Een wetenschapper in de politiek, kan dat eigenlijk wel?
Annelien Bredenoord onderzoekt medische ethiek in het Universitair Medisch Centrum Utrecht en zit voor D66 in de Eerste Kamer. Een prima combinatie vindt ze, want bij ethische onderwerpen lopen religieuze, emotionele, wetenschappelijke, morele en technische debatten dwars door elkaar heen.
Het komende jaar mag ik op deze plek een tweemaandelijkse column schrijven over mijn werk als associate professor medische ethiek in het UMC Utrecht en mijn lidmaatschap van de Eerste Kamer namens D66. Een wetenschapper in de politiek – een politicus in de wetenschap – kan dat eigenlijk wel? In mijn columns zal ik op de verschillende aspecten van wetenschap, ethiek en politiek ingaan.
Als student was ik al geïnteresseerd in zowel de medische ethiek als politiek. Ik studeerde theologie en politieke wetenschap aan de Universiteit Leiden, was student-assistent ethiek in het LUMC en was daarnaast politiek medewerker van de Leidse gemeenteraadsfractie van D66, met toen nog wethouder Alexander Pechtold!
In mijn optiek hebben wetenschap en politiek alles met elkaar te maken, en dat geldt helemaal voor de medische ethiek. Het is een academische discipline op het snijvlak van de filosofie en geneeskunde, maar ook inherent politiek, want het betreft patiëntenrechten, professionaliteit, waarden en normen, schaarste, de groei ende grenzen van technologie, leven en dood.
In het UMC Utrecht bestudeer ik met een multidisciplinaire groep hoe nieuwe biomedische technologie op een ethisch verantwoorde manier vertaald kan worden van de eerste ideeën in het lab tot studies bij patiënten en naar de maatschappij. Zo probeer ik me in een zo vroeg mogelijk stadium te informeren over nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen in onder andere de genetica, het stamcelonderzoek, de regeneratieve geneeskunde, Big Data en biobanken en proactief de ethische vraagstukken te identificeren en evalueren.
“Ethisch parallel onderzoek” noemen we dat, waarbij nieuwe (bio)medische technologie niet vanaf de spreekwoordelijke academische ivoren toren aan het einde van de pijplijn wordt veroordeeld, maar in een vroeg stadium van binnenuit wordt begeleid.
Dus niet het opgeheven vingertje, maar constructief meedenken met een gevarieerde groep. Op deze manier kunnen wetenschap, technologie, ethiek en maatschappij leiden tot “co-productie” van nieuwe kennis, hetgeen in contrast staat met het Olympus model waarin wetenschap, technologie, ethiek en maatschappij afgebakende rollen en aparte domeinen zouden zijn.
Juist mijn vakgebied laat zien dat deze visie achterhaald is: als mensen praten over genetische modificatie van embryo’s lopen religieuze, emotionele, wetenschappelijke, morele en technische debatten dwars door elkaar heen. Als je in gescheiden domeinen blijft denken kom je met dergelijke complexe wetenschappelijke en maatschappelijke vraagstukken niet veel verder.
Vanuit deze visie op wetenschap- en technologieontwikkeling is het een kleine stap naar de politiek. Waar ik me in het Utrecht Science Park in een omgeving aan het begin van de pijplijn verkeer, is de Eerste Kamer bij uitstek het einde van de pijplijn. In de Senaat is het de laatste keer dat er naar een wet gekeken wordt voordat deze de samenleving ingaat, en we kijken dan ook met name naar kwesties als kwaliteit, uitvoerbaarheid, rechtsstatelijkheid en draagvlak.
Ethisch verantwoorde innovatie is een cirkel met voortdurende “feedback loops”, een continue proces waar onder andere patiënten, wetenschappers, burgers, politici, studenten, artsen, bedrijven allemaal een stuk verantwoordelijkheid in dragen. Jullie dus ook!