Het nut van stages (maar waarvoor?)

De stage zou veel meer ingezet moet worden als brug tussen theorie en praktijk, vindt Bald de Vries. Gebruik de stage om naar aanleiding van de praktijk te denken over de inhoud en visie van het vak dat je studeert.

Een universitaire opleiding is een goede springplank op weg naar een maatschappelijke carrière en een arbeidzaam leven. Het creëert de kansen en mogelijkheden op een mooie, uitdagende baan waarin je je verder kunt ontwikkelen. Vaak genoeg wordt zo’n baan ook nog eens goed betaald of geeft het uitzicht op weer een betere (betaalde) baan. Een academische opleiding maakt, kort gezegd, een carrière mogelijk, met alles wat daarbij komt.

Nu is het niet zo dat een academische opleiding per se opleidt voor een bepaalde baan. De universiteit is in principe niet een instituut waar beroepsopleidingen worden aangeboden. Natuurlijk, bij bijvoorbeeld geneeskunde en diergeneeskunde ligt het misschien minder voor de hand om dit te stellen. Dat ze toch universitaire opleidingen zijn heeft wellicht te maken met de complexiteit van het vak en onderzoek dat erin leidend is.

Over de opleiding rechtsgeleerdheid zegt men ook dat het een beroepsopleiding zou zijn. Maar gek genoeg komt minder dan de helft van de door ons opgeleide juristen terecht in het juridische beroep. Blijkbaar biedt de opleiding méér dan één bepaald beroepsperspectief.

Ik kom hierop omdat er steeds meer gehamerd wordt op de aansluiting van een opleiding met het zogenaamde werkveld. Studenten zouden dan beter en sneller ‘aan de bak kunnen’ – een baan kunnen vinden; er beter op voorbereid kunnen zijn. De stage is hier voor een heel goed middel en wordt inmiddels beschouwd als noodzakelijk om je kansen als student te verbeteren, naast allerlei bestuursbaantjes en zo. Ik heb er dan ook geen probleem mee dat studenten stages doen, al zeggen anderen dat het onbetaalde arbeid is en dus arbeidsplekken bezet houdt.

En dat is niet het punt wat ik wil maken. De vraag is in hoeverre opleidingen stages binnen het curriculum moeten faciliteren, bijvoorbeeld tijdens de eenjarige masters – een stage gaat toch ten koste van iets anders. Daar heb ik dan ook wat meer moeite mee, zeker als een stage volledig los staat van het curriculum en bijdraagt aan de instrumentalisering van het academisch onderwijs, om ten dienste te staan aan enkel een economisch doel – een maatschappelijke stage zou teveel gevraagd zijn, bijvoorbeeld.

Maar ik ben realistisch – stages zijn onontkoombaar geworden (al zou de universiteit ook een vrijplaats moeten kunnen zijn, zonder zorgen over later). Maar zie stages niet enkel als hulpmiddel tot een baan en integreer de ervaring opgedaan tijdens de stage met wat je op de universiteit hebt gestudeerd en nog gaat studeren. Welke inzichten geeft de praktijkervaring je? Bijvoorbeeld voor rechtenstudenten: zegt de stage iets over hoe je naar recht kijkt of wil kijken? Wat voor een type jurist wil je zijn en wat zegt dat over jouw visie op recht? En kunnen wij als docenten deze vragen, voor en na de stage een plek geven in het curriculum?  Dan zou een stage een mooi didactisch middel kunnen zijn om de relatie tussen theorie en praktijk te doorgronden en erop te reflecteren.

Voor het overige: studenten, vertrouw erop dat met een goede academische carrière, afgerond met mooie resultaten, de wereld ook aan je voeten ligt – misschien wat meer onzeker maar daardoor wel spannend(er).

Advertentie