'Als we de taal eenmaal beheersen, zijn we blijkbaar causale wezens geworden'

De afgesloten ruimte op de zolder van Trans 10 is gehuld in het halfduister. Voor een beeldscherm zit een letterenstudente met op haar hoofd een constructie waaraan twee kleine camera's zijn bevestigd. De camera's registreren exact de plek op het scherm waarop haar blik is gericht. Op het beeldscherm verschijnt een zin. Zodra zij begint te lezen, vertoont een monitor in een aangrenzende ruimte twee stipjes, die met een hortende en stotende beweging langs de woorden glijden.

"Die stipjes", zegt Ted Sanders, "geven precies weer op welke plek haar blik gericht is en hoe haar ogen over de zin glijden. Je ziet dat er geen sprake is van een continue beweging, maar dat de blik van iemand die leest, van woord naar woord en soms van lettergreep naar lettergreep springt." En als de beweging van de stipjes een korte hapering vertoont: "Kijk, bij dat woord is de zin kennelijk zo lastig dat het iets langer duurt voordat zij verder leest. Dat is interessant, want daarvoor doen wij dit soort experimenten. Wij willen er achter komen welke elementen in teksten het begrip ervan belemmeren of juist bevorderen."

Deskundigen en leken

Op zijn werkkamer met uitzicht op een fruitboom vol bloesem geeft de drie jaar geleden aangestelde hoogleraar taalbeheersing tekst en uitleg. "Wij kijken in onze groep naar de manier waarop taal functioneert als communicatiemiddel. Hoe wordt taal gebruikt en wat maakt de ene tekst begrijpelijker dan de andere? Dat doen we enerzijds om er achter te komen welke kenmerken van zinnen een tekst tot een begrijpelijke en dus kwalitatief goede tekst maken. Maar tegelijkertijd bestuderen we via dat taalgebruik het begrijpen zélf. Met andere woorden: taalgebruik leert ons veel over hoe cognitie werkt, bijvoorbeeld hoe wij de wereld interpreteren."

Een centrale plaats in dat onderzoek wordt ingenomen door signaalwoorden, woorden die duidelijk maken hoe verschillende onderdelen van een tekst samenhangen. Sanders: "Neem een lange opsomming. In de meeste taalvaardigheidsboeken staat dat je de lezer moet helpen die te herkennen door in je tekst 'ten eerste', 'ten tweede' en ga zo maar door te gebruiken. Je kunt die signaalwoorden ook achterwege laten, maar de algemene opvatting is dat een tekst daardoor minder begrijpelijk wordt. Dat klinkt plausibel, maar merkwaardig genoeg is naar dit soort zaken eigenlijk weinig onderzoek gedaan. Taaladviezen zijn vrijwel uitsluitend gebaseerd op de intuïtie en ervaring van de auteurs in kwestie. Dat geldt ook voor de veelgebruikte Schrijfwijzer van Renkema.

"Een van onze doelen is om dit soort adviezen wetenschappelijk te onderbouwen. Daartoe doen we onder meer experimenten met het hierboven beschreven eyetracking, waarin proefpersonen eenzelfde tekst zowel met als zonder signaalwoorden te lezen krijgen. Uit experimenten die we al hebben gedaan, blijkt dat signaalwoorden het begrijpen van de samenhang in een tekst tot op zekere hoogte inderdaad vergemakkelijken. Maar als we een tekst voorleggen aan lezers die niets van het onderwerp af weten, en we vergelijken hun leesgedrag met lezers die er wél het een ander van weten, dan gebeurt er iets merkwaardigs. Bij leken zorgen de signaalwoorden voor meer begrip, maar bij specialisten zie je precies het omgekeerde.

"Hoe meer signaalwoorden, des te minder goed blijken ze de tekst te begrijpen. Kennelijk denken ze door al die steuntjes in de rug: o ja, dat weten we al, en vliegen zij er daardoor zo snel doorheen dat ze informatie missen. Voor deskundigen moet je dus een ander soort tekst schrijven dan voor leken. Ik vind dat buitengewoon intrigerende informatie. Signaalwoorden en wat er gebeurt als lezers ze in een tekst tegenkomen, behoren tot mijn favoriete onderzoeksobjecten, want die signalen markeren de tekststructuur, en de kwaliteit van teksten staat of valt met een heldere structuur. Die is in mijn ogen zeker zo belangrijk als een correcte spelling."

Bijsluiters

Het onderzoek naar effectief taalgebruik vormt al sinds jaar en dag een voornaam aandachtsterrein van de Utrechtse taalbeheersers. Niet alleen is het vak populair bij het groeiende aantal studenten dat zich bezig houdt met communicatie, ook auteurs van gebruiksaanwijzingen en bijsluiters weten de groep van Sanders steeds gemakkelijker voor advies te vinden. De laatste tijd komen daar nog ontwerpers van homepages bij, want zegt hij "ook bij nieuwe media heb je te maken met leesgedrag en dus met de vraag hoe je pagina's het beste kunt ontwerpen. Ook daarnaar doen we sinds kort onderzoek met eye-tracking: hoe scannen internetgebruikers pagina's? Wat stuurt hun zoekgedrag? Mijn collega Leo Lentz heeft een derde geldstroomnetwerk opgebouwd van gemeentes, provincies en waterschappen, voor wie we de websites evalueren.

Door die nadruk op praktische kwesties en door de grote studentenaantallen dreigde het meer fundamentele onderzoek naar de relatie tussen taal en denken enigszins tussen wal en schip te raken. Vandaar dat Sanders een gat in de lucht sprong, toen eind vorig jaar bekend werd dat hij bij NWO een Vici-subsidie van 1,25 miljoen euro in de wacht had gesleept. Dat geld gaat hij gebruiken voor een grootschalig onderzoek naar de relatie tussen taalgebruik en denken, waarbij hij zich vooral zal richten op oorzaak-gevolg relaties .

"Algemeen wordt aangenomen dat causaliteit een universeel principe in ons denken is. De zeventiende-eeuwse filosoof Hume zei al 'causal relations are the cement of the universe'. Denk maar aan het volgende voorbeeld. Stel dat ik tegen jou zeg: 'Jan kwam de kamer binnen. Piet rende de kamer uit.' Tien tegen één dat je dan denkt dat Piet de kamer uitrende, omdat Jan binnenkwam. Toch heb ik in mijn woordkeus op geen enkele manier die suggestie gewekt. Kennelijk zit ons denken zo in elkaar dat we altijd zoeken naar een causale relatie tussen gebeurtenissen. Denk maar aan het gegrinnik in een vergadering als iemand net vertrekt op het moment dat een ander binnenkomt. Daar worden altijd flauwe grappen over gemaakt. Dat vraagt om een verklaring. Het is geweldig intrigerend dat wij elke relatie tussen twee gebeurtenissen zonder tegenbericht als een relatie van oorzaak en gevolg interpreteren, vooral omdat causaliteit linguïstisch gezien nogal complex is. Niet voor niets leren kinderen causaliteit pas nadat ze én en, en toen hebben geleerd. Maar als we de taal eenmaal beheersen zijn we blijkbaar causale wezens geworden."

Oorzaak en gevolg

Een voor taalkundigen boeiende bijkomstigheid is dat de meeste talen verschillende signaalwoorden kennen voor oorzaak-gevolg relaties en dat die corresponderen met verschillende soorten causaliteit. In het Nederlands zijn dat onder meer de woorden 'dus' 'daarom' en 'daardoor' (of in omgedraaide zinnen: 'want', 'omdat' en 'doordat').

Een voorbeeld:

-In 'De zon scheen. Daardoor steeg de temperatuur.' rapporteert de spreker een objectief bestaand causaal verband.

-In 'Het was warm. Daarom gingen de kinderen naar het zwembad', rapporteert de spreker de reden die de kinderen hadden voor hun handeling.

-In 'De auto van de buren is weg. Dus zijn ze niet thuis.' is het de spreker zelf die het causale verband legt.

Sanders: "Ninke Stukker heeft in haar proefschrift laten zien dat elk van de drie soorten causaliteit zijn eigen signaalwoord heeft. Die dus-relatie noemen we subjectief en die zul je nooit met daardoor uitdrukken. Die woorden worden in de praktijk ook zelden door elkaar gebruikt. We hebben de afgelopen jaren een groot aantal teksten geanalyseerd, waaruit dat duidelijk bleek. Toch is het ook weer niet zo dat er waterdichte schotten tussen staan. Onze hypothese is nu dat de keuze van sprekers of schrijvers voor een van de drie woorden wordt bepaald door de manier waarop zij de werkelijkheid zien, en misschien ook graag willen zien."

Als voorbeeld noemt de taalonderzoeker de NS-conducteur die hij op een opvallende manier 'daardoor' hoorde gebruiken. "Je kent die mededelingen wel: 'Dames en heren, deze trein heeft op dit moment nog geen machinist. Daardoor is het helaas onmogelijk om te vertrekken.' Hij had ook kunnen zeggen: 'Dus kunnen we nog niet vertrekken', maar door het gebruik van het woord 'daardoor' neemt zo'n conducteur afstand en legt hij de schuld bij een ander. Als hij 'dus' zou zeggen, zou hij begrip tonen en zich medeverantwoordelijk maken voor de vertraging."

Johan Cruijff

Om het gebruik van causale signaalwoorden in kaart te brengen wil Sanders de komende tijd vooral gesproken teksten gaan analyseren, omdat de taal daarin spontaner en met minder planning vooraf wordt gebruikt. "We hebben al ontdekt dat in schrijftaal, waarin de auteur vaak wat meer afstand tot zijn onderwerp houdt, relatief vaak 'daarom' wordt gebruikt, terwijl we in de spreektaal meer 'dus' tegenkomen." Voor een letterlijk en figuurlijk sprekend voorbeeld verwijst PSV-supporter Sanders naar voetbalanalyticus Johan Cruijff. "Hij gebruikt het woord 'dus' bijna om de zin, let maar eens op. Dat doet hij natuurlijk niet bewust, maar in feite gebruikt hij dat woord om zijn beweringen kracht bij te zetten en ze een grotere vanzelfsprekendheid te geven dan ze vaak hebben. Misschien mede dankzij Cruijff wordt 'dus' in gesproken taal steeds meer een signaalwoord dat erop duidt dat de spreker iets gaat zeggen wat zo logisch is dat je het er eigenlijk niet oneens mee kunt zijn

Om meer inzicht te krijgen in de manier waarop causale signaalwoorden in taal functioneren, wil Sanders de Nederlandse praktijk naast de Engelse en de Duitse gaan leggen. "Interessant is bijvoorbeeld dat 'want', 'omdat' en 'doordat' in het Engels alle drie met because kunnen worden vertaald. Je zou zeggen dat dat onze theorie over verschillende soorten causaliteit onderuit haalt, maar het boeiende is dat er in gesproken Engels toch een verschil lijkt te zijn. In de betekenis van 'doordat' wordt een because-zin met een andere intonatie uitgesproken dan in de betekenis van 'want'. Ook al is er in de schrijftaal geen verschil, het onderliggende verschil in causaliteit wordt in de spreektaal dus wel degelijk uitgedrukt.

"Iets anders zie je in Duitsland, waar denn ('want') geleidelijk verdwijnt om plaats te maken voor weil ('omdat'). Maar als er sprake is van subjectieve causaliteit, zegt men niet: Er blieb zu Hause weil er Kopfweh hatte, maar ..., weil er hatte Kopfweh. Ook in het Nederlands steekt dit verschijnsel trouwens de kop op. Je hoort Nederlanders tegenwoordig zeggen: 'hij is niet thuis, omdat het licht is uit' in plaats van want het licht is uit. De woordkeus verandert dus, maar de woordvolgorde blijft subjectieve causaliteit weerspiegelen. Dat is leuk collegemateriaal, vooral voor onze studenten Nederlandse taal en cultuur.

Voorlopig valt er op dit onontgonnen gebied nog voldoende te onderzoeken en dat kan, nu dankzij de Vici-subsidie het relatief dure experimentele onderzoek voor een aantal jaren is veilig gesteld. Heel belangrijk vindt Sanders, want in de studentrijke maar financieel arme Letterenfaculteit staat onderzoek onder druk. "Gelukkig blijft het onderzoek in het Utrechts instituut voor Linguïstiek OTS niettemin op een zeer hoog peil. Dankzij de Vici-gelden geldt dat ook voor het onderzoek naar tekst en cognitie. In feite beweegt ons onderzoek zich op het grensgebied van taalwetenschap en psychologie, en dat is een terrein waarop Utrecht heel sterk is. Ons instituut heeft dan ook hoge verwachtingen van Focus en Massa. Met groepen bij psychologie, geneeskunde, filosofie en letteren vormt het cognitieonderzoek echt een ijzersterk Utrechts speerpunt. Het zou geweldig zijn als dat door het college van bestuur nu ook als zwaartepunt erkend gaat worden."

Dus

Johan Cruijff beantwoordt een vraag van Barend & Van Dorp: Wat wilde hij vijf jaar geleden met Ajax?. Een letterlijk verslag:

"Dat is altijd een beetje moeilijk uit te leggen, omdat dus elk ding eigenlijk in elkaar over loopt, maar als je dus ziet, wat dus, hoeveel geld er uitgegeven is aan aankopen. En die aankopen kloppen niet. En dan zie je dus, jongens, waar gaat de opleiding goed, waar is de scouting wel aanvullend niet aanvullend, hoe functioneert een ledenraad, hoe... en zo ken je wel door blijven gaan. En dan heb ik een paar keer heb ik een aanvaring gehad, maar dat is bekend, al een paar jaar geleden, heb ik dus gezegd, en hebben we gezegd, nou oké, als je die kant op wil moet je het zelf weten, en nu, lijkt de tijd aangebroken te zijn, dat ze dus gezegd hebben oké jongens, zo kan het niet verder, streep er onder, laten we beginnen, om te proberen daar weer een club van te maken."

Signaalwoorden

Welke tekst vinden VMBO-leerlingen begrijpelijker?

• Hitler vond de Duitse mensen veel beter dan de andere mensen. Hij wilde dat Duitsland de baas van de wereld werd. Hij wilde oorlog. Hij had een groot leger opgebouwd.

• Hitler vond de Duitse mensen veel beter dan de andere mensen. Dus vond hij dat Duitsland de baas over de wereld moest worden. Daarom wilde hij oorlog en had hij een groot leger opgebouwd.

Antwoord:

Uit onderzoek van Jentine Land blijkt dat de tweede tekst door VMBO-leerlingen niet alleen beter wordt begrepen, maar ook hoger gewaardeerd. Maar educatieve uitgevers leggen de leerlingen boeken voor met teksten zoals de eerste!