UU-wetenschapper maakte misbruik van zijn positie in de media
Filosoof Floris van den Berg geeft in de media slecht onderbouwde meningen om zijn persoonlijke kijk op atheïsme te promoten. Dat is niet integer, vindt Mariëtte van den Hoven.
De digitale knipselkrant van de Universiteit Utrecht geeft doorgaans een niet onaardig aanbod van artikelen dat ik toch regelmatig wegklik. Vorig week stond er een kort interview met Floris van den Berg, ethicus aan de faculteit Geowetenschappen bij.
Hij ging in de rubriek Kort interview als een olifant door de porseleinkast. De titel kopte Kind niet besnijden en niet indoctrineren met religie. Besnijdenis is misdadig, en het is je morele plicht om kinderen in vrijheid te laten kiezen, aldus van den Berg in het AD.
Nu zou dit interview in de regel zonder slag of stoot weer naar de vergetelheid verdwijnen, ware het niet dat ik hier toch wat opstandig van wordt. Allereerst is het de vraag of je je functie (filosoof aan de Universiteit Utrecht) mag gebruiken om je persoonlijke levensbeschouwelijke visie, namelijk atheïsme, te verspreiden en daardoor slecht onderbouwde meningen mag spreiden.
Iemand bij Geowetenschappen is doorgaans met andere onderwerpen bezig dan religie. Zelfs als je vindt dat een academicus een vrije denker is en ook iets mag zeggen over onderwerpen waar hij of zij minder verstand van heeft - zoals hoogleraren regelmatig in petities doen- kun je je afvragen of je toch geen misbruik van je functie maakt.
Als er alleen maar had gestaan ‘Floris van den Berg, atheïst, schrijver’ dan had hij niet de universiteit als legitimatie en autoriteit voor zijn karretje gespannen. Dit is, in mijn optiek, in tijden van wetenschappelijke integriteitsdiscussies, wel een vraag waard. Daarnaast is het voor mij als ethicus bezwaarlijk dat mijn collega hier het vooroordeel dat ethiek maar ‘een mening is’ en dat je die ongebreideld mag verkondigen, ernstig bevestigt.
De rol van religie in onze samenleving en de vrijheid van ouders om kinderen religieus op te voeden is zeker een onderwerp dat ook binnen de ethiek bespreekbaar moet zijn, maar niet op voet van oorlog.
Binnen de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) is reeds enkele jaren geleden een discussie op gang gebracht over de ethische vragen met betrekking tot jongensbesnijdenis. ‘Verminking om bij een clubje te horen’ is, taxitaal om de kwalificatie van Ronald Plasterk te gebruiken over de kwaliteit van menig ethische inbreng. Taxitaal kan beter vermeden worden. Naar mijn mening is het nodig om vanuit de ethiek werkelijk zinvolle bijdragen aan discussies te leveren die in onze samenleving in volle gang zijn.
IS-gangers, mazelenepidemie, eerwraak en jongensbesnijdenis zijn onderwerpen waar ook de jeugdzorg regelmatig mee geconfronteerd wordt. Het is daarom niet kies om religie in zijn geheel naar de prullenbak te verwijzen; eerder is het van belang om zicht te krijgen op het belang van cultuur en religie in onze samenleving, en op de ontwikkeling van kinderen.
In het kader van het stimuleringsgeld Dynamics of Youth zijn we daarom met collega’s van de faculteiten FSW, Rebo en Geesteswetenschappen al bijna een jaar bezig na te gaan hoe relevant religie en cultuur zijn voor opgroeiende kinderen wanneer zij in de jeugdzorg hulp krijgen.
Yunus, het negenjarige Turkse jongetje dat werd geplaatst bij een lesbisch pleeggezin en om die reden werd vanuit moslimhoek geëist dat hij terug moest naar zijn biologische ouders, is een bekende kwestie. Had Yunus beter in een moslimpleeggezin geplaatst kunnen worden, en waarom dan? Hoe belangrijk is het voor je ontwikkeling om en je eigen identiteit te kunnen ontwikkelen en te passen binnen de Nederlandse samenleving? Hoe rechters, advocaten en jeugdbeschermers nu afwegen, is vaak onhelder, vaak ook impliciet.
Tijd om dat boven tafel te krijgen, maar wel op een manier die meer nuance heeft dan de uitspraken van deze weledelgeleerde collega van de Universiteit.