College bereidt voor op beantwoorden borrelvragen
Dub gaat op tournee langs verschillende colleges. Bakken de docenten er wat van? Letten de studenten braaf op? In deze eerste aflevering van Collegetoer schuift Thijs Kuipers aan bij Nederlands en leert wat Chomsky onze eerstejaars leert en waartoe Taalkunde op aarde is.
College: Taalsysteem en taaldiversiteit, verplicht eerstejaarsvak
Studie: Nederlandse Taal & Cultuur
Waar & wanneer: Maandag 23 april 2012, KNG 80, zaal 006
Docent: dr. Marjo van Koppen
Aantal studenten: 60
“Eddy Ruys geeft deze cursus. Ik ben hem niet,” zegt Marjo van Koppen. Natuurlijk weet ze dat iedereen dat al gezien had; het is een poging het ijs te breken. Ze heeft net door te klappen iedereen op onwennige manier tot stilte gemaand, en legt nu aan de zaal uit dat ze voor dit eerste college van de reeks de gastdocent is. Ze vertelt dat ze de vraag ‘waar draaien deze colleges om’ gaat beantwoorden: “Waarom doen taalkundigen aan taalkunde?”
De eerstejaars Nederlands krijgen hier dus hun verplichte hapje reflectie op een deel van hun vakgebied. Wat, hoe en waarom taalkunde? “Dat zijn de borrelvragen die je moet kunnen beantwoorden,” houdt Van Koppen de zaal voor, “want mensen denken vaak dat taalkunde om ontleden en spellen gaat.” Voor de duidelijkheid: daar gaat het dus niet om. Waar het wel om gaat is wat er in je hoofd gebeurt als je met taal bezig bent. Want waarom zeggen we op onbewaakte ogenblikken eigenlijk ‘hun hebben’?
Van Koppen is een beetje van de grappig bedoelde open deuren. “Wat bestuderen taalkundigen”, vraagt ze, en ze geeft direct het antwoord: “Taal, dat ligt voor de hand.” Maar al snel blijkt dat het niet onterecht is dat Marjo van Koppen een paar jaar geleden de prijs voor docenttalent kreeg: ze legt de boel kraakhelder uit.
Het zal vanwege die heldere uitleg zijn dat ze de aandacht van de zaal zonder problemen houdt. Op een enkel facebookpaginaatje hier en een smartphonetje daar, luistert iedereen aandachtig. Maar denk niet dat de gesprekken in de pauze over de generatieve taalkunde gaan: dit is een club eerstejaars, die heeft genoeg roddels en nieuwtjes over elkaar door te nemen.
Dan de stof. Waar taalkunde om gaat zijn de diepere regels die ten grondslag liggen aan onze taal: de Universele Grammatica. De held van het verhaal is Noam Chomsky, en zijn hypothese ‘er zit een genetische component in ons vermogen om taal te leren’ is zo’n beetje het enige waar in dit college niet aan getornd mag worden. Van Koppen laat de zaal dit filmpje zien, waarin Chomsky het zelf uitlegt: “Dat mijn kleindochter zich zó makkelijk een taal kan aanleren, bewijst dat er een genetische component is. De enige andere verklaring is dat het hier om een wonder gaat.”
Kritische vragen? Nauwelijks. Als in een bijzinnetje wordt verteld dat Chomsky ook maar een hypothese biedt, en dat er alternatieven zijn, vraagt daar natuurlijk een slimme jongen naar. “Maar ook de alternatieven schurken dicht tegen Chomsky aan,” antwoordt Van Koppen. De boodschap: Chomsky staat als een huis, ook al is het inmiddels alweer ruim vijftig jaar geleden dat hij zijn revolutionaire theorieën de wereld inbracht.
Een statistisch voorbeeld moet ondersteunen dat er iets gemeenschappelijks zit in de structuur van talen. We kijken naar de woordvolgorde:
Albert zoent haar |
42% |
Nederlands, Engels |
Albert haar zoent |
45% |
Japans, Latijn |
Zoent Albert haar |
9% |
Welsh, Zapotec |
Zoent haar Albert |
3% |
Tzotzil, Malagasy |
Haar zoent Albert |
1% |
Hixkaryana |
Haar Albert zoent |
0% |
- |
In geen enkele taal is ‘Haar Albert zoent’ een logische volgorde. Talen lijken oppervlakkig dan wel niet op elkaar, maar hieruit blijkt dat de structuren die daaronder liggen veel gemeen hebben. Punt gemaakt. Het is een college volgens het boekje: erg duidelijk, niet heel spannend.