Bruggen bouwen tussen studiehuis en propedeuse

Hoogleraren hebben geen idee wat de veranderingen inhet voortgezet onderwijs nu precies inhouden. En leraren van hetvwo hebben nauwelijks een beeld van de propedeuse-eisen waaraan hunleerlingen straks moeten voldoen. De aansluiting tussen voortgezeten wetenschappelijk onderwijs kan beter vond de universiteit enrichtte een samenwerkingsverband op tussen universiteit enscholengemeenschappen. Vorige week donderdag ontmoetten tweehonderdafgevaardigden van beide werelden elkaar op de tweejaarlijkseconferentie Bruggen Bouwen.

Nee, over de invoering van de tweede fase in het voortgezetonderwijs wil Jan Veldhuis zich geen mening aanmatigen. Hoewel,vooruit. Toch één opmerking erover. "Ik denk wel eens alsik die jongelui van tussen de vijftien en achttien zie: die hebbenmeer baat bij een strenge kostschool, dan bij een studiehuis."

In de zaal gaan wenkbrauwen omhoog, bevreemde blikken wordenuitgewisseld. De voorzitter van het college van bestuur is zich vangeen kwaad bewust. Blijmoedig schudt hij na dit welkomstwoord dehand van de volgende spreker, mevrouw Kootstra, als hoge ambtenaarvan het ministerie van Onderwijs medeverantwoordelijk voor hetstudiehuis.

Zij is uit Zoetermeer gekomen, in de hoop het publiek vanuniversitaire medewerkers en docenten uit het vwo net zoenthousiast te maken voor deze vernieuwingen in het voortgezetonderwijs als zijzelf is. Haar boodschap bereikt Veldhuis in elkgeval niet. Nog voor Kootstra bij de microfoon is, staat hij albuiten de collegezaal. Op weg naar een belangrijke vergadering.

Het is de tweede keer dat universiteit en voortgezet onderwijselkaar op deze manier ontmoeten. 's Ochtends in de collegebankjesen 's middags in een aantal klaslokalen op een scholengemeenschap.Het gaat over het gebrek aan aansluiting tussen voortgezet enwetenschappelijk onderwijs, over de manier waarop je leerlingen dekneepjes van het zelfstandig werken bij brengt, over de vraag hoeje leerlingen beter kunt voorbereiden op de studiekeuze die zemaken.

Vrijheid

Drijvende krachten achter het initiatief zijn hetInformatiecentrum Aansluiting vwo-wo van de VSNU en het BureauScholennetwerk, gerund door Ivonne Gierman en Annemiek Jonker.

Nog steeds is het verloop in met name het eerste studiejaargroot. Uitcijfers van de Capaciteitsgroep Onderwijskunde blijkt dattwintig procent van de studenten de eerste studiekeuze inwisselenvoor een andere. Omdat de studie heel anders is dan ze van tevorendenken. Of omdat ze de nieuwe vrijheid niet aan kunnen. Werd hunagenda in het voortgezet onderwijs bijna van minuut tot minuutbepaald door de school, nu zijn ze opeens zelf verantwoordelijkvoor hun planning.

De aansluiting tussen vwo en universiteit is onvoldoende, vindende meeste spelers in het onderwijsveld. Het ministerie ontwikkeldedaarom plannen om het voortgezet onderwijs anders in te richten.Doel is scholieren zelfstandiger te leren werken en de onderlingesamenhang tussen vakken te vergroten.

Ook de universiteit wilde een steentje bijdragen. "In 1994 kreegik van de universiteit de opdracht te onderzoeken of er misschienmeer samengewerkt kon worden om de aansluiting te verbeteren",vertelt Ivonne Gierman. "Er bleken al wel contacten te bestaantussen scholen en universiteit. Studenten die bij ons delerarenopleiding volgden, liepen op het vwo rond. En deuniversiteit organiseerde voorlichtingsdagen voor scholieren. Maarecht structurele contacten ontbraken. Met een scholennetwerkhoopten we dat gat te vullen."

Het Scholennetwerk werd in het leven geroepen en toen was hetzaak zoveel mogelijk scholen en faculteiten enthousiast te makenopdat zij zich zouden aansluiten bij het netwerk. Daarvoor moestenze eerst overtuigd worden van het nut van zo'nsamenwerkingsverband. In het voortgezet onderwijs hebben docentenal de handen vol aan de invoering van onderwijsvernieuwingen. Ookop de universiteit hebben medewerkers doorgaans niet te klagen overgebrek aan werk. Vier jaar kreeg Gierman om te bewijzen dat hetScholennetwerk levenskracht had. Dat is gelukt. Vijfentwintigscholen uit de regio Utrecht hebben zich inmiddels aangesloten bijhet netwerk en bijna alle faculteiten doen mee.

Maar daarmee is het Scholennetwerk er nog niet. Gierman: "Het isecht de bedoeling dat deelnemende scholen hun steentje bijdragen.Ze moeten niet alleen de activiteiten die wij vanuit deuniversiteit aanbieden consumeren, maar ook zelf meedoen in deorganisatie." De vaknetwerken, sinds dit studiejaar georganiseerddoor en voor vakdocenten, bieden daarvoor alle mogelijkheid.

Niet iedereen grijpt die kans even enthousiast aan. Debijeenkomst van het vaknetwerk Engels die voor 25 maart geplandstond, is bij gebrek aan belangstelling geannuleerd. Ook hetvaknetwerk Frans dat volgens het Bureau Scholennetwerk een aantalgoedlopende activiteiten organiseerde, heeft moeite de motordraaiende te houden. Contactpersoon Pauline Hörmann van hetnetwerk Frans: "Het blijkt met name moeilijk om activiteiten voordocenten te organiseren.Verschillende pogingen om samen een schoolin het voortgezet onderwijs te bezoeken liepen op niets uit bijgebrek aan animo."

Daarom besloot de voorbereidingsgroep waarvan Hörmann deeluit maakt, zich te richten op de leerlingen van het voortgezetonderwijs. Dat sloeg wel aan. Veertig scholieren kwamen een dagnaar de universiteit om met Franstalige cd-rom's te werken. Enzestig scholieren kwamen af op een gastcollege 20ste eeuwseliteratuur. Leuk voor scholieren, maar wat heeft de universiteit tewinnen bij zulke activiteiten? Hörmann: "Bekendheid verwervenbinnen het vwo. Maar het klopt, het wederzijdse karakter van zo'nvaknetwerk is bij ons nog niet uit de verf gekomen. Dat vind ikjammer, want ik geloof dat zo'n netwerk heel erg belangrijk is,zowel voor de universiteit als voor het voortgezet onderwijs."

Tongzoen

Op bezoek bij de eerste bijeenkomst van het vaknetwerk Biologie,eind maart, blijkt het wederzijdse karakter daar wel aan te slaan.Zeventien deelnemers zijn op de middag af gekomen en zowelvoortgezet als wetenschappelijk onderwijs is goed vertegenwoordigd.Onderwerp van gesprek is de tweede fase in het voortgezetonderwijs. De universitaire medewerkers horen met welke bagage detoekomstige studenten hun college- of practicumzaal zullen binnenkomen. En biologieleraar Rinus van den Heijkant van het OosterlichtCollege uit Nieuwegein, geeft zijn collega's uit het voortgezetonderwijs tips voor kleine onderzoekjes die scholieren kunnenuitvoeren in het kader van het studiehuis. Naar zijn ervaring zijnleerlingen heel creatief bij het bedenken van onderzoeksvragen. Vanden Heijkant: "Een scholier onderzocht of koeien liever rijpe ofniet-rijpe appels at. Een onderzoek dat dooe de plaatselijkegroenteman werd gesponsord. Een ander wilde weten of hamsters lasthebben van een jetlag en legde zijn twee hamsters een 23-uursritmeop in een donkere gangkast. En een innig verliefd stel onderzochtde speekselontwikkeling tijdens een tongzoen." Het gezelschap in dezaal grinnikt hardop.

"Als propedeusedocenten eens langs willen komen om te kijken watdat studiehuis nu precies inhoudt, zijn ze welkom", zegt Van denHeijkant. Een uitnodiging die door twee docenten wordt aangenomen.Een leraar vraagt of zijn leerlingen eens een college mogenbijwonen om de sfeer te proeven. Ook dat valt te regelen. RolandBobbink die vanuit de faculteit biologie het vaknetwerkcoördineert, stelt tevreden vast: "Al dat soort zaken zijn zovoor elkaar binnen zo'n netwerk."

Vervolgens wil hij weten of er belangstelling is voor

vervolgactiviteiten en zo ja, welke. Drie suggesties komen uitde groep: leerlingactiviteiten, vakinhoudelijke lezingen. En nu deuniversiteairdocenten op de hoogte zijn gebracht van hetstudiehuis, willen de docenten uit het voortgezet onderwijs wel watmeer horen over de opzet van de propedeuse.

"We houden kontakt via de e-mail", klinkt het. Dan verdwijnt hetgros van de deelnemers snel naar huis. Voor uitgebreid nakletsen isgeen tijd, er ligt nog correctiewerk genoeg te wachten.

Karin Alberts