'Als wij niet over de jodenvervolging spreken, wie doet het dan'

In 2005 riepen de Verenigde Naties op om elk jaar op de bevrijdingsdag van Auschwitz, 27 januari 1945, de slachtoffers van de Holocaust te herdenken. In samenwerking met de jongerenorganisatie van het CIDI (Centrum Informatie en Documentatie Israël) organiseert de Universiteit Utrecht voor het eerst een Holocaust Memorial Day. Slechts dertig bezoekers, onder wie maar een paar studenten, kwamen vrijdag naar de Drift om te luisteren naar vier sprekers en de studentenfilm over de Utrechtse verzetstrijder Wim Eggink te bekijken.

Als eerste neemt Holocaust overlevende Ruth Wallage het woord. De zaal valt stil. Ze vertelt dat ze als jong meisje samen met haar broer en zus van Hannover naar Amsterdam vluchtte. Maar de vlucht eindigde toch in gevangenschap. Via Westerbork kwamen ze in Auschwitz terecht. "We werden omgeven door gaskamers en crematoria, daarover praat ik niet."

Samen met zusje Hanna overleefde Ruth de Holocaust.

Na de bevrijding kwam ze terug in Nederland. Ze werd er opgenomen in een noodziekenhuis met ontstekingen aan haar armen en voeten. "Het eerste wat ik hoorde was 'daar heb je weer zo'n moffenmeid'. Die woorden ben ik nooit meer vergeten. Na de oorlog bestond er haat tegen alles wat Duits was. Ik had een Duits accent en werd gediscrimineerd. Ik sprak weinig over het verleden."

Ze vertelt dat praten over het verleden haar leed verzacht heeft "hoewel er geen woorden bestaan voor het leven in een hel". Als overlevende van de Holocaust ziet ze het als haar plicht om over haar ervaringen te spreken. "Als wij niet over de jodenvervolging spreken, wie moet het dan doen?"

De confrontatie met de geschiedenis krijgt een vervolg als Rutger Matthijsen het woord neemt. Als Utrechtse student zat hij in het verzet. "Joden waren in grote mate geïntegreerd totdat joodse hoogleraren werden ontslagen en joodse studenten van de universiteit gestuurd. In Utrecht werd hier niet tegen geprotesteerd."

Matthijsen stopte in 1942 tijdelijk met zijn chemische studie om joodse kinderen te helpen onderduiken. "Het Utrechtse Kinder Comité bestond voornamelijk uit studenten. De leden werden constant getoetst want het viel te verwachten dat er spionnen en verklikkers tussen zaten. Hulp aan joden werd zwaar bestraft."

Het comité vervalste documenten en maakten prenten en boekjes om inkomsten te werven zodat ze kinderen konden laten onderduiken. "Het kostte vijftig gulden om een kind in een gezin te plaatsen, voor die tijd was dat erg veel geld."

Eind 1942 werd bekend dat mannelijke studenten geronseld zouden worden voor de Duitse Oorlogsindustrie. "In de nacht van elf op twaalf december verfden we onze gymschoenen zwart en slopen we door de stad. Een studente had zich opgesloten in het Academiegebouw op het Domplein en liet ons binnen. Door de dossiers bij de studentenadministratie te verbranden, werden de persoonsgegevens vernietigd en konden geen studenten geronseld worden. Toen maakten we dat we wegkwamen. Gelukkig was het windstil en de politie er op tijd bij, anders was het hele Academiegebouw afgebrand."

Na afloop van de bijeenkomst waar nog twee sprekers aan het woord kwamen den de studentenfilm over de Utrechtse verzetstrijder Wim Eggink werd vertoond, zegt Allon Bar (23), organisator van de Utrechtse Holocaust Memorial Day, dat hij ondanks de slechte opkomst toch tevreden is. Volgens de vijfdejaars student internationale betrekkingen is de gedenkdag erg belangrijk. "De Holocaust is altijd actueel. Nu rijst bijvoorbeeld de vraag of Holocaust-ontkenning verboden moet worden. Ook moeten we uit het verleden lessen trekken voor de toekomst. Het is daarom belangrijk stil te staan bij wat er is gebeurd. Het kan mensen aan het denken zetten en een link leggen naar actuele gebeurtenissen." Toch hoopt Allon dat er volgend jaar een groter publiek is, want de Memorial Day is voor herhaling vatbaar.