Afstuderen in ijsberenland
Willem van der Bilt: 'Mijn neus en vingers zijn bevroren geweest'
Het smeltwater van de gletsjer klatert door Longyearbyen, de hoofdstad van Spitsbergen. Het is juli, zomer en zes graden boven nul. De zon schijnt 24 uur per dag. Dat was anders toen Willem van der Bilt (23) hier begin maart aankwam. In het donker van de poolnacht deed de student Biogeologie het veldwerk voor zijn afstudeerproject.
Op een sneeuwscooter reed hij met collega's naar Kongkessvatnet, een meer dat tachtig kilometer verderop ligt. Daar boorde hij een vijf meter lange kern van het sediment uit de bodem van het meer. De expeditie duurde drie dagen. "Veldwerk bij 25 tot 35 graden onder nul is niet altijd leuk. Je bevriest als je niet uitkijkt." En dat deed Willem ook niet altijd. "Stom, want ik weet wat die kou doet. Mijn neus en vingers zijn bevroren geweest. Dat heb je zelf niet in de gaten, tot er iemand zegt 'Willem, je neus is wit'." Gelukkig liep hij bij die ongelukjes geen blijvende schade op.
De Utrechtse student voelt zich in het koude klimaat op zijn plek. Hij is het type, dat op de lagere school al spreekbeurten gaf over gletsjers. Vorig jaar kwam hij naar Longyearbyen om bij UNIS (University Centre in Svalbard) twee vakken te volgen. "Daar heb ik flink mijn best op gedaan, ik wilde hier graag ook een afstudeerproject doen. Dat heb ik mijn docenten ook laten weten."
Zijn aanpak werkte. Eén van zijn docenten mailde hem een tijdje later met een idee. Samen schreven ze een voorstel. Willem trok vervolgens veel tijd uit voor het project. "Ik doe alles zelf. Ik heb de financiering geregeld, heb het veldwerk gedaan en ben nu bezig met de analyse van de samples."
In het meer waar Willem zijn kern boorde, zet zich elk jaar een laagje sediment af van een halve millimeter. "Mijn kern van vijf meter bevat dus 10.000 jaar geschiedenis. Het is de eerste sedimentkern op Spitsbergen die zo ver teruggaat." Doordat het meer elke winter dichtvriest, oogt het wintersediment anders dan het zomersediment. "De kern heeft een soort jaarringen waarvan de één licht en de ander donker van kleur is. Daardoor kan ik de ouderdom bepalen."
Het onderzoek van de Utrechter richt zich op de vraag hoe snel het klimaat kan veranderen. "Wij hebben een plaatje in ons hoofd: de ijstijd hield op en sindsdien was het klimaat min of meer zoals het nu is. Maar er is steeds meer bewijs dat er grote fluctuaties zijn geweest."
Willem probeert via de eencellige wieren, de diatomeeën, uit te vinden wanneer en hoe groot die fluctuaties zijn geweest. "De eencellige wieren zitten in de boorkern. Welke soorten er in dit meer voorkomen, en in welke hoeveelheden, hangt af van de temperatuur en de hoeveelheid voedsel in een bepaalde periode. Daarom tel ik de diatomeeën in het sediment. Ook onderzoek ik de zuurgraad en de korrelgrootte van het sediment. Zo krijg ik een goed beeld van de omstandigheden in die tijd." Omdat het onderzoeken van de hele kern veel te veel werk zou zijn, beperkt Van der Bilt zich tot de bovenste 67 centimeter - de tijd vanaf de vroege middeleeuwen. "De rest ligt in de opslag, daar kunnen andere mensen mee aan het werk."
Inmiddels is Willem weer terug in Nederland, waar hij bij TNO de diatomeeën zal identificeren. Volgend voorjaar gaat hij nog een maand terug naar Spitsbergen. Hij hoopt het onderzoek volgend jaar met een publicatie af te sluiten. "Dan heb ik alle facetten van het onderzoek gezien. Als ik afstudeer wil ik genoeg kennis in huis hebben om de wetenschap in te kunnen."
Spitsbergen zal hij missen. "Natuurlijk was het wel eens eenzaam, zeker toen half juni de meeste studenten vertrokken en ik met vier anderen achterbleef in ons huis voor dertig personen. Wonen in een dorp met 2000 inwoners heeft zijn nadelen, maar het is wel een bijzondere plek." In zijn vrije tijd maakte hij lange tochten door de bergen. "Het landschap is exotisch - helemaal anders dan ik gewend ben. Kaal, bijna vijandig. Kleine dingen maken het bijzonder, het licht dat terugkomt, een rivier die weer begint te stromen."
Kathryn Sisson: 'De poolgebieden hadden voor mij iets magisch'
Het is een grauwe dag in Ny-Ålesund, het noordelijkste dorp van Spitsbergen en volgens de bewoners ook van de wereld. In dit internationale onderzoeksdorp verzamelen zich de poolonderzoekers van de hele wereld om veldwerk te doen. In de zomer verblijven er 150 mensen in het dorp; wetenschappers en mensen die hen ondersteunen. Het Nederlandse poolstation bestaat uit twee kleine houten mijnwerkershuisjes. In één van de twee woont en werkt deze zomer Kathryn Sisson (25), die hier twee en een halve maand blijft. Ze loopt er een stage voor haar master Animal Biology.
Het dorp ligt aan een fjord. Het afgekalfde ijs van de grote gletsjer verderop drijft in lichtblauwe brokken in het water. Het is half juli en vandaag wil Kathryn met haar collega's de groep ganzen vangen die naast het meertje bij het dorp zitten. De dieren zijn nu relatief makkelijk te pakken te krijgen. Ze krijgen nieuwe veren en kunnen tijdelijk niet vliegen.
Op het strand hebben de onderzoekers een lang net opgesteld, dat naar een kleine kraal leidt. Kathryn heeft in haar laboratorium vast de proeven voorbereid. Zij zal straks het bloed van de dieren testen om te zien hoe actief hun immuunsysteem is. Haar begeleider, ganzenonderzoeker Maarten Loonen van het Arctisch Centrum in Groningen, wil weten waarom de dieren helemaal naar Spitsbergen vliegen om te broeden. Hij vermoedt dat er op het pooleiland minder ziektekiemen zitten, waardoor het immuunsysteem van de dieren op een laag pitje kan. Dat scheelt de dieren veel energie.
De brandganzen vangen is makkelijker dan het lijkt: drie mensen drijven de vogels van het meertje de zee in. Daar wachten twee kajakkers op ze, die de dieren naar het strand drijven. De onderzoekers staan daar klaar en jagen de dieren in de richting van het net. De vangst: dertig ganzen. De dieren krijgen een ring en er worden poep-, speeksel- en bloedmonsters genomen. Kathryn duikt daarna zo snel mogelijk met het bloed het laboratorium in. Daar voegt ze bacteriën toe. Hoe meer er daarvan sterven, hoe actiever het immuunsysteem van de dieren is.
"De poolgebieden hadden voor mij iets magisch", zegt de studente die de stageplek al langer op het oog had. "Via via kwam ik terecht bij Maarten Loonen. Voor de zomer van 2007 had hij al genoeg mensen, maar deze zomer was er nog plek." Wat haar trok was de ongereptheid van het gebied. "Het is één van de laatste wildernissen ter aarde. Hier heeft de mens nog niet de overhand, dit gebied is nog in de macht van de natuur."
Vroeger was poolonderzoek afzien, maar in Ny-Ålesund hoeft dat niet. Het dorp is voorzien van alle gemakken. Telefoon en internet halen Nederland dichterbij. Een mensa verzorgt de maaltijden, er is een bar, een sauna en een sportzaal. "Fijn na een dag veldwerk, al is het misschien niet het romantische beeld dat je bij poolonderzoek hebt."
Kathryn kwam in juni, toen de ganzen net begonnen te broeden. Ze blijft het hele seizoen. De onderzoekers vangen af en toe de wilde ganzen, maar bestuderen ook 16 jonge ganzen in gevangenschap. Bij deze dieren wordt wekelijks bloed geprikt, om te zien hoe hun immuunsysteem zich ontwikkelt. "Het werk gaat in Ny-Ålesund zeven dagen per week door, je moet oppassen dat je niet altijd aan het werk bent. Dan duik ik na het eten nog even het laboratorium in en is het zo tien uur."
Haar vrije tijd brengt ze door met andere afstudeerders en werknemers van de poolstations. "Er is genoeg te doen. 's Avonds duiken we bijvoorbeeld de sauna in, of gaan op pad. Zo heb ik een keer een mooie tocht gemaakt naar de gletsjer in de buurt van het dorp. Toch mis ik mijn vriend, vrienden en familie wel."
IJsberen heeft ze niet gezien: "Andere mensen uit het dorp hebben tijdens hun tochten wel een ijsbeer gezien, maar ik helaas niet." Met een ander natuurverschijnsel - het blijft 24 uur per dag licht - heeft Kathryn geen moeite: "Doordat het licht blijft, krijgt je lichaam niet de gebruikelijke prikkels om naar bed te gaan. Je voelt je wakker. Maar als ik in bed ga liggen en de gordijnen sluit, dan val ik gewoon in slaap."
Kathryn is inmiddels weer terug in Nederland en werkt aan haar scriptie, die in november klaar moet zijn. Begin volgend jaar studeert ze af.