De zwart-wit discussie op universiteiten

Als we niet uitkijken wordt de discussie rondom diversiteit op universiteiten net zo polariserend als de Zwarte Piet-discussie, waarschuwt Jan Sinnige. Hij pleit voor meer nuance.

‘Denk niet wit, denk niet zwart, denk niet zwart-wit,’ zijn de woorden waarmee de Frank Boeijen-groep in 1987 groot werd. Precies deze woorden kwamen in mij op de afgelopen dagen, toen de discussie zich meermaals op diversiteit richtte. Van minister tot student, van beleidsmaker tot kop in de Volkskrant: het is het gesprek van de dag.

Dat is goed en nodig: diversiteit is één van de grootste uitdagingen van dit moment en moet constant op de radar zijn bij elke onderwijsinstelling. Helaas wordt het debat nu nog teveel gevoerd in twee gescheiden kampen: pro- en contra-diversiteit. De discussie over diversiteit dreigt te veel gestigmatiseerd te raken en de nuance te gaan missen die juist bij dit debat zo cruciaal is.

En hoewel de vergelijking wellicht tot vermoeiends toe gemaakt is, blijft de Zwarte Piet-discussie iconisch. Er zijn harde schreeuwers die roepen dat Zwarte Piet moet blijven, omdat niemand mag komen aan ónze tradities. De tegenstanders schreeuwt minstens zo hard dat Zwarte Piet absoluut niet meer kan en dat het niet meer thuishoort in ónze moderne samenleving. Wie ‘ons’ is en wat ‘ons’ van deze discussie vindt, vergeten de schreeuwers voor het gemak. Er bevindt zich namelijk tussen de twee uitersten een stille meerderheid. Niet een stille meerderheid die aangesproken wordt door Mark Ruttes verkiezingsretoriek, maar een stille, twijfelende meerderheid. En juist deze meerderheid, die dreigt een minderheid te worden, is gebaat bij de nuance.

De manier waarop de Zwarte Piet-discussie wordt gevoerd, staat nog niet gelijk aan het diversiteitsdebat op universiteiten.  Toch is een waarschuwing op zijn plaats. Een universiteit is niet gebaat bij een gepolariseerde discussie over diversiteit die verdeeld is in keihard voor en keihard tegen. Als ik koppen lees als ‘dit onderwerp drijft mensen tot razernij,’ denk ik aan Boeijen. Denk niet wit, denk niet zwart, denk niet zwart-wit. Laten we het debat voeren, zoals het op universiteiten bedoeld is: vormend.

De Frank Boeijen-groep zong in eerdergenoemde hit: ‘Iemand riep je hoort niet bij ons. Mes. Steek. Pijn.’ Het is dat gevoel dat iedereen kent. Van vroeger of van nu. Als je er niet bij hoort, geeft dat een onbehaaglijk en onbegrepen gevoel. Eenieder maakt daar een eigenstandige keuze in. En daarbij is het aan ons om geen vraagtekens te zetten bij welke keuze een individu maakt, maar om ons te verwonderen en te verdiepen in waarom iemand een keuze maakt. Zo komen we tot nuance en tot vormend debat. En dat beperkt zich niet tot etniciteit, maar moet zich juist uitbreiden met onderwerpen als gender, seksuele voorkeur en afkomst.

Het is daarom ook dat ik de uitspraak bestrijd van Gloria Wekker, voorzitter van de commissie diversiteit van de UvA. Zij stelt in een interview met de Volkskrant: “Ik constateer een probleem, waarom moet ik met de oplossing komen?”.

Het is juist Wekker die een voorloper moet zijn in het genuanceerde debat over diversiteit: een vormend debat op de universiteit zoals die gevoerd horen te worden. Wars van schijntegenstellingen en verschillende kampen, want het is ook Boeijen die ons leert ‘Denk in de kleur van je hart.’ De kleur van ons hart: dat is precies wat deze discussie nodig heeft. Met voldoende nuance zal blijken dat de kleur van elk hart niet zwart is, niet wit, maar egaal grijs.

Advertentie