De echte paniekmomenten hadden we netjes na elkaar'
'
Hanneke Slotboom
Danielle van den Heuvel (30) en Jelle van Lottum (31) leerden elkaar zo'n acht jaar geleden kennen. "We gingen een avondje stappen met een groep van de studie, en toen zag ik haar eigenlijk pas voor het eerst. Daarna was het vrij snel bekeken", aldus Van Lottum.
Vier jaar geleden begonnen de twee historici tegelijkertijd aan een promotietraject. Niet alleen hun carrières lopen gelijk op, ook hun proefschriften hebben de nodige raakvlakken. Beide werken hebben betrekking op ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in de vroegmoderne tijd. En beide beschrijven ze 'barstjes' in de gangbare denkbeelden over fenomenen in de Gouden Eeuw en de periode daarna.
Pilgrim Fathers
Zo zullen veel mensen schepen vol hoopvolle Amerikavaarders op hun netvlies hebben als het gaat om migranten uit landen rond de Noordzee tussen de zestiende en negentiende eeuw. "Dat is ook een aansprekend beeld, de Pilgrim Fathers en de stichting van Nieuw Amsterdam, dat dan later New York wordt. Maar vaak is de geschiedenis veel banaler dan dergelijke mooie beelden", aldus Van Lottum. Hij gebruikte voor zijn onderzoek eerdere studies om in kaart te brengen hoe de verschillende migratiestromen in Noordwest-Europa zich tot elkaar verhielden. Zijn conclusie is dat de meeste migranten het helemaal niet zo ver zochten. 'Interregionale' migratie kwam het vaakst voor, vooral in de vorm van arbeiders uit omringende landen die naar de Republiek der Nederlanden trokken.
Met name Holland bleek in trek. Daar lagen de lonen in de Gouden Eeuw rond de twintig tot zestig procent hoger dan elders. Bovendien was er door de economische groei veel vraag naar arbeid. Mannen konden terecht in de bouw of de scheepvaart, terwijl vanuit de groeiende middenklasse veel vraag was naar meisjes die in het huishouden konden werken. "Eigenlijk verschilde de situatie toen helemaal niet zo veel van de migratie die je nu ziet vanuit bijvoorbeeld Polen", aldus Van Lottum. "Ook de migratie van bijvoorbeeld de Hugenoten, zo'n andere heel bekende groep, blijkt getalsmatig in het niet te vallen bij de stromen mensen die in de loop van de eeuwen migreerden vanwege de arbeidsmarkt."
Handelsvrouwen
Zijn partner Danielle van den Heuvel deed onderzoek naar een ander bekend beeld uit de Gouden Eeuw: de heroïsche Hollandse handelsvrouw. "Buitenlandse reizigers naar de Republiek noemen dat in hun reisverslagen vaak als iets opmerkelijks, ze schetsen een beeld van vrouwen die heel actief en bedreven zijn in de handel". Het gangbare idee is dat dit fenomeen eveneens te maken had met de gunstige economische omstandigheden in het Nederland van de Gouden Eeuw. "Ook in recente debatten over Afrikaanse en Aziatische economieën worden economische groei en de activiteiten van vrouwen in de handel met elkaar in verband gebracht. Dus het was voor mij volkomen onverwacht dat juist in de achttiende eeuw, toen de economie stagneerde, de participatie van vrouwen aan de handel het grootst was." Een van de conclusies van Van den Heuvel is dat niet zozeer economische groei, als wel de daaruit voortkomende veranderingen in de structuur van de handel gunstig bleken voor vrouwen. De opkomst van veilingen maakte het voor - alleenstaande - vrouwen makkelijker een marktstal te hebben, omdat zij niet meer afhankelijk waren van de directe aanvoer van een product door een echtgenoot. Vrouwen in de internationale koophandel bleken gebaat bij de opkomst van dienstverleners als makelaars en cargadoors. Winkeliersters profiteerden van de toename van nieuwe en goedkopere producten, omdat minder startkapitaal vereist was om een winkel te beginnen.
De boodschappen
Ondanks de raakvlakken hadden de historici het naar eigen zeggen thuis niet vaak over de inhoud van hun onderzoeken. Jelle van Lottum: "Voor mij is het wel klaar als ik thuis ben. Er moet ook aan de boodschappen gedacht worden." Van den Heuvel wilde daarentegen nog wel eens een plotseling opkomend idee spuien. "Maar dat was toch niet vaak. Alleen tijdens het halfuurtje op de fiets van en naar het werk, dan hadden we het er over."
Sterker nog, de twee hebben het proefschrift van de ander niet eens in zijn geheel gelezen. Van den Heuvel: "We haalden veel minder fouten uit elkaars werk dan anderen die we vroegen om mee te lezen. Het leverde weinig op, alleen maar extra werk voor de ander. Dus daar zijn we mee opgehouden". Zij vermoedt dat ze te dicht op elkaars werk stonden om er kritisch naar te kijken. Maar Van Lottum erkent dat hij het ook moeilijker vindt om kritiek te geven op zijn partner dan op een andere collega.
En toch heeft het tweetal naar eigen zeggen veel baat gehad bij de samenwerking. "Je weet precies hoe de ander zich voelt", vertelt Van Lottum. "Je hebt het zelf ook, of je hebt het net gehad. Als je partner ander werk doet, is het denk ik veel moeilijker om te zeggen:'Ik wil best tijd voor je maken, maar nu even niet'." Van den Heuvel reageert: "Maar we hadden ook geluk. De echte paniekmomenten hadden we netjes na elkaar, dus we konden elkaar geruststellen. En die momenten duurden nooit heel lang. Misschien werkt dat zelfs wel onbewust zo: je weet dat de ander ook door moet. En we konden natuurlijk ook tegen vrienden en vriendinnen zeuren."
Volgens de twee was het grootste pluspunt van gelijktijdig promoveren de steun die ze aan elkaar hadden op 'methodologisch' vlak. "We hebben heel veel aan elkaar gehad als het ging over de vraag hoe je iets het beste aan kunt pakken. Bijvoorbeeld hoe je het best een praatje kunt voorbereiden, of hoeveel tijd je nodig hebt om een bepaald hoofdstuk te schrijven. En we hebben heel veel gepraat over het aio-schap in het algemeen", aldus Van Lottum. Zijn vriendin kan eigenlijk maar een nadeel noemen van de weg die ze gevolgd hebben. "Als je samen thuis bent, en de ander gaat nog even aan het werk, dan is het wel heel moeilijk om zelf voor de buis te blijven zitten".
Spitwerk
Het lukte het tweetal om binnen vier jaar te promoveren. Inmiddels hebben beiden een beurs waarmee ze een jaar in Cambridge kunnen werken. Van Lottum gaat er verder met zijn onderzoek naar migratiestromen. Hij heeft geen speciale voorliefde voor een bepaalde tijd. "Ik ben vooral geïnteresseerd in de ontwikkeling van een fenomeen als migratie over een langere tijdsspanne. De achttiende en negentiende eeuw in Nederland zijn wat dat betreft nog redelijk onontgonnen. Veel Nederlandse studies richtten zich toch vooral op de Gouden Eeuw."
De sleutel tot Van Lottums succes is zijn abstractievermogen, zo weet Danielle van den Heuvel. "Hij is heel goed in staat om de grote lijnen te zien, om processen op macroniveau te bekijken. En bovendien is hij een duizendpoot, hij kan meerdere projecten tegelijk doen."
Van den Heuvel zelf houdt zich in Engeland bezig met de invloed van gilden op de commercialisering van de kleinhandel. Haar sterke punt is volgens vriend Van Lottum "haar ijver, zonder dat eufemistisch te bedoelen. Zij is heel creatief in het vinden van de juiste literatuur. Ze kan eindeloos veel boeken, geschriften en archieven doorpluizen, en weet daar dan toch een mooie lijn in te vinden."
Het spitwerk in archieven is voor Van den Heuvel een van de aantrekkelijke kanten van het bestuderen van de vroegmoderne tijd. "Ik word blij van het archief. Ik vind het fenomenaal om die eeuwenoude boeken voor mijn neus te krijgen die betrekking hebben op de dagelijkse gang van zaken toen."