Van voetballand naar kennisland
Wat zeggen de resultaten van het Nederlands voetbal over onze samenleving? Frank van Eekeren ziet dat steeds meer analisten een verband leggen tussen de sport en de maatschappij.
De wereld is complex en dat is lastig. Kranten, opiniebladen en tv-programma’s hebben daar een oplossing voor: de analist. Deze beroepsduiders zoeken naar begrijpelijke verklaringen voor ingewikkelde processen. Zo deinzen zij er bijvoorbeeld niet voor terug een direct verband te leggen tussen belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen en gebeurtenissen in een voetbalstadion. Opeens blijken er opvallende parallellen te zijn.
Neem de analist van de The Economist. Hij kwam onlangs met een beschouwing over het Duitsland van na de Tweede Wereldoorlog. Wat blijkt? Het Wirtschafstwunder en de verrassende Duitse WK-zege in 1954, de val van de muur en het wereldkampioenschap in 1990, de economische terugval en de slechte prestaties rond 2000, plus de huidige economische stabiliteit en de overheersing van Duitse ploegen in de Champions League: Het is allemaal geen toeval.
Ik vind het aanlokkelijk om de stand van een land te relateren aan voetbalprestaties. Zou voetbal bijvoorbeeld ook iets zeggen over de positie van Nederland als kennisland? Die vraag dringt zich bij mij op nu kennis en innovatie definitief zijn doorgedrongen in het vaderlandse profvoetbal. Clubs verzamelen tegenwoordig de gekste data. Vanuit de overtuiging dat succes maakbaar is bestuderen zij de looplijnen, bloedwaarden én de psyche van hun spelers. Ook het aansturen van een vereniging is hogere wiskunde geworden. Een trainer heet nu ‘manager van het voetbalgedeelte’ en een voorzitter kan niet meer zonder de laatste bedrijfs- en bestuurskundige inzichten.
Dat theoretische kennis definitief de plek heeft ingenomen van het gezond verstand en dat de donderpreek is vervangen door data-analyse mag een klein wonder heten. Nog niet zo lang geleden liet Willem van Hanegem als trainer het liefst een broodje bal serveren aan zijn spelers, maar tegenwoordig stellen voedingsdeskundigen bij elke club het menu vast. Johan Cruijff begon anderhalf jaar geleden aan een fluwelen revolutie tegen de ‘stropdassen’ in het Ajax-bestuur, maar momenteel loopt oud-doelman Edwin van der Sar stage bij een ‘stropdas’ - om daarna pas directeur te mogen worden. En eerstedivisionist Sparta dreef 124 jaar op pure nostalgie, terwijl zij anno 2013 beschikt over een heus ‘voetballab’.
Ondanks de toenemende invloed van kennis en innovatie in het voetbal lieten ook dit seizoen de internationale prestaties van Nederlandse clubs als Ajax, PSV en Feyenoord sterk te wensen over. En Sparta wist – ondanks het laboratorium - niet te promoveren naar de Eredivisie. Wat zegt dit over de stand van ons kennisland? Is het matige voetbal het bewijs dat we ook op dat vlak de internationale aansluiting hebben verloren? Of staat ons dankzij de hoge kwaliteit van onze wetenschap volgend jaar glorieus succes te wachten in de Champions League? Hoe het ook zij, de beroepsanalist vindt vast en zeker een verband.