Bètastraling moet kransslagaders openhouden
In het AZU draait sinds eind januari een studie meteen variant op de klassieke dotterbehandeling. Radioactievebestraling vanuit de dotterballon moet daarbij voorkomen dat eenvernauwing in de kransslagader maanden later terugkeert, eenveelvoorkomend probleem. Utrecht is naast Leuven de enige Europeselocatie waar deze studie plaatsvindt.
Mensen met vernauwde kransslagaders die geholpen zijn metdotteren, komen vaak een half jaar later toch weer in de problemen.Bij dertig tot veertig procent blijkt de vernauwing terug te keren.Maar bestraling van de vaatwand, direct na de dotterbehandeling,kan het probleem mogelijk met de helft reduceren. Het Hart-LongInstituut in het AZU experimenteert nu met een systeem waarbij eendotterballon met radioactieve vloeistof enkele minuten in dekransslagader gebracht wordt, direct na de standaarddotterbehandeling.
Dotteren is een relatief eenvoudige ingreep die al jarenredelijk succesvol wordt toegepast in de strijd tegen vernauwdekransslagaders. Kransslagaders voorzien het hart van zuurstofrijkbloed en slecht functioneren ervan kan leiden tot hartklachten ofzelfs een hartaanval. Bij een dotterbehandeling wordt eenballonnetje aan een catheter via de lies in het lichaam gebracht.Via slagaders en aorta wordt het in de vernauwde kransslagadergebracht en daar 'opgeblazen' door er vloeistof in te persen.
Na een dotterbehandeling is de weg door de kransslagader in demeeste gevallen weer vrij. Maar het oprekken van de slagaderwanddoor de ballon is niet probleemloos. Door irritatie kan er eensoort litteken gaan groeien dat maanden later opnieuw tot eenvernauwing leidt. De oplossing voor dat probleem was tot nu toe hetaanbrengen van een zogeheten stent. Dat is een soort kippengaasjedat om de dotterballon zit en dat mee opgerekt wordt bij hetopblazen. Na de behandeling blijft het achter om te voorkomen datde vaatwand opnieuw insnoert.
In ongeveer twintig procent van de gevallen is ook de stent niettoereikend omdat littekenweefsel toch weer door het gaasheengroeit. Interventie-cardioloog P.R. Stella: "Dan blijft er vaakmaar één oplossing over: een bypassoperatie. Maar eenrelatief jonge patiënt gaan opereren terwijl hij slechtséén vernauwde kransslagader heeft, dat is nogal wat."
Het idee om het lastige litteken te voorkomen door bestraling isbegin jaren negentig in de Verenigde Staten ontstaan naaraanleiding van goede ervaringen met littekenbestrijding op de huid.Het principe is erop gebaseerd dat de straling de cellen die hetlitteken vormen doodt. Deze, zich vermenigvuldigende, cellen zijnnamelijk extra gevoelig voor straling.
Stella is nu door het Amerikaanse bedrijf Mallinckrodt gevraagdom deze bestralingsmethode in een proef met dertig patiëntenuit te testen. De proef, waarvoor patiënten met mindergecompliceerde vaatvernauwingen in aanmerking komen, loopt nu ruimeen maand.
Veiligheid
"Het systeem is echt hartstikke nieuw en ik ben natuurlijk heelblij dat ik, samen met twee collega's, die voortrekkersrol magvervullen", zegt Stella. Mallinckrodt koos het AZU als proeflocatievanwege de goede relatie met de afdeling Nucleaire Geneeskunde. Diespeelt een centrale rol bij alle geneeswijzen die gebruik maken vanbestraling en voortaan dus ook bij het werk van Stella.
"Meteen na een geslaagde dotterbehandeling komt er iemand vanNucleaire Geneeskunde naar beneden met de radioactieve oplossing ineen speciale stralingswerende houder", vertelt Stella. "Van daaruitkan ik hem direct via een kraantje in de catheter brengen, die inverbinding staat met de dotterballon in de kransslagader." Doordruk op het systeem te zetten, zwelt de ballon, zodat hij over hethele oppervlak contact maakt met de vaatwand.
Stella: "Het gevoelige punt in het systeem is dat kraantje. Alsdat onverhoopt zou gaan lekken, komt allereerst de patiëntbloot te staan aan straling, maar ook ikzelf." Een van dedoeleinden van de proef is om de veiligheid van de behandeling vastte stellen. Tijdens de behandeling loopt er voortdurend eenmedewerker van Nucleaire Geneeskunde rond met een Geigerteller. Bijpatiënten wordt na afloop het bloed op radioactiviteitgetest.
Proefpersonen worden van tevoren uitvoerig geïnformeerdover het risico dat ze lopen. Volgens Stella is het niet groot. "Inhet ergste geval, als de ballon kapot zou gaan, is de stof binnenvierentwintig uur via de urine verdwenen. Het blijft dan bij eeneenmalige blootstelling. Maar voor de behandelaar die dit een paarhonderd keer per jaar doet kan een lek systeem op den duurschadelijk zijn. Ik heb stralingsdetectoren op mijn lichaam en opmijn vingers. We hebben nu twaalf patiënten gehad en we hebbennog geen buitenproportionele straling gemeten. Alles loopt dusgesmeerd.
Stella is na een maand tijd inderdaad al bijna op de helft vanhet experiment en dat is veel sneller dan hij had gedacht. "Depatiënten blijken zeer welwillend. Het merendeel van de mensendie we vragen, werkt mee. Als het zo doorgaat hebben we in aprilons eerste resultaat al binnen, namelijk de wetenschap of hetveilig is. En over een half jaar kunnen we dan gaan kijken of devernauwing definitief wegblijft." Hij is optimistisch. Op grond vandierproeven en ervaringen in de Verenigde Staten met een anderebestralingsmethode, schat hij dat de vernauwing nog maar in tientot twintig procent van de gevallen terug zal keren.
Kanaaltunnel
De methode die het AZU nu test maakt gebruik van zogehetenbètastraling die het voordeel heeft dat hij hooguit enkelecentimeters door lichaamsweefsel heendringt en daarbuiten dus geenschade kan aanrichten. Door de kunststof catheter dringt hijnauwelijks heen. De stralingsgevoelige geslachtsorganen waar decatheter vlak langs gaat lopen dus geen gevaar. De straling komtuiteindelijk heel gericht alleen terecht op de plek waar hij zijnwerk moet doen. De dosis ter plekke is fors vergeleken bij die vaneen doorsnee röntgenfoto, maar verwaarloosbaar bij vergelekenbij de hoeveelheden die gebruikt worden bijanti-kankertherapieën.
Ondanks de gunstige vooruitzichten zal de methode voorlopig nogwel in een experimenteel stadium blijven. Na de kleinschaligeproeven in Utrecht en Leuven, zullen eerst nog een aantal grotereproeven moeten volgen, zogeheten dubbelblind-experimenten. Dan weetde patiënt niet of hij met bestraling wordt behandeld of meteen placebo. En de arts weet het zelf ook niet. Pas als ook uit ditsoort proeven blijkt dat bestraling een duidelijk positief effectheeft, mag het op grote schaal toegepast worden.
Tegen die tijd zullen hopelijk ook de logistieke beperkingenwaar Stella nu mee kampt, tot het verleden behoren. "Deradioactieve stof die we gebruiken heeft een halfwaardetijd vanslechts drieëneenhalve dag", legt hij uit. "Als ik op maandageen patiënt wil behandelen, moet het de woensdag voorafgaandin de Verenigde Staten gemaakt zijn. Dat is helaas de kortstmogelijke termijn. Het kan dan op zaterdag met het vliegtuig inLonden zijn. Daarna moet het echter verder via de kanaaltunnelomdat andere Europese vliegvelden dit transport niet toestaan.Vanuit Calais gaat het per koeriersdienst hierheen. Ik neem aan datMallinckrodt het middel straks ook in Europa gaat produceren, zodatwe het op ieder moment kunnen gebruiken."
Frans van Mieghem