Efteling-begroting niet goed voor het onderwijs
De Utrechtse student Jan Sinnige is dit jaar voorzitter van het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) en gaat voor DUB columns schrijven. Met Prinsjesdag zat hij meteen vol in de hectiek. Voor studenten presenteerde het kabinet namelijk geen feestbegroting.
Dinsdag was het Prinsjesdag. Een dag vol rituelen: van Gouden Koets tot Troonrede, van driewerf hoera voor de Koning tot koffertje van Dijsselbloem. Maar ook een dag van gebruiken die zich voltrekken achter de schermen: een grootse VNO/NCW-borrel, een ratrace voor je eigen reactie in de pers en belangenclubs buitelen over elkaar heen. Een artikel in de Telegraaf zette alle reacties van deze clubs onder elkaar. Een vergaderorganisatie, Bouwend Nederland, VNPF, TLN, Patiëntenfederatie Nederland en nog vele andere termen vliegen mij om de oren. Komt er geld, dan is men tevreden. Maar zijn er bezuinigingen of wordt geen extra geld aangekondigd, dan klinken de politieke krachttermen je om de oren.
Ook het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) doet mee aan de race om de reactie. En na verzending van ons persbericht vraagt een journalist aan mij: ‘Jan, wat vinden studenten van deze feestbegroting?’ Er bekruipt mij een onbehaaglijk gevoel. Een feestbegroting is een woord dat voor studenten niet op gaat. De afgelopen jaren zijn studenten er structureel op achteruit gegaan.
Toen ikzelf 18 jaar en vol enthousiasme op de trein naar Utrecht stapte, zou ik 1713 euro collegegeld gaan aftikken. Voor aankomend jaar ligt dat bedrag bijna driehonderd euro hoger. En dat niet alleen, de afschaffing van de basisbeurs, de stijgende huren en de hogere bier- en boodschappenprijs hebben ook niet bijgedragen aan de financiële positie van de student.
Studeren is steeds duurder geworden. De drempels om wat langer over je studie te doen zijn daarmee ook hoger geworden. Een bestuursjaar, een stage of naar het buitenland zit er voor velen niet meer in. En dat is paradoxaal: de arbeidsmarkt vraagt juist om deze extra ervaring. Vrienden die net afstudeerden aan de Universiteit Utrecht worden niet eens uitgenodigd op een gesprek, als er een nominaal doorlopen studie op hun cv staat.
Best gek, want stel je komt uit Overvecht-Noord, waar je ouders het niet breed hebben en niet hebben gestudeerd. Als kind ben je gezegend met een goed stel hersens en je kan de stap naar de Universiteit maken. Je betaalt alles zelf, werkt hard om de eindjes aan elkaar te knopen en rondt netjes binnen vier jaar een Bachelor en Master af. Klaar om op eigen benen te staan en de arbeidsmarkt te betreden.
Terwijl er opnieuw een afwijzing binnenstroomt, ga je bij jezelf te rade. Wat had ik moeten doen? Meer bestuurswerk? Toch die stage? Naar het buitenland? Maar binnen drie jaar moest en zou je afstuderen: anders kon je het niet betalen en zou de torenhoge schuld zich opstapelen.
Het is één van de gekste paradoxen van deze tijd: het onderwijs focust op hard doorsturen en niet op kansen creëren voor later. Terwijl het onderwijs juist is bedoeld om kansen te creëren. De ‘feestbegroting’ van dit jaar maakt daar geen einde aan en dus ook ik roerde en klaagde dinsdag in de media. Geert Wilders vond ik aan mijn zijde, in het geschreeuw om moord en brand dan. Hij sprak van een Efteling-begroting. Ik deel zijn mening niet vaak, maar zijn beeldspraak in dit geval wel. En zeker als het gaat om onderwijs. Een studie mag geen achtbaan worden, waar je doorheen sjeest. Maak het een droomvlucht, met ruimte voor uitstapjes en kansen. Dan wordt het een mooie Efteling-begroting en meer dan een Fata Morgana.