Psychologisch onderzoek is kwetsbaar

Recent onderzoek liet zien dat replicatie van psychologisch onderzoek vaak niet mogelijk is. Volgens sociale wetenschapper Ruud Abma toont het aan dat onderzoek naar het gedrag van de mens vraagt om een weloverwogen aanpak, zowel van de wetenschappers als van de media.

Kranten schrijven graag over psychologie. Pagina’s worden opgeleukt met weetjes uit psychologisch onderzoek, maar mooier vinden ze het om de psychologie zelf op de korrel te nemen. Als in een reflex. Vorige week was het weer raak: ‘Psychologen in de war’, kopte NRC Handelsblad, naar aanleiding van een artikel in Science. Replicatie van honderd psychologische experimenten leverde slechts bij 39 experimenten bevestiging op. Conclusie: psychologen zijn onwetenschappelijk bezig.

Ik zou eerder zeggen: ze steken de hand in eigen boezem en dienen daarvoor geprezen te worden. De onderzoekers onder leiding van Brian Nosek volgden de dringende oproep uit 2012 van Nobelprijswinnaar Daniel Kahneman om streng en systematisch onderzoek te doen naar de houdbaarheid van resultaten in de experimentele psychologie. Dat was na diverse onverkwikkelijke ruzies over ‘mislukte’ replicaties op het gebied van social priming.

De vraag is: hoe nu verder? In het Science-artikel gaat het om honderd artikelen uit drie gerenommeerde tijdschriften op het gebied van de sociale en cognitieve psychologie. Dat is een fractie van het totaal aantal publicaties in de psychologie. Moeten we die allemaal gaan controleren? Los van de vraag wie dat zal betalen, kan het leiden tot een explosie aan replicatieonderzoeken waaronder de psychologie uiteindelijk bedolven zal raken.

Maar er is nog iets: het gaat bij deze replicatiestudies om enkele deelgebieden van de psychologie waarbinnen experimenteel onderzoek en publicatie daarvan in korte research papers usance is. Dat opknippen van bevindingen (‘salami slicing’) leidt tot een versnippering van kennis. De sociaalpsychologe Naomi Ellemers, onlangs benoemd tot universiteitshoogleraar aan de Universiteit Utrecht, pleitte er in haar artikel ‘Connecting the dots’ (2013) voor om meer energie steken in het creëren van theoretische samenhang. Dat zou voor het vak wel eens meer kunnen opleveren dan het bouwen van een replicatiefabriek.

Ellemers pleitte ook voor samenwerking over de grenzen van disciplines heen, bijvoorbeeld met sociologen, cultureel antropologen en politicologen, maar ook buiten de sociale wetenschappen, met geesteswetenschappers en juristen. Met andere methoden werken dan het experiment kan verfrissende inzichten opleveren en de levensechtheid en praktische relevantie van de (sociale) psychologie vergroten.

Dat is belangrijk, want de sociale wetenschappen zijn kwetsbaar. Degenen op wie hun onderzoekingen zich richten – mensen – slikken niet alles voor zoete koek. Vaak is hun reactie op nieuwe bevindingen wat denigrerend: ofwel ze geloven het niet, ofwel ze wisten het al. En soms vinden ze het gewoon onzin, en dat is best begrijpelijk. Wat moeten we bijvoorbeeld aan met de bevinding dat mensen die hun handen hebben gewassen met water en zeep minder moeite hebben met onethische praktijken, zoals de Britse psychologe Simone Schnall in 2008 vaststelde in een laboratoriumonderzoek? Een verbod uitvaardigen op handen wassen?

Sociaalwetenschappers bestuderen de meest complexe materie die er is: het handelen van intelligente levende wezens in een historische context die zij zelf mede gecreëerd hebben. Recht doen aan zo’n complexiteit vereist een weloverwogen aanpak. Dat geldt voor journalisten die over de sociale wetenschappen schrijven, maar ook voor sociaalwetenschappers zelf.

Tags: psychologie

Advertentie