Schaf woord valorisatie af

Wat betekent valorisatie? Wilma Vollebergh vindt het begrip vaag en roept het associaties op met perverse prikkels. Je kunt het beestje beter direct bij de naam noemen.

Toen Vincent Icke, hoogleraar theoretische sterrenkunde, bij De Wereld Draait Door werd gevraagd welk woord hij zou willen afschaffen, spuugde hij het woord ‘valorisatie’ uit:  hij had er helemaal genoeg van! Zijn tafelgenoten, die meer alledaagse voorbeelden hadden genoemd, begonnen acuut glazig te kijken. Want ja, toegeven – op nationale televisie - dat je het woord niet kent dat iemand anders al veel te vaak en tegen zijn zin gehoord heeft, dat is nogal wat.... Valorisatie, zo legde Icke desgevraagd deze universitaire ‘nieuwigheid’ uit, is geld verdienen aan wetenschappelijke kennis, en de nadruk daarop in het wetenschappelijk onderzoek is inmiddels zo groot dat we al bij het maken van onze onderzoeksvoorstellen moeten aangeven op welke manier we daar geld uit denken te gaan halen. Hij vond het om te huilen. En ik voel met hem mee.

Om de valorisatie van wetenschappelijk onderzoek te vergroten, verzette NWO haar bakens en bepaalde in samenwerking met het bedrijfsleven en de overheid (iemand heeft ooit bedacht dat we dit de ‘gouden driehoek’ zouden moeten noemen – naar analogie van dat prachtige drielandenpunt waar schandelijk grote bedragen verdiend zijn met de opiumhandel) de ‘topsectoren’ waarmee wetenschappelijke onderzoekers moeten samenwerken om überhaupt nog geld uit de grootste NWO-programma’s te kunnen krijgen, terwijl de ‘valorisatie-paragraaf’ van onderzoeksvoorstellen steeds meer ging meetellen bij het bepalen van de prioritering van de ingediende voorstellen.

Inmiddels lijkt het begrip valorisatie – door het protest van veel wetenschappers die geen geld met hun kennis weten te verdienen, maar toch graag willen ‘valoriseren’ (ja, wie niet?) – te worden opgerekt tot niet alleen financiële maar ook maatschappelijke waarde. En zo is een oud thema (de maatschappelijke relevantie van wetenschappelijk onderzoek) onder een nieuwe  noemer en meer financieel winstperspectief (valorisatie) weer helemaal terug op de universitaire agenda.

Niet dat iemand inmiddels weet hoe het valorisatie-criterium precies gewogen moet worden, want de commissie die dat zou moeten uitvinden is net pas klaar met het uitbrengen van haar eerste suggesties – die nog besproken en gevalideerd moeten worden. Maar goed, het zou niet de eerste keer zijn dat een beleidsvoornemen al wordt uitgevoerd terwijl nog niemand weet wat de effecten zijn of wat de beste manier is om dat te doen. Uit het feit dat geen van Ickes tafelgenoten zelfs het woord ‘valorisatie’ maar kende, mogen we afleiden dat deze hervorming van de wetenschapsagenda zich grotendeels binnen de universitaire gelederen afspeelt en nog weinig aandacht buiten onze eigen gremia heeft gekregen. Waarvan acte.

Het lijkt de oplossing voor de als negatief ervaren trend in het wetenschappelijk onderzoek: de ivoren toren van de wetenschappers, de eenzijdige nadruk op H-indices, de doorgeslagen publicatiewoede, de promotiefabrieken, de in zichzelf gekeerde wetenschap... Ook Science in Transition roept de maatschappelijke relevantie te hulp om deze ook door hen geconstateerde trend te keren.

Maar de problemen zijn hiermee natuurlijk helemaal de wereld niet uit. ‘Valorisatie’ kent ook zo zijn problemen. Ik noem er slechts drie, in willekeurige volgorde. In de eerste plaats zie ik niet snel een goed en valide antwoord komen op de vraag: wat is maatschappelijk relevant, wie bepaalt dat en hoe? Moeten dat per se groepen, instituties, organisaties buiten de universiteit zijn? Moeten niet-wetenschappers gaan vertellen waar het wetenschappelijk onderzoek over moet gaan?  Zijn universiteiten en de hier werkende wetenschappers dan niet ook onderdeel van de samenleving? Of hebben we hier de maatschappelijke sector te pakken die niet ‘maatschappelijk’ mag heten en als enige sector weinig te zeggen krijgt over haar eigen agenda? Welke agenda’s domineren dan de wetenschappelijke agenda? Die van het bedrijfsleven? Die van de overheid?

In de tweede plaats zijn ook bij ‘valorisatie’ tal van perverse prikkels aanwijsbaar die het moeilijk maken om dit als een probleemloos criterium te nemen. Het artikel in de Groene Amsterdammer over ‘bijklussende hoogleraren’ in economische faculteiten geeft hiervan tal van voorbeelden, die we moeiteloos kunnen extrapoleren naar andere faculteiten- zij het wellicht in iets minder economische termen. Het is immers moeilijk om de hand te bijten waardoor je gevoed wordt, de gastheer te schofferen die onze stoelen heeft aangeschoven. De wetenschappelijke onafhankelijkheid – toch ook een maatschappelijk belang op zich – is zonder meer in het geding als wetenschappers ook andere belangen in de gaten moeten houden, al presenteren hoogleraren met dubbele petten zich nog zo ethisch en onafhankelijk en proberen ze zich hier oprecht naar te gedragen. Hiervan zijn meer dan genoeg precedenten te vinden.

Een laatste punt. Omdat moeilijk te bepalen is wat valorisatie precies zou zijn, is er een neiging om dat te laten samenvallen met media exposure: hoe meer aandacht de media voor bepaald onderzoek of bepaalde wetenschappers hebben, hoe belangrijker dat onderzoek voor de samenleving is. Kennelijk. Maar daar kunnen eenvoudig vraagtekens bij gezet worden. Er is veel media-aandacht voor onzin-onderzoek, en berichten in de media over onderzoek kloppen lang niet altijd. Bovendien kent ook media-exposure zo zijn ‘perverse prikkels’.

Media-exposure is immers goed voor de business. Wie vaak in de media komt, zal vaak gevraagd worden om op te treden. Bekendheid is invloed. Invloed betekent opdrachten. Optredens (presentaties, lezingen, workshops) leveren bovendien geld op. Dat geld gaat lang niet altijd in wetenschappelijk onderzoek zitten, en wordt ook lang niet altijd naar universitaire rekeningen overgemaakt.

Er worden echt wel wat kleine BV’tjes in stand gehouden met dit soort schnabbels. Niet erg, vindt de minister, zolang de BV’tjes maar transparant zijn. Maar mijn stelling is hier dat het streven naar media-exposure een direct effect op de inhoud van de standpunten kan hebben. Media-exposure in stand houden vraagt om sappige uitspraken, controversiele standpunten, welwillende standpunten, al naar gelang de context. Om media warm te houden moeten die uitspraken ook met zekere regelmaat iets ‘vernieuwends’ bevatten, want anders is iedereen zo op je uitgekeken. En meningen tellen in de media nu eenmaal net zo hard mee als resultaten van wetenschappelijk onderzoek, dus de link naar wetenschappelijk onderzoek is vaak ook moeilijk te detecteren.

Dus tja. Is valorisatie een waardevolle toevoeging aan wetenschappelijk onderzoek, of halen we hier het paard van Troje binnen? De tijd zal het leren. Maar liever nog dan dat afwachten steun ik Vincent Icke in zijn verzuchting om het woord af te schaffen en zou ik willen voorstellen om de beestjes maar gewoon weer bij hun naam te noemen: belang van het onderzoek en van bepaalde resultaten voor welomschreven derden, financieel gewin, financieel belang, mediabekendheid, dubbele petten. Dan weet tenminste iedereen weer waar we het over hebben.

Advertentie