftals sprintgoeroe. "Ik ben niet iemand die snel weggaat", zegtKerp.

Hij besteedt nu meer tijd aan atletiek dan hij in zijnstudententijd ooit gedaan heeft. In zijn vrije uren is hij bezigmet de uitloop van zijn promotieonderzoek over organischezonnecellen en hij is bezig om een artikel te schrijven. Daarnaastoverweegt hij om bijles wis- en natuurkunde te geven aan middelbarescholieren. En hij is serieuzer dan een paar jaar geleden. "Toenkon ik gewoon midden in het seizoen op vakantie. Dat maakte tochniet uit. Ik kon ook gewoon lekker doorzakken met vrienden de dagvoor een wedstrijd. Dat zit er nu niet meer in."

Jurgen Swart

Utrechtse celbiologen onderzoeken werking groeihormoon

Langer jong blijven? Slik groeihormoon! Die simpeleboodschap klinkt de laatste tijd steeds luider op de markt vanvoedingssupplementen. Allemaal goed en wel, is de reactie uit demedische wereld, maar dan moeten je lichaamscellen dat wondermiddelwel kunnen opnemen. In Utrecht zoeken celbiologen naar manieren omdie opname te bevorderen. Niet ter wille van 'de eeuwige jeugd'maar om het lijden van kanker- en aidspatinten teverlichten.

"Kijk eens wat ik laatst via de e-mail binnen kreeg." Prof.dr.Ger Strous grinnikt terwijl hij een mededeling van de firma GH! uiteen stapel papier op zijn bureau vist. Draai het verouderingsprocesmet tien tot twintig jaar terug door het gebruik van groeihormoonGH! 14156 is de opwindende kop van het bericht, dat de lezer verderbelooft dat het wondermiddel overtollig vet zal laten verdwijnen,de spierkracht zal versterken, en last but not least, de seksueleprestaties zal verbeteren. "Sensationeel hoor", zegt de celbiolooguit het UMC Utrecht met nauw verholen ironie. "Er zit kennelijkgeld in groeihormoon. Maar goed dat ik vorig jaar een patent oponze vinding heb aangevraagd."

Groeihormoon is een van de meest essentile onderhoudshormonen inhet lichaam. Het wordt gemaakt in de hypofyse en zorgt ervoor datovertollig lichaamsvet wordt afgebroken maar dat de afbraak vanspiereiwitten juist wordt tegengegaan. Dat groeihormoon eenonmisbare bron van kracht en vitaliteit is, is al sinds jaar en dagbekend, net als het feit dat het effect ervan afneemt naarmate wijouder worden.

"Dat laatste is een belangrijke oorzaak voor de achteruitgangvan veel lichamelijke functies op oudere leeftijd", aldus Strous,"maar dat is maar zeer ten dele het gevolg van een verminderdeaanmaak van groeihormoon zoals GH! beweert. De voornaamste redenvoor bijvoorbeeld het feit dat wij op oudere leeftijd spierkrachtmoeten inleveren, is dat de spiercellen de signalen van hetgroeihormoon dan niet meer goed kunnen verwerken. Dat is de kantvan het verhaal waarnaar wij hier onderzoek doen."

Receptoren

Voor die signaalverwerking heeft de natuur een vernuftigmechanisme ontwikkeld. Op de celwand bevinden zich namelijkreceptoren, eiwitten die uitsluitend op een bepaald hormoon passen.Als dat bij de cel arriveert, zoekt het zijn receptor en koppeltdaaraan vast. De receptor geeft vervolgens een signaal naar hetbinnenste van de cel, dat er voor zorgt dat het DNA in de celkernactief wordt. Het gevolg is dat er gen-informatie wordt omgezet ineiwitten, die de door het hormoon opgedragen taak uitvoeren en degezondheid van de cellen verhogen.

Dit mag allemaal redelijk eenvoudig klinken, een complicatie isdat er vaak niet voldoende of zelfs helemaal geen receptoren vooreen bepaald hormoon op de celwand zitten. Dan wordt het hierbeschreven proces dus niet in gang gezet. In het geval van ouderengeldt dat bijvoorbeeld voor groeihormoonreceptoren. Die zijn er nogwel, maar hun aantal neemt af en de grote vraag voor onderzoekerswas dan ook lange tijd welk mechanisme daarvoor verantwoordelijkis. Of anders gezegd: hoe komt het dat er zich in gezonde situatieswel voldoende receptoren op de celwand bevinden? Het onlangsgevonden antwoord op deze vraag is simpel. Dat is te danken aan eenklein eiwitje met de fraaie naam ubiquitine.

Strous: "We kenden dat eiwit al vanwege zijn vermogen omschadelijke eiwitten in het lichaam af te breken en een grootaantal processen in goede banen te leiden. Vandaar dat het bekendstaat als de afvalton van het lichaam. Van sommige eiwitten die inte grote aantallen kanker veroorzaken, worden er door ubiquitinebijvoorbeeld zoveel afgebroken dat de kanker geen kans krijgt omzich te ontwikkelen. Recent is ontdekt dat ubiquitine ook regeltdat sommige receptoren precies zo lang op de celwand verblijven,dat cellen niet teveel en niet te weinig prikkels van een bepaaldesoort krijgen.

"De heilzame werking van ubiquitine heeft echter ook zijnkeerzijde. Als ziektes zoals kanker en aids toch greep krijgen ophet lichaam, leidt dat tot een zo sterk toegenomen activiteit vanhet ubiquitine-systeem, dat dat op hol slaat. Het attaqueert nuniet alleen de ziekteverwekkers, maar begint ook spiereiwitten afte breken. Vandaar dat mensen die aan kanker of aids lijden vaaksterk vermageren en slap worden.

"Uiteraard probeert het lichaam die afbraak tegen te gaan doorextra groeihormoon te produceren", zegt Strous, "Maar wat wij nuontdekt hebben is dat dat nauwelijks effect heeft omdat het op holgeslagen ubiquitine-systeem er tegelijkertijd voor zorgt dat degroeihormoonreceptoren van het celoppervlak verdwijnen. Gevolg isdus dat de cel de prikkels van het groeihormoon niet meer kanontvangen. Datzelfde proces blijkt ook bij veroudering een crucialerol te spelen."

Motiefje

Wil het groeihormoon zijn heilzame taak beter kunnen verrichten,dan zal er dus een manier moeten worden gevonden om de destructievewerking van ubiquitine te verhinderen. De sleutel voor de oplossingvan dat probleem ligt in de aminozuurvolgorde van hetubiquitine-systeem en de groeihormoonreceptor, legt Strous uit."Zoals alle eiwitten bestaan ook deze eiwitten uit een reeksaminozuren. Zij oefenen hun werking uit door aan elkaar te koppelenen zo boodschappen door te geven. Dat koppelen lukt echter alleenals er in de aminozuurvolgordes sprake is van op elkaar passendemotiefjes. Voor ubiquitine en de groeihormoonreceptor hebben weonlangs zo'n motiefje gevonden, een vinding waarop we inmiddelspatent hebben aangevraagd. Onze hoop is nu dat die vondst de basiskan vormen voor een succesvolle therapie. Als we namelijk een stofkunnen vinden, die op het motiefje lijkt, dan kunnen we proberendaarmee de koppeling van het ubiquitine aan de groeihormoonreceptorte voorkomen. Als dat lukt zou zo'n stofje de ideale basis vormenvoor een geneesmiddel dat de werking van groeihoormoon helptbevorderen."

Hoewel Strous beklemtoont dat het fundamentele onderzoek vooropstaat, ziet hij wel degelijk ook commercile kansen voor de door hemgedane vinding. Hij is bezig met het oprichten van een BV met defraaie naam U-Balance ("want we moeten ubiquitine in balans zien tehouden"), die moet gaan zoeken naar stoffen die de binding vanubiquitine met de groeihormoonreceptor kunnen tegengaan. Strous:"Dat wordt een enorme speurtocht in grote databases met miljoenenstofjes in de hoop dat we daar een passende verbinding op het spoorkomen. We moeten kortom te weten komen welke eiwitten het metelkaar doen. Dat is echt testen met de ogen dicht, zoals wij datnoemen. Je kunt natuurlijk ook kiezen voor de subtiele aanpak dooreen geneesmiddel met dat bepaalde motiefje te ontwerpen, maartegenwoordig kiezen we meestal voor de botte bijl: gewoon datmotiefje door zon bibliotheek jagen en kijken welke stoffen eraanblijven plakken.

Mocht die methode resultaat hebben, dan kan dat op termijn duseen geneesmiddel opleveren dat de opname van groeihormoon in de celbevordert. "Als wij een dergelijk geneesmiddel zouden ontwikkelen,dan is dat geen middel waarmee we kanker of aids kunnen genezen",waarschuwt Strous. "Maar het zal wel in staat zijn om delichamelijke aftakeling af te remmen die met die ziektes gepaardgaat. In die zin zou het dus een heel belangrijk geneesmiddel zijnom de kwaliteit van leven van kanker- en aidspatinten te verhogen.Ook voor mensen die ernstig verzwakt zijn door een operatie of dieernstige brandwonden hebben opgelopen zou het middel uitkomstbieden omdat het de genezing sterk bevordert."

Op de vraag of zon eventueel nieuw middel ook kan zorgen vooreen langer leven en of hij straks zelf ook wervende e-mailberichten gaat rondsturen, reageert Strous terughoudend. "Wij zijnhier geen commercieel bedrijf dat geld moet verdienen methormoonpreparaten. Maar laat ik dit zeggen: over een langer levendoe ik geen uitspraak, maar het is zeker aannemelijk dat een beterewerking van de groeihormoonreceptor de lichamelijke en geestelijkeaftakeling op oudere leeftijd kan tegengaan. Of ik daar dan reclamevoor ga maken, is een heel andere vraag. Ikzelf ben allereerst eencelbioloog die is geinteresseerd in fundamentele vraagstukken. Maardat u ooit een wervende folder van U-Balance in de bus zultkrijgen? Nee, dat sluit ik zeker niet uit."

Erik Hardeman

'Badminton vinden mensen vaak een beetje sneu'

Vermoedelijk is het met name het 'camping-imago' waar de sportonder lijdt. Welke kampeerder kent het niet: even een potjeshuttelen voor het eten. Ook op de 'nationale badmintonsite'(http://www.badmintonsport.nl)blijkt men zich bewust van de watterige uitstraling van de sport.Op de welkomstpagina - onder het kopje "Veel Gestelde Domme Vragenover Badminton"- wordt onmiddellijk de aanval geopend op devooroordelen die rond badminton bestaan.

Zo valt er te lezen dat er (bij de profs) shuttlesnelheden zijngemeten van 280 kilometer per uur. En weten wij wel datbadmintonners zo'n beetje twee keer de afstand afleggen dietennissers tijdens een wedstrijd lopen, in de helft van despeeltijd? Maar ja, als vervolgens diezelfde site op de funpagina's- die overigens zeer de moeite waard zijn - het'nudistencampingbadminton' onder de aandacht brengt, en er ook telezen is dat de Viva-lezeres graag badmintont op het strand om haarfiguur te behouden, dan wordt toch duidelijk dat het niet allemaaltopsport is, wat de badmintonklok slaat.

Ook op Olympos zijn hiervan voorbeelden te vinden. Een kijkjebij de zogenaamde 'instuifuren' voor het pluimbal-gebeuren geefteen soms ontluisterende kijk op de sport. Zo kan het gebeuren datde belangstellende toeschouwer een speler bijna ziet omvallen, ineen poging een shuttle te slaan die aan de backhandzijde terechtkomt. Ook wil het wel eens voorkomen dat er gejuich losbarst nadateen shuttle daadwerkelijk de andere zijde van het net heeftbereikt. Lekker bewegen, het dondert niet hoe, lijkt hetvoornaamste motto.

Keimakkelijk

"Dat is nou juist het leuke van badminton, dat je je kuntuitleven, zonder dat je heel veel techniek hoeft te hebben", leggen'instuifbezoekers' Ineke van der Linden en Inge Sanders uit. Vander Linden ziet de instuif als een ideale manier om "gezamenlijkindividueel te sporten". "Ik wil me niet vastleggen optrainingsavonden of competitiedagen. Maar als je echt een puurindividuele sport gaat doen, dan haak je toch sneller af, omdat jegeen zin hebt, of moe bent".

Jessica Topelen en Dennis Martens gaan wekelijks echt voor delol. "Het is een leuke manier om een clubje vrienden te zien".Jessica, naar eigen zeggen de slechtste van het groepje waarmee zespeelt, kan daar niet mee zitten. "Nee, hier heb ik echt zoiets van'boeien', als ik weer verlies. Bij mijn 'echte' sport, squash, benik veel fanatieker".

Karen Boelhouwer en Talitha Kotterink, ook geregelde bezoekstersvan de instuif, zien dat heel anders. Zij worden juist welfanatiek, zeker als ze partijtjes spelen. Dat is dan ook de redendat zij niet al te vaak potjes tegen elkaar spelen. "Dat is niet zobevorderlijk voor de gezelligheid", bekennen ze. Overigens kennenook zij de vooroordelen jegens badminton. "Als je tegen mensen zegtdat je badmintont, vinden ze dat vaak een beetje sneu", vertellenze.

Is dat nou niet frustrerend, als er zo tegen je sport wordtaangekeken, terwijl je er zelf heel serieus mee bezig bent? NeeltjeWillems, studente Biomedische Wetenschappen en speelster op het eenna hoogste niveau bij B.K.2000 uit Arnhem, traint gemiddeld zevendagen per week. Ze kent ze wel, de grappenmakers die haar sportonmiddellijk associeren met de camping en er vanuit gaan dat hetdus "keimakkelijk" is. Maar ze kan er verder niet mee zitten. "Weetje wat nog het ergste is? Als je zelf op de camping bent, danshuttle je net zo hard mee. Het is gewoon zo, buiten kun je nietecht badmintonnen, dan heeft de wind veel te veel invloed."

Ook het vrijblijvende gestuntel op sommige badmintonbanen stoorthaar niet in het minst. "Ik weet nog goed hoe ik zelf begonnen ben.Toen was ik ook gelukkig als die shuttle aan de andere kant van hetnet terecht kwam. Ik vind het alleen maar leuk als mensen hetproberen en er lol in hebben". Wel vindt ze voor zichzelf datkennis van de techniek het spelletje leuker maakt. Omdat je danbijvoorbeeld leert hoe je een 'schijnslag' slaat. "Dan lijkt hetalsof je hem ver het veld in gaat slaan, een 'clear' heet dat, maardan wordt het een dropshot, kort achter het net".

Als je die schijnslagen niet beheerst, dan wordt het op hoogniveau moeilijk om te scoren. Tegenspelers zijn snel genoeg, en dussta je dan vaak eindeloos lang de bal over te spelen, aldusWillems. Olympos-trainster en voormalig eersteklassespeelsterDanille Kolfschoten denkt dat daar ook juist een misverstandvandaan komt. "Op hoog niveau ziet het er simpel uit. Het lijkt ofdie spelers nooit heel moe kunnen worden, omdat ze in twee of driestappen bij de shuttle zijn. Maar in feite moet je heel explosiefkunnen bewegen om zo te spelen".

Niks mieterigs aan dus, eigenlijk. En wie daarvan nog nietovertuigd is kan altijd zelf surfen naar de badmintonsite. Om telezen hoe het Paul de Leeuw is vergaan na zijn opmerking. En zichdaarna op te geven voor een potje badmintonnen tegen ArnonGrunberg, bijvoorbeeld.

Jurgen Swart

Leergang voor betadocenten goede stimulans voor onderwijsmanagement

Leergang voor betadocenten goede stimulans vooronderwijsmanagement

De leergang bestaat - na de startbijeenkomst - uit een zeventaltweedaagse bijeenkomsten waar lezingen en discussies wordengehouden. Tijdens elke bijeenkomst vindt ook intervisie in kleinegroepjes plaats. Daarnaast werken de deelnemers aan eenprojectopdracht en bezoeken zij buitenlandse onderwijsinstellingenom onderwijsvisies en filosofien uit te wisselen. Dat het nietzomaar een werkgroepje is met een vrijblijvend karakter, blijkt aluit het feit dat de bijeenkomsten worden gehouden in hetconferentiecentrum Landgoed "Ehzerwold" in Almen, ergens tussenZutphen en Lochem.

"De bedoeling van deze afzondering", vertelt programmamanagerAge Halma, senior adviseur personeel en organisatie van hetUniversitair Strategisch Programma, "is dat men hier niet gestoordwordt door dagelijkse beslommeringen en dus in alle rust engeconcentreerd kan deelnemen aan de leergang. Bovendien vinden erin de pauzes en s avonds nog vruchtbare discussies en uitwisselingvan ervaring plaats. Er wordt echt hard gewerkt en de mensen zijnzeer enthousiast."

De leergang is een uniek initiatief van de UU en in eersteinstantie bedoeld voor ervaren, excellente docenten die op seniorniveau functioneren en daarnaast betrokken zijn bij hetonderwijsbeleid van een faculteit of de ontwikkeling van hetonderwijscurriculum. Ook is er plaats voor een aantal rookies:jonge talentvolle docenten die moeiteloos op dit niveau mee kunnendoen. De deelnemers zijn na zorgvuldige voorselectietoegelaten.

Hoe ervaar je deze leergang?

Gerda Croiset, docente en manager onderwijs van de divisiefarmacologie/anatomie van de faculteit Geneeskunde = "Er is eenwereld voor me opengegaan. Ik kwam uit een oud curriculumgeneeskunde met hoorcolleges. We zijn twee jaar geleden gestart meteen nieuw curriculum. in de leergang discussieren we naaraanleiding van inleidende lezingen over allerlei aspecten vanonderwijs, je denkt na over je visie op de organisatie en hetbeleid van onderwijs en wat de consequenties zijn van bepaaldekeuzes. Dat is goed voor de vernieuwing van het curriculum.Bovendien leer je mensen kennen die met dezelfde dingen bezig zijn,wat heel motiverend is."

Twan Maintz, docent/onderzoeker bij Wiskunde en Informatica enrecent uitgeroepen tot Jong Docenttalent = "Ik verwachtte te lerenover onderwijszaken op een hoger niveau en daarin ben ik nietteleurgesteld. Onderwijs geven is n ding, maar de vak-overstijgendeblik is ook belangrijk. Voor studenten zijn die zaken misschienminder zichtbaar, maar als je goed onderwijs wilt verzorgen hoortdit er wel degelijk bij. Het werkt heel goed om hier ingroepsverband over na te denken."

Wim Dictus, senior docent/onderzoeker bij Biologie: "Onderwijsis leuk! Tijdens de leergang ben je in contact met mensen die netzo enthousiast met onderwijs bezig zijn als jijzelf. De groep isvoor mij vooral een klankbord om gedachten over onderwijs tetoetsen en discussies te voeren over onderwijsinnovatie enmanagement. Bestaande ideen kunnen hier uitkristaliseren en nieuweideen komen op. Binnenkort gaan we met een groepje voor onzeprojectopdracht naar een aantal universiteiten in de VS om hunbachelor-master-model te bekijken en bespreken. Dit is heel andersdan een congres = je kunt nu echt goede inhoudelijke discussiesvoeren."

Dit is een speciale beta-leergang. Is datzinvol?

Dictus: "Jazeker! beta-opleidingen hebben een ander soortcurriculum dan alfa of gamma-studies. Er zijn veel meercontacturen, practica en dergelijke. Het is heel goed om ervaringuit te wisselen met andere betafaculteiten."

Croiset : "Je werkt meestal vanuit een natuurwetenschappelijkevraagstelling. Alfa- en gammawetenschappen hebben vaak toch een netiets andere kijk. Misschien zou er minder saamhorigheid zijngeweest tussen de deelnemers als andere faculteiten ook meededen,maar het had aan de andere kant ook meer verbreding gegeven."

Wat is de waarde voor de dagelijksepraktijk?

Croiset: "Er is een zeer directe relatie met de dagelijksepraktijk. Zo heb ik laatst tijdens een sessie een opzet voor eeneigen practicum gemaakt. Het voorbeeld dat gebruikt werd was naenige aanpassing echt geknipt voor mijn practicum. Wanneerbijvoorbeeld gesproken werd over 'patent aanvragen', betekende datin mijn practicum 'recept schrijven'. Het gaat om de grote lijn ende werkvormen die worden besproken, daar kun je zelf direct mee aande slag. Ook weet je dat al veel onderzoek is gedaan naar alles wathier gepresenteerd wordt. Je bent dus niet aan het pionieren."

Maintz : "Je krijgt veel tips om colleges en practica teverbeteren. Ik ben naar aanleiding van deze cursus bezig om het vakmedische beeldverwerking te herstructureren. Dat is nu eenhoor/werkcollege, maar ik wil het in projectvorm gaan geven. Dat iseen veel interactievere vorm, waarbij studenten zelfstandig ingroepjes aan een opdracht werken. Als docent geef je hun kennis eninformatie wanneer ze dat nodig hebben."

Heeft de leergang ook eenlange-termijn-effect?

Maintz : "Je bent hier bezig met dingen waar je normaaleigenlijk geen tijd voor hebt. Nu kijk je verder dan een vak, jezoekt naar optimale werkvormen en let op de samenhang van hetcurriculum. Ook bij de overgang naar het bachelor-master-systeempas je straks de dingen toe waar je nu mee bezig bent."

Dictus : "Ik vind continuering na afloop van deze leergang heelbelangrijk. Het zal misschien niet meer in deze voltallige groepgebeuren, maar de behoefte aan reflectie met collegas blijft. Daarga ik zeker mee door!"

Margot van der Kamp

Meer informatie over de leergang vindt u ophttp://www.uu.nl/ceut

Vrijdagavond, uitgaansavond.


Kostekoper 21.30u

Een gedeelte van jaarclub Baloe van UVSV zit te eten in denieuwe kroeg Kostekoper aan de Loeff Berchmakerstraat. "Een keer inde maand gaan we op vrijdagavond ergens eten en wat drinken. Demeesten van ons werken al en de helft woont buiten Utrecht. Vandaardat we op vrijdag uitgaan. Nee, we gaan niet naar de Woo. Daar zijnwe echt iets te oud voor. We zijn namelijk al achtstejaars. We gaanelke keer ergens anders eten. Het liefst naar een nieuwe locatiedie hip is. En de Kostekoper schijnt hip te zijn. Maarwaarschijnlijk zijn we dan trendsetters, want zie jij mensen?"


Pinautomaat op de Neude 22.00u

Bij de pinautomaat op de Neude proberen Marion (24, vierdejaarsmicrobiologie) en Ferry (student Cultureel MaatschappelijkeVorming) geld te trekken, maar van de vier automaten is de helftstuk. Marion en Ferry zijn huisgenoten en gaan vanavond samen opstap. Ze gaan naar het ACU, een voormalig kraakpand aan deVoorstraat, waar je veganistisch kunt eten en ook kunt slapen.Vanavond draaien Bone en Gee er tweedehands hitjes. Marion en Ferrykomen als ze uitgaan in Tivoli en in cafe de Zaak. Hetuitgaansleven in Utrecht vinden ze erg eenzijdig. Ferry :"Er isweinig te doen op alternatief gebied. Tivoli is niet meer wat hetgeweest is, T.A.I. is dicht en de Vloer, die net weer open is,richt zich op het grote danspubliek. Dan blijft er niet veel overals je op zoek bent naar iets aparters. Het ACU springt in dat gat,ze draaien er muziek als ska en punk, maar ook metal en folk."


Hemingway 22.30u

Het is nog niet eens zo heel laat op de avond als we een nietmeer helemaal nuchtere Jack (26, afgestudeerd) en Jeroen (26,student Hogere Informatica) aantreffen in cafe Hemingway. Zedrinken samen een biertje. Jack komt hier vooral voor debitterballen, want "die zijn zo lekker smeug". Waar komt hij nogmeer? "Overal waar ze smeuge bitterballen hebben". Jeroen vindt demensen in Hemingway "een beetje traag". "Kroegen waar wat snelleremensen komen vind ik leuker. En het is hier soms te druk. InUtrecht heeft iedereen zijn eigen tent: waar je vrienden heengaan,daar ga jij heen. Persoonlijk vind ik cafe de Luifel aan het Neudeeen prima tent."


Mick O' Connells 23.00u

In Mick O' Connells treffen we Miquel, student Latijns-AmerikaStudies en Martijn, student Algemene Letteren met twee vriendinnen.Miguel :"Hier is het tenminste niet zo studentikoos. Ik ben eenkeer naar de Woo geweest. Echt vreselijk daar. Ik kreeg direct alruzie met de uitsmijter. Ik mocht er niet in omdat ik dronken zouzijn. Na veel geouwehoer lukte het dan toch. Na twee minuten had ikweer ruzie om dat ik per ongeluk iemands biertje omgooide. Ik wasmet een aantal meiden en die kregen constant hele rare blikken. Hetlijkt wel of iedereen in de Woo alleen maar geleid wordt dooroerdriften."

Volgens de twee is de vrijdag een perfecte avond om in de Iersepub te zitten. "Je kunt hier lekker hangen op de banken. ``Ik hebweekend en kan dus lekker lang blijven."


De Dijk 23.30u

Jan Alkemade en Eric Haaksman zitten aan de bar van De Dijk eenbiertje te drinken. Deze derde- en vierdejaars studenten aan deheao gaan tegenwoordig meestal op vrijdag uit. Eric: "In mijneerste jaar ging ik vooral aan het begin van de week uit. Dan hebje daar veel tijd voor. Donderdag is ook meer eerstejaarsavond. Nuben ik vierdejaars en ga op vrijdag uit. Ik loop stage, dus danmoet je vrijdagochtend weer lekker vroeg op."

Jan: "Ik word gewoon steeds burgerlijker. Tegenwoordig ga ikeven relaxt een biertje doen op vrijdagavond."

Eric: "De plekken waar wij uitgaan wisselen nogal. Nu is het DeDijk. Het is een kroeg die gezellig druk is."


Op straat 0.00u

In de Nobelstraat, d kroegenstraat van Utrecht, staat eengroepje van ongeveer vijftien meisjes uit volle borst te zingen inde regen. De melodie is van Hey Jude en ondanks het feit dat deakoestiek te wensen overlaat, klinkt het loepzuiver. Allezangeressen zijn lid van het dispuut Antigone van Veritas. Zeoefenen voor hun optreden later op de avond in cafe de Dijk, waarhun dispuutsgenoot Marieke Bruining (24) een afstudeerfeestjegeeft. "Marieke is al binnen", vertelt een van de meisjes."Speciaal voor haar hebben we een lied gemaakt, waarmee we haarstraks gaan verrassen."


Florin & Firkin 1.00u

Vier studievrienden uit Groningen zitten in Florin & Firkin.Dirk: "Het verschil tussen Utrecht en Groningen is dat Utrecht ietsvolwassener is. Echt hoor, in Groningen draait werkelijk alles omstudenten. Op elke hoek zit een studentenkroeg. In Utrecht heb jemeer diversiteit. Neem nou Florin & Firkin, dat is geenproto-studententent. Maar Groningen kent weer helemaal geensluitingstijden. In Utrecht komt het nog wel eens voor dat je omvijf uur weggestuurd wordt. Dan moet je nog maar net een aantalplekken weten waar je door kan gaan. In Groningen kan je overal totzeven uur terecht. Twee van ons wonen in Utrecht en twee inGroningen, vandaar dat we op vrijdag afspreken."


t Pakhuys 1.30u

Eerstejaars studente Nederlands Katja wordt vanavond twintig. Zegaat haar verjaardag vieren met haar vriend Maurice (18), diejournalistiek studeert, en haar vrienden en huisgenoten. Katjavindt het uitgaansleven in haar nieuwe stad afwisselend: "Vooriedereen is er wel iets te doen. Ik heb nog geen favoriete kroeg,die moet ik nog ontdekken. Meestal ben ik in het weekend bij mijnouders, vandaar." Maurice gaat een of twee keer per week uit. "Mijnstamkroeg is Dikke Dries, maar dat komt omdat ik daar werk."


Heleen Vigelius van stadscafe Heerenplein:

"Vrijdagavond is altijd de drukste avond. Op vrijdag komen erbij ons veel studenten die al wat ouder zijn en denet-afgestudeerden. Donderdag komen er jongere studenten, het isdan een stuk rustiger. Zelf werk ik altijd op vrijdagavond, dus dankan ik nooit uit."


Chef-kok Rene Geurtsen van Hemingway:

"Het publiek op vrijdag is ouder. Het zijn wel allemaalstudenten. Maar wij zijn dan ook een typische studentenkroeg. Opdonderdag zijn er veel jaarclubs. Ze komen dan met een mannetje oftien een barhap eten. Vaak blijven ze dan nog hangen om een biertjete drinken. Op vrijdag merk je dat iedereen die dag erna vrij is,want het wordt gauw zo'n twee uur later dan op donderdag. Er wordtook meer gedronken en meer gefeest. De handjes gaan de lucht in ende klanten willen nog wel eens op de tafels gaan staan."


Bedrijfsleider Eva Volgman van cafe De Zotte : "Donderdag envrijdag zijn bij ons echt de studentenavonden. Het is danbehoorlijk druk. Op vrijdag komen veel bekenden langs, mensen dieal jaren bij ons komen. Op zaterdag is er veel lokaal publiek."


In de kroegen wordt het steeds drukker op vrijdag. Op desociteiten van studentenverenigingen daarentegen blijft de vrijdageen van de rustigste avonden. Veritas voorzitter Carine Fortanier:" Op vrijdag zitten over het algemeen alleen ouderejaarsleden ofoud-leden aan de bar." Ook bij Unitas is de vrijdag 'een beetjetypische avond'. Vice ab-actis Erik Bockweg: "De drukte wisseltnogal op de vrijdag, maar het is zeker niet de meestbezochte avond.De nadruk voor eerstejaars ligt bij ons op andere avonden.Misschien vinden jongerejaars het ook een beetje eng om op vrijdagte komen, juist omdat er dan veel ouderejaars en oud-ledenzitten."

Marjolein Knegt/Marloes Telle

Bestuur Scheikunde bezint zich op de toekomst: 'De chemische industrie moet beter gaan betalen'

Bestuur Scheikunde bezint zich op de toekomst: 'De chemischeindustrie moet beter gaan betalen'

Vliegenthart :"Dat is moeilijk te zeggen. In de afgelopen jarenis door het bestuur keihard gewerkt aan ons nieuweonderwijsprogramma. Met succes, gezien de lof van devisitatiecommissie, maar daardoor zijn andere zaken wellicht watveronachtzaamd. Toen ik als decaan aantrad, merkte ik bijvoorbeelddat het vrijwel volledig ontbrak aan inzicht in en controle op debesteding van ons geld. Dat kan natuurlijk niet. Overigens wil ikbenadrukken dat de door De Galan beschreven situatie niet uniek isvoor Scheikunde. Sommige van mijn collega-decanen hebben mij nalezing ronduit gezegd: negentig procent van dit rapport had ookover onze faculteit kunnen gaan."

Een belangrijk kritiekpunt van De Galan is dat de grotemacht van de drie onderzoeksinstituten een rem op veranderingvormt.

V : "Ik vind dat De Galan dit aspect iets te veel uitvergroot.Maar het is waar dat ons onderzoek zo succesvol is dat het voor eenbestuur heel lastig is om alle kikkers in de kruiwagen te houden.Ik ben het wel met hem eens dat het faculteitsbestuur het beleidmeer naar zich toe zou moeten trekken en daar zijn we nu ook drukmee bezig."

Is een faculteit waarin bijna vijftig miljoen guldenomgaat nog wel te managen door een 'amateur' in het vak? MoetScheikunde in navolging van Rechten en Geneeskunde niet toe naareen beroepsdecaan?

V: "We moeten toe naar een beroepsmatig opererende decaan, maarin betafaculteiten kun je niet zonder een decaan met een goedereputatie als onderzoeker. Dat speelt in het landelijke circuit enin gesprekken met de industrie echt een wezenlijke rol. Ik ben dusniet voor een beroepsdecaan en ik vind dat ook niet echt nodig.Managen kun je leren, daar zijn goede cursussen voor. Met een goededirecteur naast zich hoeft het decanaat een hoogleraar ook in dehuidige tijd niet meer dan drie dagen per week te kosten."

Hoe denkt u de dalende studenteninstroom tekeren?

V: "Allereerst zullen we scholieren duidelijk moeten maken wateen mooi fundamenteel vak scheikunde is. Het is helder dat zo'ncultuuromslag de nodige zendingsarbeid zal vergen. Maar ook dechemische industrie kan ons helpen door beginnende werknemershogere salarissen te betalen. Als dat gebeurt, dan kan het nietanders of de belangstelling voor scheikunde zal toenemen, zoals datook bij informatica gebeurd is."

U legt de Zwarte Piet bij de industrie. De Galanconstateert juist dat de fout bij de Utrechtse opleiding ligt. Diezou teveel gericht zijn op een loopbaan alsonderzoeker.

V: "Op dat punt zijn wij het niet helemaal met De Galan eens.Wij willen onze studenten wel degelijk de mogelijkheid bieden omvoor een breder vakkenpakket te kiezen. Dat is de kern van deUtrechtse bachelor-masteraanpak en daar staan wij achter. Wijhouden alleen wel onverkort vast aan het uitgangspunt dat demonodisciplinaire scheikunde-opleiding in Utrecht centraal blijftstaan. De scheikundevakken zullen ook in de toekomst de kern vanonze opleiding moeten vormen. Maar aan de flanken is wel degelijkruimte voor verbreding van het vakkenpakket. Ik denk danbijvoorbeeld aan een verdere uitbouw van onze nu al bestaandestudiepaden met de faculteiten Natuur- en Sterrenkunde, Biologie enFarmacie. En uiteraard komen daar dan nog de M en C&E profielenbij, die studenten opleiden voor meer beleidsmatige envoorlichtende beroepen en voor het leraarschap."

Maar trek je als faculteit niet meer studenten door inde bachelorfase, eventueel samen met andere faculteiten, juist inde kern een brede opleiding aan te bieden die studenten meeraanspreekt, een opleiding bijvoorbeeld in de sfeer van detegenwoordig uiterst populaire levenswetenschappen?

V: "Wij overwegen inderdaad om in het eerste jaar het blok Lifesciences verder naar voren te halen, op advies van onzeonderwijsdirecteur. Maar we moeten daar voorzichtig mee zijn. Ikherhaal dat een grote hoeveelheid scheikunde in de eerste drie jaaronmisbaar is voor een kwalitatief hoogwaardigescheikunde-opleiding, die toegang geeft tot een wetenschappelijkgeorienteerd profiel. Wij zien er veel meer heil in om delevenswetenschappen pas in de masterfase uitgebreid aan bod telaten komen. Er is nu in Utrecht een brede masteropleidingbiomoleculaire wetenschappen in de maak met verschillendesubprofielen. Daarin kunnen ook bachelors in de chemie straks ruiminstromen.

Het college van bestuur wil in de bachelorfase een kwartvrije ruimte inbouwen. Vindt u dat niet erg veel?

V: "Ik heb daar geen probleem mee, zolang studenten die ruimteop een verstandige manier gebruiken. Als je de onderwijssite vanHarvard aanklikt, zie je dat studenten daar enorm veel vrije ruimtehebben. Toch leert de ervaring dat daar nauwelijksscheikundestudenten zijn die er pakweg Sanskriet bij gaan doen. Hetgros kiest ook in de vrije ruimte voor aan scheikunde verwantevakken. Ik denk dat studenten die serieus met scheikunde aan deslag willen dat in Utrecht ook zullen doen. Voor de overigen heb ikgeen enkel bezwaar tegen een andere keuze. Zij kiezen voor eenandere toekomstige positie in de maatschappij."

Een laatste punt van zorg is wat De Galan betreft deweinig zakelijke manier waarop de ondersteunende diensten zichopstellen.

Peels: "Daar heeft hij helemaal gelijk in. Onze diensten zijnlange tijd te afwachtend geweest. 'Men komt wel naar ons toe alsmen iets wil', is nog steeds vaak de gedachte. Dat moet veranderen,vandaar dat alle diensten nu met service level agreements gaanwerken. Ik realiseer me heel goed dat veel medewerkers dat als eenaardverschuiving zullen ervaren. 'We zijn toch een universiteit, wezijn toch geen bedrijf', hoor ik vaak zeggen. Jawel, antwoord ikdan, maar ook in een universitaire setting spreekt het tegenwoordigvanzelf om je ondernemend op te stellen. Vroeger kon je nog zeggen:goede wijn behoeft geen krans. Nu ontkom je er niet aan om die wijnnetjes uit te serveren."

Erik Hardeman

The making of Kennis a la Carte: Denkwerk in uitvoering

De denkwerkers kwamen afgelopen donderdag voor het eerst inactie op De Uithof. Met een volle Educatorium-kantine tegenoverzich kondigen ze zich aan. In felgekleurde overalls met op de rughet logo denkwerk in uitvoering en met bouwhelmen op beginnen zijhun act. Helaas is de akoestiek van de kantine in het Educatoriumzo slecht dat de teksten die zij door de megafoon schallen maaramper zijn te verstaan. Maar de aandacht weten ze wel te trekken.Het onverstaanbare begin wordt goedgemaakt door het enthousiasmewaarmee de Denkwerkers de tafels langsgaan om de mensen teprikkelen. Twee junior docentes reageren eerst sceptisch: Eenvraag, ja, die hebben we wel. Waarom is er geen magnetron op onzeafdeling? Even later hebben zij toch een wetenschappelijkeronderwerp te pakken en vullen die in op de ansichtkaart. De vraagluidt: Is er bij een bedrijf een verband aan te wijzen tussen hetaantal reorganisaties dat er heeft plaatsgevonden en de werklustvan de werknemers?

En denkwerker probeert een knappe kop die geen vragen kanbedenken te stimuleren: Maar meneer, u heeft toch wel een vraagvoor de wetenschap?! Bijvoorbeeld: waarom is de lucht eigenlijkblauw? Dat wilt u toch wel weten? De bolleboos in kwestie beginttegenover de desbetreffende denkwerker een verhandeling over desamenstelling van de atmosfeer, spectrale filtering en waarom blauwoverblijft in dat spectrum. De denkwerker moet noodgedwongen eennaevere prooi opzoeken die nog wel vragen heeft voor dewetenschap.

In werkelijkheid zijn deze denkwerkers acteurs van het bedrijfTheater a la Carte. Dat de namen van Theater a la Carte en hetthema van het lustrum - kennis a la Carte - sterk overeenkomen isoverigens puur toeval. De acts die de denkwerkers opvoeren lijkenop straattheater: ze spannen linten, trekken aandacht door op eenstampende openingstune een energieke dans uit te voeren, waarna zijeen toelichting per megafoon geven. Vervolgens stellen zijquasi-brutaal aan de aanwezigen hun vragen en betrekken zij hen zobij hun act.

De reacties op de denkwerkers zijn uiteenlopend: van verbaasdehoofden over hun verschijning tot een kantinejuffrouw in hetMinnaertgebouw, die beweert: "De mensen vinden dit niet leuk, hoor.De mensen komen hier om rustig te lunchen. Oh! Staan die verkledemensen nu te dansen op ons meubilair? Nou ja, vooruit. Ze hebben mebeloofd dat het maar even zou duren"

De denkwerkers zullen niet alleen de kantines in deuniversiteitsgebouwen onveilig maken, maar zullen vanaf vandaag ookde binnenstad intrekken. Titia Loenen van de lustrumcommissie: Eenvan de doelen van de lustrumweek is om de universiteit tepresenteren aan een breed publiek. Daarom is ervoor gekozen dat deteams van denkwerkers, ook de stad in gaan. Zodat ook de gewoneburger zijn vragen kwijt kan aan de universiteit.

Struinend door universiteitskantines en aanwezig op drukbezochteplekken in de stad, zoals winkelcentra en sportverenigingen, zullende denkwerkers komende weken trachten om mensen hun prangendevragen te ontfutselen. Vragen die de universiteit voor hen kanbeantwoorden. Om de drempel laag te maken zijn er ansichtkaartengedrukt die mensen kunnen invullen en kunnen opsturen naar eenantwoordnummer van de universiteit. De best passende en meestprikkelende vragen zullen beantwoord worden tijdens de Knowshowsdie in de lustrumweek van 27 maart tot en met 31 maart elke avondzullen plaatsvinden in de Domkerk.

Guido van de Wiel


Denkwerkers in actie

Donderdag 15 februari, 17.00 21.00: Winkelcentrum Overvecht enparkeerterrein

Zaterdag 17 februari, 12.00 16.00: Binnenstad Utrecht (o.a.Stadhuisbrug, Neude, Janskerkhof)

Donderdag 22 februari, 17.00 21.00: WinkelcentrumKanaleneiland

Zaterdag 24 februari, 12.00 16.00 : Binnenstad Utrecht (o.a.Vredenburg, Mariastraat, Ledig Erf)

Amerikaanse mediaprofessor pessimistisch over toekomst van internet als vrijplaats

Amerikaanse mediaprofessor pessimistisch over toekomst vaninternet als vrijplaats

De zwarte jeugd liep al heel vroeg met piepers en mobieletelefoons. Maar dat dat voort zou kunnen komen uit een fascinatievoor techniek, dat kwam bij de meeste Amerikanen niet in hun hoofdop. Eerder zeiden ze = als die kids een pieper of mobieltje hebben,zijn het vast drugdealers. Op die manier houden zij de mythe van dezwarte technofobie in stand. De Amerikaanse media schilderenAfro-Amerikanen volgens professor Anna Everett consequent af alsdigibeten die bang zijn voor de nieuwe technologie. Als zij ditmaar lang genoeg volhouden, wordt het vanzelf een self-fulfillingprophecy, aldus de wetenschapster.

Niemand zal Everett horen zeggen dat de digitale revolutiegeheel aan zwarte Amerikanen voorbijgaat: Natuurlijk is er eenverschil tussen de toegang die bepaalde bevolkingsgroepen hebbentot internet. Maar de retoriek dat dit een grote kloof is, maaktdat onderscheid alleen maar groter, en gaat voorbij aan de grotegroep Afro-Amerikanen die wel online is.

Bovendien is in haar ogen het gevaar groot dat door steeds maarte hameren op de achterstand, het idee ontstaat dat het eenonbegonnen zaak is de situatie te veranderen: Waarom zouden wemoeite steken in iets dat toch geen haalbare kaart is, dat wordtdan de tendens. Waarom zouden we computers geven aan zwarte scholenin de binnensteden, als de leerlingen er niet eens kunnenlezen?

Zwarte technofobie is een hardnekkige Amerikaanse mythe, steltde onderzoekster, en enigszins vergelijkbaar met het vooroordeeldat vrouwen niet met geavanceerde techniek om zouden kunnen gaan.Journalisten van de mainstream-media in de VS dragen in grote matebij aan dit beeld. Als zij al schrijven over zwarte mensen dieonline zijn of het op de een of andere manier ver hebben geschoptin de internetwereld, klinkt in hun verhalen een hoge mate vanverbazing door = dat ze berhaupt zo ver gekomen zijn mag een wonderheten, en de kans dat zoiets vaker voorkomt is miniem.

Technolust

De feiten zijn anders, aldus Everett. Zij spreekt in plaats vanover fobie zelfs liever over black technolust: Zwarten waren juistal vroeg betrokken bij de digitale revolutie. Zo waren datatypistenin de jaren zeventig vooral van Afro-Amerikaanse afkomst. Toencomputers steeds belangrijker werden, vormden zij een voorhoede opdit gebied.

De bevolkingsgroep weet ook heel goed gebruik te maken van demogelijkheden die het net biedt. Dat bleek toen in 1997 bijna eenhalf miljoen zwarte vrouwen kwam opdagen op de Million Women Marchin Philadelphia. Deze demonstratie voor betere levensomstandighedenvoor zwarte Amerikanen was de grootste demo van Afro-Amerikaansevrouwen in de Amerikaanse geschiedenis. Aan dat succes lag niet eengigantisch pr-budget ten grondslag, maar een internet-site waaropde organisatie opriep aan de mars deel te nemen.

Everett: De autoriteiten waren totaal verrast en schrokken vande grote opkomst. Zij hadden de vindingrijkheid waarmee zwartevrouwen de digitale kloof zouden weten te overbruggen volkomenonderschat. Zo hadden veel mensen met computers op het werk daaralle informatie gedownload en dat weer gekopieerd voor vriendinnenzonder internet.

Op die manier kan de virtuele wereld dus ook een emancipatoireffect hebben, stelt ze. Gelijkgestemden kunnen elkaar ontmoeten ophet internet zonder dat daar veel geld of macht voor nodig is, omzo hun krachten te bundelen.

Toch ziet Everett de toekomst van deze kant van het net somberin, nu de grote mediagiganten zich meer en meer zich over hetmedium ontfermen en ook op het internet de wetten van hetkapitalisme zich steeds meer doen gelden: Winstmaken wordt steedsbelangrijker, en daarom zal de behoefte om de inhoud van het net tecontroleren alleen maar groter worden. Velen zeggen dat dat nietkan, maar dat vind ik een naeve houding. Nu grijpt de overheid alin onder het motto kinderen tegen porno te beschermen, dat is deeerste stap. De volgende zal zijn dat ze zal proberen ideen teelimineren op het web die strijdig zijn met de heersendeopinies.

Ook was de effectiviteit van acties op het web van eenlingen, ofkleine lokale clubs op een bescheiden niveau, deels te danken aanhet feit dat de rest van de wereld er geen erg in had dat het netzon machtig wapen was: De virtuele pioniers konden nog ongezien hungang gaan. Dat is nu niet meer mogelijk. Er is te veel aandachtvoor het medium. Kleinschalige niet commercile initiatieven zullensteeds meer worden gemarginaliseerd. Ik hoop dat ik ongelijk heb,maar de geschiedenis van de televisie is een goede indicatie waarhet met internet naartoe gaat. Ook daar is nauwelijks meer ruimtevoor een alternatief geluid.

Afrika

Maar de Amerikaanse is niet alleen maar pessimistisch over detoekomst van het net. Zo ziet zij in de nieuwe technologie ooknieuwe kansen voor het Afrikaanse continent, de bakermat van deAfro-Amerikaanse bevolking. De diaspora van de voormalige Afrikanenover de hele wereld, gevolg van onder andere slavenhandel enkolonialisme, kan dan voordelig uitpakken. Als deze mensen hunkennis inzetten voor het moederland, kan er zelfs een eind komenaan de braindrain die al eeuwen in het werelddeel gaande is: Goedopgeleide zwarte mensen in het westen kunnen via internet hunkennis delen. Op die manier wordt de braindrain omgekeerd tot eenvirtual braintransplant, een virtuele transplantatie vankennis.

Ze onderkent de problemen, die het ambitieuze voornemen omAfrika online te krijgen met zich meebrengt, maar benadrukt dattechnologie er in dienst is van de mensen, en niet andersom :Natuurlijk is er veel analfabetisme, maar dat betekent alleen datcomputers nog gebruikersvriendelijker moeten worden. Je kuntiedereen toch leren een icoontje aan te klikken. Arme landen hebbentechnologie altijd op hun eigen manier gebruikt, en dat zal nu ookgebeuren.

Ook in dit geval acht de wetenschapster ieder pessimisme over deAfrikaanse toetreding tot het digitale tijdperk uit den boze: Alsje zegt, Afrika heeft computers niet nodig, zolang er niet eensgenoeg eten is, ben je paternalistisch bezig. En hypocriet: hetwesten heeft er immers geen enkel probleem mee wapens naar Afrikate exporteren, en daar kan de bevolking ook niet van eten. En metde nieuwe technologie zou dit continent wel eens een hoopconstructiever zaken kunnen doen dan met tanks en mitrailleurs.

Gefascineerd door de media

De televisie stond bij ons thuis dag en nacht aan. Ik sliep inde huiskamer, dus lag s avonds laat nog te kijken. Dat venster opde wereld fascineerde me. De interesse van Anna Everett (46) voorde media stamt uit haar jeugd. Zij groeide op in het zwarte gettovan Washington D.C. in een protestants arbeidersgezin.

De familie behoorde tot de Pinkstergemeente en was zeer gelovig.De tv werd er, ondanks het feit dat zij constant aanstond, met eenzekere argwaan bekeken: Vooral mijn moeder en mijn tante haddentoch het gevoel dat veel programmas zondig waren, en daar gaven zijdan ook luid commentaar op. Vooral reclames hadden het zwaar teverduren. Toen heb ik al geleerd dat je altijd kritisch moet kijkennaar de boodschappen die de media uitzenden.

Everett is vandaag de dag professor op de afdeling Film Studiesvan de Universiteit van Californie in Santa Barbara en deed onderandere onderzoek naar de verspreiding van de digitale cultuur onderAfro-Amerikaanse vrouwen. Dat zij zich zou richten op onderzoeknaar de massamedia, en de gevolgen van onuitgesproken boodschappendaarin over ras en gender, lag voor de hand = De beeldbuis liet meeen wereld zien waaraan ik wilde deelnemen, maar waaraan ik ookiets wilde veranderen.

Femke van Zeijl