Circus Dubio & Schroom

Thomas Vaessens studeerde Nederlands in Utrecht. Dezeweek legt hij zijn leermeesters een ongebruikelijk proefschriftvoor over de dichters Martinus Nijhoff en Paul van Ostaijen; "jezou het kunnen zien als een uit de hand gelopen essay."

Doortimmerd, gedegen, wetenschappelijk verantwoord - dat zijn deomschrijvingen die een promovendus graag van toepassing ziet opzijn proefschrift. De term `leesbaar' komt niet altijd in hetrijtje voor - als je begeleiders en vakgenoten er chocola vankunnen maken, is dat al heel wat. De 31-jarige neerlandicus ThomasVaessens was beduidend minder snel tevreden en schreef eenproefschrift dat op de dag van zijn promotie verschijnt bijuitgeverij De Arbeiderspers. Vaessens: "Ik lees eerlijk gezegd nietgraag proefschriften. Veel van die boeken schijnen helemaal nietgelezen te wíllen worden. Ik heb daarom een boek willen makendat niet alleen aantrekkelijk is voor vakgenoten, maar vooriedereen die van poëzie houdt. Als ik mij tijdens hetschrijven een lezer voorstelde, dacht ik niet aan die collega in dewerkkamer naast mij, maar aan die slimmerik bij mij in de straat.Dat hangt samen met het vak van de literatuurhistoricus. Als eenbioloog iets ontdekt waarmee bepaalde medicijnen kunnen wordengemaakt, maakt het mij niet uit of ik iets van zijnonderzoeksverslag kan begrijpen; als die pillen er maar komen. Maarmijn vak beoogt vooral kennis- en cultuuroverdracht. Ik heb nietzoveel te meten en te experimenteren. Ik zit vooral te reflecterenen te speculeren. Ik vind dat ik mijn kennis op een leesbare maniermoet overdragen. Want waarom zou je zoveel werk verzetten alsniemand er profijt van heeft? Mijn boek zal ongetwijfeld geenbestseller worden, maar dat ontslaat me niet van de verplichting omhet allemaal een beetje toegankelijk op te schrijven. Ik vind hetjammer dat mensen die een letterkundig proefschrift schrijven somslijken te vergeten om die laatste stap te zetten. Waarom zou jeniet aan het eind van zo'n enorm lang traject een paar maandenextra besteden aan de presentatie van je onderzoek? Je hoeft niette populariseren, op je knieën te gaan zitten of je resulatente verdoezelen, maar je moet wel goed schrijven. Je bent als auteurvan een proefschrift tegelijkertijd auteur van een boek, en je moetgewoon je stinkende best doen om dat boek zo leesbaar mogelijk temaken."

Waar ligt de fascinatie voor twee dichters die hun beste werkal bijna een eeuw geleden schreven?

"Van Ostaijen en Nijhoff waren de twee grote dichters van hungeneratie. Als je aan een Nederlandse dichter vraagt van welkeandere dichter er misschien sporen te vinden zijn in zijn of haareigen werk, noemen de gevestigde dichters Nijhoff, terwijl de jongehonden altijd aankomen met Van Ostaijen. Hij is de held vaniedereen die jong en dynamisch is. Ik heb proberen uit te zoekenwaarom uitgerekend deze dichters hun tijd hebben overleefd. Ik hebme daarbij in eerste instantie nogal dwars opgesteld. Ik heb mezelfvoorgehouden: ik geloof niets van wat ze zeggen over hun eigengedichten. Ze beweerden zelf bijvoorbeeld dat ze geen enkelengagement nastreefden in hun poëzie, terwijl er tussen deregels door heel fundamentele maatschappijkritiek te lezen is. Hetwaren kunstenaars die - bewust of onbewust - worstelden met detijdgeest. Ze konden niet ontsnappen aan de wereld waarin zeleefden, maar ze bekritiseerden hem wel. Stel je voor in wat voortijd deze dichters leefden - het Nederland en België in hetbegin van deze eeuw. Industrialisatie, democratisering,mechanisering en hop: een wereldoorlog er overheen. Modern times.Niet bepaald een tijd waarin je aan moet komen zetten metgedichtjes. En toch deden ze dat. We hebben het hier over dichtersmet een bijna naïeve bevlogenheid: Nijhoff was bijvoorbeeldoprecht van mening dat de poëzie de wereld kan redden. Nijhoffen Van Ostaijen waren kunstenaar en anders niet. Ze sloten geencompromissen. In deze tijd zou je als dichter stukken gaanschrijven voor de krant, een beurs aanvragen bij het Fonds voor deLetteren en voordrachten houden om in je levensonderhoud tevoorzien. Maar zo zaten deze mannen niet in elkaar, en hun wereldevenmin. Ze leefden alleen voor de kunst. Tegelijkertijd behoren zewél tot de eerste generatie van kunstenaars die literaireredacties aan het hoofd gingen zeuren dat ze geld wilden zien voorhun bijdragen, volgens het principe: een timmerman maakt een tafel,ik maak een gedicht, en dat kost wat."

Vreest Vaessens geen kritiek van vakgenoten op zijnproefschrift?

"Ik kan me voorstellen dat men onder professoren liever andereboeken ziet. Boeken die bruikbaarder zijn, overzichtelijker,bescheidener misschien. Afgebakende en overzichtelijke onderwerpendie in alle academische ernst tot in de puntjes behandeld worden,dat ziet men graag. Ik geloof dat ik een ander boek heb geschreven.Mijn boek wil gelezen worden. Iemand heeft mij wel eens verwetendat ik helemaal geen proefschrift heb willen schrijven, maar dat isnatuurlijk onzin. Ik voel me juist heel ergbetrokken bij deliteratuurwetenschap, ik heb dus ook een uitgesproken mening overhoe dergelijk onderzoek gepresenteerd zou moeten worden. Dit boekis volgens mij net zo integer en verantwoord als ieder anderproefschrift, maar ik zou het leuk vinden als hier en daar iemandzegt dat hij veel plezier heeft gehad toen hij mijn boek las. Ikvind dat de aard van mijn vak vraagt om aandacht voor depresentatie. En ik ben heel blij dat mijn promotor, Wiljan van denAkker, mij daarin veel vrijheid heeft gegeven."

Pensioen

Nieuwe plannen dienen zich aan. Vaessens begint na zijn promotiemet een nieuw onderzoek. Maar naast zijn werkzaamheden voor deuniversiteit, zal hij zich met leven en werk van deschilder/dichter Lucebert bezighouden. "Mijn vrije tijd gaat dekomende jaren grotendeels naar Lucebert. Dat is net zo'n dichterals Van Ostaijen - een totale kunstenaar. Ik wil uiteindelijk eenbiografie over hem schrijven. Alweer zo'n problematisch genre. Hetheeft de schijn tegen. Een vriend hoorde van mijn voornemen envroeg of ik soms van plan was met pensioen te gaan. En inderdaad:het is wel een beetje een bejaardengenre, de biografie. Maar datvind ik leuk: kijken of er wat leven in te pompen is. Biografen inEngeland en Frankrijk zijn daar al volop mee bezig. Die schrijvengeen vuistdikke pillen met bij elkaar gespeurneusde feitjes uit eenleven, maar een pakkend boek over een oeuvre. Luceberts werkverbergt de autobiografie van zijn verbeelding. Die ga ik eruitpeuteren."

Rest een laatste vraag over de omslag van de handelseditievan het proefschrift, die het karakter van een circusaankondigingheeft: 'Thomas Vaessens / presenteert / Circus Dubio & Schroom// Met Martinus Nijhoff, / Paul van Ostaijen & de mentaliteitvan het modernisme.' Vanwaar de titel?

"Ik heb de vrolijke, dynamische en cabareteske kanten van hunwerk willen benadrukken. Bovendien heb ik altijd, al was het maaréén keer van mijn leven, circusdirecteur willenzijn."

Ingmar Heytze

Thomas Vaessens verdedigt donderdag 17 decemberzijn proefschrift in de Senaatszaal van het Academiegebouw om 14.30uur. Vanaf die datum is ook het boek Circus Dubio & Schroomverkrijgbaar in de boekhandel (uitgeverij De Arbeiderspers, /49,90ISBN 90 295 5106 2).