'Betrouwbaarheid is het sleutelbegrip'
Wetenschap (voor) bedrijven
Janny Ruardy
Dirk Kruijt, hoogleraar ontwikkelingsstudies bij de faculteit Sociale Wetenschappen, begint in 2001 met een onderzoek naar de ontwikkelingsrelatie tussen Suriname en Nederland. Zijn opdrachtgever is het ministerie van Buitenlandse Zaken. Aanvankelijk zou het een klein, technisch onderzoek zijn maar groeit uit tot een grootschalig onderzoek met pijnlijke conclusies: het Nederlandse ontwikkelingsgeld heeft niet bijgedragen aan de ontwikkeling van Suriname. Nederland is een lamme goedzak die uit schuldgevoel door het koloniale verleden alle voorstellen honoreert terwille van de lieve vrede. Suriname reageert instinctief door te refereren aan dat verleden.
De Surinaamse regering is zachtjes uitgedrukt @bod/italic:not amused @bod:met de onderzoeksresultaten. Er gaan twee jaar overheen voordat president Venetiaan akkoord gaat met de eindversie en het rapport het daglicht mag aanschouwen. Het gekrakeel over het rapport is heel frustrerend voor Kruijt, maar hij had vooraf geen afspraken gemaakt over de vrijheid van publiceren en de termijn waarbinnen dat mag. “Ik heb die twee jaar vaak getwijfeld of ik mijn handtekening er ooit onder zou kunnen zetten”, zegt Kruijt in het Ublad van 19 februari van dit jaar. Na een briefwisseling tussen rector Gispen en decaan Koops van Sociale Wetenschappen met de minister van ontwikkelingssamenwerking en de eis van de Tweede Kamer om volledig ingelicht te worden, wordt de de integrale tekst gepubliceerd.
Integriteit
Voor Kruijt loopt het uiteindelijk goed af, Hij beseft terdege dat wie vooraf geen afspraken maakt met de opdrachtgever, je je achteraf nergens op kan beroepen. Kruijt beaamt dat er door de universiteit onvoldoende is nagedacht over de opdracht. Ook mist hij een duidelijk standpunt van de Universiteit Utrecht inzake publicatievrijheid bij derdegeldstroomonderzoek. “Je moet met het publiek kunnen discussiëren over onderzoeksuitkomsten.”
Toch heeft de UU, net als de andere universiteiten een gedragscode, die de wetenschappelijke integriteit van haar onderzoekers moet bewaken. Belangrijk, want steeds meer universitair onderzoek en personeel wordt betaald door bedrijven. Met een overheid die de marktwerking steeds meer stimuleert, moeten universiteiten vaker zelf op zoek naar inkomstenbronnen. In de cijfers is te zien dat de inkomsten uit contractonderzoek de afgelopen tien jaar jaarlijks met tien procent stegen.
Die subsidiëring kan echter een keerzijde hebben, wanneer er een directe band is tussen de opdracht en het belang van de geldgever. In ons land staan onderzoek en onderwijs immers nog steeds in dienst van de samenleving en niet in dienst van een bedrijf. Daarom loopt het wel eens spaak. Een aantal zaken van vermeend of bewezen wangedrag haalde de media in 2003 (zie kader). En dat is slecht voor de beeldvorming van de universiteiten. Wetenschappers moeten immers onafhankelijk zijn en hun onderzoeksuitkomsten kunnen verantwoorden aan de samenleving. Heldere regels beschermen ook onderzoekers, die problemen krijgen met opdrachtgevers. Hoe gevoelig het onderwerp kan zijn, blijkt uit een belronde. Geen van de door het Ublad getraceerde onderzoekers die in de problemen zijn geweest, willen praten met de verslaggever; de belangen zijn te groot.
Dirk de Hen, secretaris van het in september 2003 opgerichte Landelijk Orgaan voor Wetenschappelijke Integriteit (LOWI) snapt goed waarom onderzoekers niet willen of durven praten. “Wetenschappers zijn voorzichtig met klagen. Iedereen loopt risico. Zowel de klager als de beklaagde. In Nederland is het wetenschappelijke wereldje zo klein, dat je het risico loopt erop afgerekend te worden en dan kun je het wel schudden met je carrière.”
De vraag is of de door de universiteiten zojuist vastgestelde gedragscode en het landelijke meldpunt (LOWI) voldoende houvast bieden voor het bewaken van de wetenschappelijk integriteit. Volgens de Utrechtse hoogleraar rechtsfilosofie en vertrouwenspersoon wetenschappelijke integriteit Ton Hol niet: “Een gedragscode zet de kwestie van integriteit wel op de agenda, maar geeft alleen voldoende houvast bij heldere gevallen van fraude. En in dat soort gevallen weten de wetenschappers meestal ook zonder code wel wat hoort. Het gaat bij wetenschappelijke integriteit veel meer om subtielere zaken. Onderzoekers moeten zich bewust worden van de subtiele manieren waarop ze beïnvloed worden door belangenbehartigers. Voor een onderzoeker is het belangrijk te weten wie er in de begeleidingscommissies zitten en welke belangen die mensen hebben. Een gedragscode voorziet daar niet in. Ik ben met name geïnteresseerd in situaties waar het ogenschijnlijk allemaal goed gaat.
"We moeten als universiteit helder maken wat de normen zijn. Dat is nu niet altijd het geval. Ook zijn ze vaak erg ruim. Ik ben dan ook van plan om in mijn functie van vertrouwenspersoon de komende tijd te kijken naar de derdegeldstroomproblematiek. Dat boeit mij, omdat hier voor de wetenschap ook veel op het spel staat. Betrouwbaarheid is het sleutelbegrip. Een gedragscode moet helpen om de discussie meer vorm te geven.”
Dat sommige onderzoekers niet over hun ervaringen willen praten, snapt Hol wel, maar hij is het niet eens met collega De Hen van het LOWI. “Ik vind het juist prestigeverhogend, als je er als wetenschapper mee naar buiten komt. Angsthazengedrag zie je bij mensen wier positie binnen de universiteiten toch al wankel is.”
Bijbanen
De gedragscode wordt verder uitgediept. Dat hebben de rectoren in januari van dit jaar met elkaar afgesproken in het zogeheten Rectorenoverleg. In Leiden moeten de medewerkers bijvoorbeeld al melden wat hun bijbanen zijn of welke bijbanen ze willen gaan uitoefenen. De decaan beoordeelt of die bijbanen door de beugel kunnen of dat er bij het aannemen van onderzoeken sprake kan zijn van belangenverstrengeling.
De rector van de Universiteit van Amsterdam Paul van der Heijden, wil naast een gedragscode zelfs dat een wetenschapper relevante nevenfuncties onderaan een wetenschappelijke publicatie vermeldt. Net als Suriname-onderzoeker Kruijt vindt Van der Heijden het belangrijk om de uitkomsten van een onderzoek publiekelijk te bediscussiëren. Voor de Amsterdamse rector is het belangrijk dat het publiek vertrouwen in de wetenschap overeind blijft. Binnen de overkoepelende organisatie van universiteiten, de VSNU, leidt Van der Heijden op dit moment een werkgroep, die onderzoekt of op basis van vijf principes een inhoudelijke gedragscode kan worden opgesteld die garant staat voor een vrije en behoorlijke wetenschapsuitoefening. De eikpunten zijn: zorgvuldigheid, betrouwbaarheid, onpartijdigheid, toepasbaarheid en controleerbaarheid/transparantie. Van der Heijden: “Tot nu toe zijn de gedragscodes binnen universiteiten alleen procedureel en niet inhoudelijk. Daar doen we nu een poging toe.” Nieuw is dat de code voor alle vakgebieden toepasbaar is. “Als de tekst in VSNU-verband wordt goedgekeurd zal deze code waarschijnlijk vanaf oktober gaan gelden.”
Utrecht heeft de boodschap goed opgepikt, zegt vertrouwensman Ton Hol. “Gispen zit er bovenop. De commissie wetenschappelijke integriteit (CWI), die vorig jaar in het leven is geroepen, is een actie van het college.” Toch heeft de vertrouwenspersoon het de afgelopen zes maanden druk gehad. Verschillende zaken zijn al aan de orde geweest. Een onderzoeker (potentiële hoogleraar) werd beschuldigd van plagiaat. Er was meer aan de hand, en de kwestie had verstrekkende gevolgen. De man heeft de eer aan zichzelf gehouden en ontslag genomen. Van alle zaken die Hol heeft behandeld, had er slechts één te maken met derdegeldstroom: de kwestie met de Utrechtse leverarts Van Hattum (zie kader). Daarover wil hij kwijt dat het er alle schijn van had, dat de problemen in die zaak te maken hadden met belangenverstrengeling.
Subtiele beïnvloeding
Op het vorig jaar opgerichte Utrechtse Ethiek Instituut wordt veel contractonderzoek gedaan. Volgens onderwijsdirecteur Frans Brom is de gedragscode inderdaad niet breed bekend. Zelf kent hij het document ook niet, maar vindt dat niet het belangrijkste. “We moeten afspraken niet mechanisch gaan toepassen, die regels zijn een externe hulp voor wanneer het fout gaat.”
Op zijn instituut maken de onderzoekers duidelijke afspraken met de opdrachtgevers. “De uitkomsten van een onderzoek worden binnen korte tijd openbaar gemaakt en gepubliceerd in een internationaal tijdschrift.” Net als vertrouwensman Hol is Brom ook meer geïnteresseerd in de subtiele beïnvloeding. Daarom is Brom voorstander van systematisch aandacht besteden aan onderzoeksethiek bij onderzoeksmasters en aio-trajecten. Zo’n gedragscode moet je concentrisch aanbieden. “Ik ben tegen het toenemen van het aantal regels. We moeten voorkomen dat onderzoek wordt dichtgetimmerd met bureaucratie. Nog een formulier en een commissie die zich daarover buigt. Ik moet er niet aan denken. Bovendien worden de problemen er niet door opgelost. Laat goede mensen vertellen hoe ze met ethische problemen omgaan.”
In belangenverstrengeling schuilt volgens Brom een kans en een gevaar. De kans ligt volgens de onderwijsdirecteur in de mogelijkheid om maatschappelijk relevant bezig te zijn, het gevaar in misbruik. “Maar we moeten niet te voorzichtig en te bang zijn in de wetenschap.”
Ook op het Onderzoeksintituut voor Geschiedenis en Cultuur (OGC) aan de UU worden strakke richtlijnen gehanteerd voor derdegeldstroomonderzoek. Het OGC doet - in vergelijking met andere lettereninstituten - veel van dit contractonderzoek. Tien procent van zijn totale wetenschappelijke input komt van opdrachten (op een totale omzet van 400.000 euro). Joost Dankers, projectleider Contract Onderzoek/Onderwijs herkent het probleem van belangenverstrengeling of beperking in academische vrijheid wel. “Bij de onderhandelingen met de opdrachtgever zijn we helder. We willen wetenschappelijk verantwoord werken en daarom onbeperkt toegang hebben tot de archieven van de opdrachtgever. We spreken af dat de resultaten van het onderzoek worden gebruikt in wetenschappelijke publicaties en dat de uitkomsten van een onderzoek binnen een jaar gepubliceerd worden, anders doen we het niet. We werden een keer benaderd door een Engelse advocaat die vroeg of we onderzoek konden doen voor een tabaksfabrikant naar het bewustzijn van gevaren van roken. Alleen wilden zij het tijdstip van publicatie bepalen. Daar konden we niet mee akkoord gaan.
"De opdrachtgever krijgt een helder onderzoeksvoorstel gepresenteerd, zodat hij weet waar hij aan toe is. De begeleidingscommissie is paritair samengesteld door de UU en vertegenwoordiging uit het bedrijf. De commissie heeft de bevoegdheid om een tekst goed of af te keuren. Op dit moment maken we een boek over de geschiedenis van Shell. Belangrijk is, dat er iemand in de begeleidingscommissie zit die verantwoordelijkheid binnen het bedrijf draagt. Daarom zijn we tevreden met de aanwezigheid van president-directeur Jeroen van der Veer in de commissie. Met een hoofd communicatie wil ik in dit geval liever niet om tafel.”
KADER
Vermeend wangedrag in 2003
- Aan de Erasmusuniversiteit in Rotterdam worden twee onderzoekers ontslagen. Ze blijken banden te hebben met de Belgische Dexia Bank (Legio Lease schandaal, waarbij veel mensen financieel gedupeerd werden), terwijl de EUR een jaar eerder een negatieve studie over Legio Lease herriep (Vrij Nederland).
- Het Hilda Verwey-Jonker Instituut wordt beticht van partijdigheid en belangenverstrengeling inzake een vooronderzoek in opdracht van de Tweede Kamer naar het integratiebeleid. Onderzoeksleider Jan Willem Duyvendak en tweelingbroer van GroenLinks-Kamerlid Wijnand Duyvendak wordt abusievelijk verweten te veel verweven te zijn met het minderhedenbeleid.
-In het Universitair Medisch Centrum Utrecht stapt leverarts Jan van Hattum gedwongen op, nadat hij beschuldigd wordt van belangenverstrengeling. Volgens het bestuur van het UMC heeft de leverarts zijn wetenschappelijke integriteit op het spel gezet. Van Hattum heeft volgens het ziekenhuis ernstige bijwerkingen van een door hem opgezette nieuwe behandeling van patiënten met hepatitis C niet gemeld. Bovendien heeft hij zich door de sponsor van het onderzoek privé laten betalen. Hij mag daarom nooit meer verantwoordelijkheid dragen voor wetenschappelijk onderzoek met mensen en stapt gedwongen op. Van Hattum zit werkloos thuis.
-Geneesmiddelfabrikant Organon heeft als hoofdsponsor van een wetenschappelijk onderzoek naar de risico's van anticonceptiepillen volgens betrokken AMC-onderzoekers, die eind jaren negentig meewerkten aan een door de pilfabrikant opgezet onderzoek, gemanipuleerd met de uitkomst van het onderzoek. Het bedrijf zou de regie hebben gehad over een wetenschappelijke publicatie waarin werd gesteld dat het risico op trombose bij gebruiksters van zogenoemde derde-generatiepillen zeer zeldzaam is. Volgens de AMC-onderzoekers had de conclusie moeten zijn dat er een relatie is tussen de derde-generatiepil en hoger tromboserisico. Organon heeft het onderzoek nodig om vragen te beantwoorden van de EMEA, de Europese organisatie die medicijnen tot de markt toelaat.