Aan het einde van de raadsvergadering kort voor kerst wees decaan Willem Koops vol trots naar de twintig portretten van hoogleraren die de faculteitskamer van Sociale Wetenschappen sinds kort sieren. Het is het begin van een door de decaan zo gewenste Wall of Fame, die ook een digitale variant krijgt. Uiteindelijk hoopt Koops alle naar schatting tweehonderd Utrechtse kopstukken uit de geschiedenis van het sociaalwetenschappelijk onderzoek bij elkaar te krijgen, maar dat is nog een hele opgave. “Je zou denken dat de namen en gegevens van de meest prominente wetenschappers ergens zijn op te vragen. Maar daarvoor moet je een enorme zoektocht ondernemen.”
Hoogleraar Universiteitsgeschiedenis Leen Dorsman kan zich wel iets voorstellen bij de ergernis van de decaan. “Een universiteit verzamelt en bewaart kennis, maar van onszelf weten we maar bar weinig.” Jammer, vindt ook Dorsman, want buiten wetenschappers en beleidsmakers tonen ook een groeiend leger genealogen en het grote publiek belangstelling voor de universitaire geschiedenis. “Er bellen geregeld mensen met vragen die we vaak niet heel precies kunnen beantwoorden. En laatst was er iemand die opmerkte dat de lijst met namen van rectores magnifici die in het Academiegebouw hangt, niet geheel compleet is. Dat was ook mij ontgaan.”
Sinds zijn aanstelling in 2001 ziet Leen Dorsman het als zijn taak de aanwezige data over wetenschappers en hun onderzoek beter te ontsluiten. Dat leidde tot de Bibliografie Geschiedenis Universiteit Utrecht (BiGUU), een digitaal gegevensbestand ondergebracht bij de universiteitsbibliotheek, waarin boeken en tijdschriftartikelen en andere informatie over de universiteit is terug te vinden.
Ook is de afgelopen jaren een database opgezet die alle promoties sinds de oprichting van de universiteit in 1636 moet gaan bevatten: het digitaal Album Promotorum (DAP). Daarin staat informatie over elk proefschrift, maar zijn ook persoonlijke gegevens en zo mogelijk een foto van de promovendus opgenomen. In totaal gaat het om zo’n 22.000 promoties. Dorsman: “Tot nu toe zijn alle promoties tot 1964 verwerkt. Om helemaal up-to-date te zijn, moeten we nog zo’n negenduizend promoties verwerken. Uiteindelijk kan het dan een taak worden voor de pedel om de database bij te houden.”
Een nieuw project van Dorsman, getiteld Album Academicum, komt tegemoet aan precies het probleem dat decaan Koops signaleert. Met universitaire financiering werken sinds kort twee onderzoekers en een student-assistent aan een digitale collectie hoogleraren naar Amsterdams voorbeeld: een doorzoekbaar bestand met daarin alle 2400 hoogleraren die Utrecht ooit heeft gekend, met belangrijke data en liefst een portret. “Een hele klus. Er zijn wel lijsten, maar die zijn niet compleet en ze verschillen soms ook nog eens van elkaar.”
Dorsman geeft het voorbeeld van een hoogleraar waarbij drie verschillende aanstellingsdata werden vermeld. “Na lang zoeken vond ik de tekst van een afscheidscollege waaruit duidelijk werd dat hij eerst als directeur van TNO in Utrecht bijzonder hoogleraar was, later decaan en gewoon hoogleraar, om vervolgens weer buitengewoon hoogleraar te worden. Dat zijn lastige dingen.”
Wetenschapshistorica Patricia Faasse, die onderzoek doet naar de geschiedenis van de bètafaculteit, was een half jaar kwijt aan het “inkloppen” van de gegevens van de vijfhonderd bètahoogleraren die de Utrechtse universiteit heeft gekend. “Alles is inderdaad versnipperd; je moet op verschillende plaatsen zoeken. Opmerkelijk genoeg weten we nog het minst van meer recente benoemingen, en dat terwijl het aantal hoogleraren juist de afgelopen decennia enorm is toegenomen. Maar de universiteit brengt tegenwoordig geen jaarboeken of studiegidsen meer uit waarin alle hoogleraren worden genoemd, en digitale data zijn vluchtig. Gelukkig zijn er universitaire medewerkers die uit eigen belangstelling informatie hebben verzameld. Toch zou je hopen dat dit soort gegevens op een plek samenkomen. Daarom vind ik het ook mooi dat er nu zoiets als het Album Academicum komt.”
Volgens Dorsman kan de website die bij de lustrumviering in 2011 wordt gepresenteerd, interessant materiaal bevatten voor universitaire onderzoekers en beleidsmakers. Zeker als er goed gelinkt wordt met andere digitale bestanden. “Het wordt veel gemakkelijker verbanden te leggen tussen verschillende hoogleraren en hun onderzoek. Maar ook als het gaat over vragen als ‘hoeveel vrouwelijke hoogleraren zijn er in die of die faculteit’, kan het van nut zijn.”
Dat de universiteit haar eigen geschiedenis serieuzer is gaan nemen, mag ook blijken uit het feit dat er inmiddels een commissie geschiedschrijving is. Het boek van Patricia Faasse dat ook tijdens het lustrum het licht ziet, is daar één van de resultaten van. Daarnaast maakt Dorsman deel uit van een archiefcommissie die inventariseert wat de UU aan archivalisch waardevol materiaal her en der nog in huis heeft. “Uit angst dat er iets waardevols werd weggegooid, stond ik vaak met mijn hoofd in containers wanneer er weer eens ergens verhuisd werd. Dat hoeft nu niet meer.” Maar dan nog wil het wel eens misgaan. Dorsman: “Zo werd er buiten ons medeweten een archief van de bekende natuurkundige Minnaert overgebracht naar het provinciaal archief in Haarlem, terwijl we dat misschien liever hier hadden gehouden.”