Daniël Stellwagen
Er zijn natuurlijk genoeg schakers die een universitaire achtergrond hebben. Die zitten alleen niet in de echte top. Vroeger was dat anders. Nee, ik heb het niet eens over de tijd van doctor Max Euwe. Enkele jaren terug nog had je bijvoorbeeld de Engelsman John Nunn, die was ook gepromoveerd.
Kenners vinden dat wie in deze tijd echt op hoog niveau wil presteren zich alleen met schaken bezig moet houden. En misschien is dat wel zo. Doordat in de schaakwereld tegenwoordig erg veel met computers wordt gewerkt, moet je als topschaker veel harder studeren. Er is veel meer informatie beschikbaar. En wie het meeste weet heeft een voordeel tijdens de wedstrijden. Zo werkt het gewoon.
Veel mensen keken vorig jaar daarom raar op toen ik vertelde dat ik wilde gaan studeren. Voor mezelf was het helemaal niet zo'n vreemde stap. Ik wilde me breder ontwikkelen. Waarom ik voor een studie scheikunde koos, kan ik moeilijk uitleggen. Ook biologie heb ik overwogen, maar scheikunde vond ik net nog iets breder. Dat loopt van de biotechnologie en hoe ons lichaam in elkaar zit tot de nanotechnologie. Scheikunde is eigenlijk overal.
Bovendien ligt Utrecht dicht bij Soest. Ik woon daar bij mijn ouders. En tijdens de voorlichtingsdagen zag ik dat het hier gewoon goed geregeld is. Om de één of andere reden was dat duidelijk te merken. Ik vond de sfeer erg prettig. Ik kan niet precies zeggen waarom. Nu zit ik in mijn tweede jaar en mijn studie en de universiteit bevallen nog steeds erg goed.
"Of ik ermee zit dat sommige schakers en schaakliefhebbers vinden dat ik mijn talent vergooi? Nee, dat doet me niet zoveel. Het is inderdaad zo dat ik op jonge leeftijd al geconfronteerd werd met een hoog verwachtingspatroon. Natuurlijk deed het me toen wat dat erkende topschakers en journalisten zeiden dat ik heel goed moest gaan worden. Daar ging ik toch rekening mee houden. Ik weet dat ik mede door die druk een periode wat minder heb gepresteerd. Maar ik heb ermee om leren gaan. Nu speelt dat allemaal geen rol meer. Nee, ook niet dat de volgers van het schaken misschien hadden verwacht dat ik op deze leeftijd internationaal meer zou presteren. Ik heb zelf niet het gevoel dat ik het ergens heb laten liggen of verkeerde keuzes heb gemaakt. En ik weet dat ik nog beter kan worden, ook nu ik studeer.
"De internationale top heb ik ook nog niet uit mijn hoofd gezet. Ik wil in elk geval mijn studie afmaken, maar ik sluit niet uit dat ik daarna alsnog voor een profbestaan kies. Zo oud ben ik dan nog niet. Al denk ik dat er dan wel goede omstandigheden moeten zijn. Als je volledig professional bent, heb je goede begeleiding nodig, daarvoor is tot nu toe in Nederland weinig geld te vinden.
"Maar ik ben niet iemand van verre toekomstdromen. Voorlopig wil ik proberen het profschaken en het studeren te combineren. Volgens mij moet dat kunnen. Tot nu toe blijkt alleen het spelen van toernooien moeilijk samen te gaan met een universitaire studie. Volgende maand zit ik bijvoorbeeld twee weken in Istanbul voor het WK onder de 20. Dat is vrij lastig wanneer je ook tentamens hebt. Gelukkig word ik bij scheikunde goed geholpen. De practica kan ik altijd inhalen. Daardoor studeer ik nog steeds op tempo. Ook mijn mede-studenten weten dat ik op hoog niveau schaak. Nee, ze hebben me nog niet uitgedaagd tot een partijtje. Maar als ze per se willen, kunnen ze dat krijgen, hoor.
Trainen doe ik 's avonds als ik thuis kom, vaak nog een uurtje. Trainen voor een schaker betekent: het analyseren van je eigen partijen. Vooral kijken wat je fout doet. En aangezien je vaak veel fout kunt doen, moet je veel trainen. Je moet leren van je eigen fouten. Of mijn hoofd niet eens overloopt van al dat studeren? Dat valt wel mee. Schaken en scheikunde zijn ook op geen enkele manier te vergelijken. Je bent toch op een hele andere manier aan het denken.
Schaken blijft, ook nu ik studeer, toch vooral een grote passie. Ik leerde schaken toen ik acht was. Hans Böhm had toen een programma op televisie, 'gooi de loper uit'. Dat was een soort schaakcursus. Daarmee is het zo'n beetje begonnen. Het gevoel dat je hebt wanneer je een partij speelt is moeilijk te omschrijven. Het is jouw intelligentie, concentratie en creativiteit tegen die van je tegenstander. Externe factoren doen er niet toe. Ik kan er alles in kwijt. En de voldoening is natuurlijk groot na een overwinning.
Grote voorbeelden in de schaakwereld heb ik niet. Niet als speler, niet als persoonlijkheid. Nooit gehad ook. Jawel, ik ken heus mijn klassiekers wel. Als je even in de schaakwereld rondloopt dan heb je de meeste verhalen wel gehoord. En ik heb de biografieën van de meeste topschakers gelezen. Een favoriet boek? Nee, niet echt, dat van Michael Tal misschien. Een bekende anekdote daaruit? Weet ik zo niet. Ik ben nooit zo goed in het exact onthouden van die verhalen. Je kunt het boek beter zelf een keer lezen.
Dat de schaakwereld alleen maar haat en nijd is, ervaar ik in ieder geval niet zo. In Nederland valt dat reuze mee. De rivaliteit tussen Timman-Van Wely is bekend, maar voor zover ik weet is dat allemaal redelijk opgelost. De meeste schakers zijn aardige mensen. Bij het laatste NK in Leeuwarden waar ik gedeeld tweede werd achter achter Van Wely, was het gewoon erg gezellig. Natuurlijk, je bent tegenstanders, maar 's avonds wordt er wel samen gegeten. Mijn sociale contacten haal ik behalve uit mijn studie, voornamelijk uit het schaken. Noodgedwongen misschien, want heel veel tijd om andere dingen te doen heb ik niet. Een echt studentenleven zit er voor mij niet in. Dat is de andere kant van het verhaal. Maar dat is ook mijn eigen keuze. En ik heb er nog geen moment spijt van gehad.