'De pedel komt dan met haar belletjes en ik met mijn pijpjes'

'De pedel komt dan met haar belletjes en ik met mijnpijpjes'

Gert Oost is de onzichtbare figuur achter deorgelmuziek die tijdens oraties weerklinkt. Al bijna vier decenniabespeelt de universiteitsorganist het barokke instrument in hetAcademiegebouw. "Ik hier al van alles gespeeld, van Wagner tot deBeatles."

Wanneer een geroezemoes de aula vult, springt Gert Oost op uitzijn stoel en buigt zich over de rand, het rechterbeen naarachteren opzwiepend. "Kan het wat zachter daar beneden?" Verschriktkijkt de luidruchtige groep bezoekers op naar het gebruinde gelaatvan de organist dat zich in een schalks lachje plooit. "Dat haddenjullie niet gedacht, hè?"

Een gietijzeren poortje in een donkere hoek van de aula geeftvia een houten trap toegang tot de orgelballustrade. Het oxaal isal bijna veertig jaar zo'n beetje het exclusieve heiligdom vanuniversiteitsorganist Gert Oost. Oost bespeelt sinds 1960 hetachttiende-eeuwse orgel dat boven de ingang van de historische zaalprijkt. Het instrument van de Groningse orgelbouwer Anthonie Hinsz,oorsprokelijk afkomstig uit de Doopsgezinde Kerk in Deventer, werdin dat jaar door het Universiteitsfonds gekocht en aan de Utrechtseuniversiteit geschonken.

Gezeten achter een formica tafel die, samen met een felspotlampje, zijn werkplek naast het orgel de eenvoud van eenkloostercel geeft, blikt Oost terug. Dat hij als eerste `op hetorgel mocht' lag voor de hand. Hij was toentertijd immers de enigestudent musicologie die naast zijn opleiding aan de universiteiteen praktische opleiding aan het conservatorium volgde. "Diecombinatie van wetenschap en praktijk is tegenwoordig veelnormaler, maar lange tijd was ik de enige in Nederland met beidediploma's op zak."

Zijn werkzaamheden zijn volgens Oost een continuering van eenaloude traditie die zijn oorsprong vindt bij de universitairekapelmeester. Dat was vanaf de achttiende eeuw een officiëlefunctie aan de Alma Mater. De kapelmeester componeerde de muziekvoor belangrijke universitaire evenementen en gaf leiding aan dekoren van de universiteit. Die aparte status bestaat niet meer.Oost is nu in de eerste plaats docent muziektheorie bij deopleiding Muziekwetenschap. Daarnaast verzorgt hij jaarlijks demuzikale omlijsting van meer dan dertig oraties ("de pedel komtdanmet haar belletjes en ik met mijn pijpjes"). Verder zet hij dediesviering en de opening van het academisch jaar in de Domkerkluister bij.

Op zachte toon doch zeer resoluut weerlegt deuniversiteitsorganist de gedachte dat elke oratie vergezeld gaatvan dezelfde riedel. "Ik heb hier al van alles gespeeld, van Wagnertot de Beatles. De hoogleraren weten in de meeste gevallen wel eenspeciale inhoud aan mijn werk te geven. Bijzonder hoogleraarUtrecht Studies Piet `t Hart vroeg mij bijvoorbeeld onlangs hetUtrechts volkslied te spelen tijdens zijn oratie op 1 februari. Ikwist niet eens dat we zo'n lied hadden." Ooit maakte Oost zelf deeluit van een oratie. De hoogleraar legde in zijn verhaal overonomkeerbare chemische reacties een parallel met de verandering intoonsoorten in de muziek en liet dat door de organist illustreren."Dat zijn aardige dingen om te doen."

Eén voorval zal Oost zeker niet licht vergeten. Aan devooravond van een oratie was hij door de hoogleraar gebeld met hetvriendelijke verzoek voor en na zijn oratie te improviseren opkinderliedjes. Schouderophalend putte Oost zich de volgende dag uitin variaties op `toen ons mop een mopje was' en `hoeperdepoep zatop de stoep' om na afloop geconfronteerd te worden met een woesteorator. Schaterend: "De arme man bleek het slachtoffer van eensmakelijke grap van zijn diergeneeskundestudenten."

Oost heeft zich dikwijls afgevraagd of zijn muziek nog wel wordtopgemerkt, maar wanneer hij noodgedwongen eens een keer versteklaat gaan krijgt hij steevast het commentaar dat het zonder hem`toch niet helemaal echt was'. Ook wanneer er door de hoogleraargeen muziekvoorkeur kenbaar wordt gemaakt probeert Oost aan teknopen aan de inhoud van de oratie. Knikkend naar het witteluidsprekertje aan de wand: "Zojuist nog werden er door eenhoogleraar enkele passages uit Don Giovanni aangehaald. Zoiets kanik natuurlijk niet op me laten zitten. Als ik dan wat fragmentenuit die opera speel dan hoor ik de herkenning beneden."

Toch vindt Oost dat "de universiteit best `wat trotser' mag zijnop het eigen orgel. Buiten Groningen en Friesland staan er maarenkele orgels van de hand van Hinsz. Het is dus werkelijk eenbijzonder exemplaar." Als organist van de Raad van State voelt Oostzich veel meer gewaardeerd dan in Utrecht. Twee woensdagmiddagen inde maand bespeelt hij in Den Haag het orgel in de gothische zaalvan het voormalig paleis van koning Willem II. Daarnaast wordt hijherhaaldelijk opgetrommeld voor ontvangsten van de koningin ofandere officiële gelegenheden in dat gebouw. "In Utrecht ishet orgel te horen bij oraties, maar verder doet men toch bitterweinigberoep op het instrument. Ik zou ook heel graag een nieuwe CDmaken. De vorige met achttiende eeuwse orgelmuziek dateert alweervan zes jaar geleden en is uitverkocht, maar bij het college vanbestuur en het kabinet vind ik weinig belangstelling voor eennieuwe."

De liefde van Oost voor het orgel zit diep. Al vanaf zijn derdelevensjaar wist hij dat hij organist wilde worden. Het was heteerste instrument waarmee hij als telg van een predikantengezin inaanraking kwam. Niet alleen de magie van de muziek lokte, maar ookde geweldige mechaniek van het instrument. Daar kwam Oostsbelangstelling voor exacte vakken om de hoek kijken. "Organistenkomen veel meer dan andere muzikanten in aanraking met debouwtechnische kant van hun instrument. Voor een pianist verschiltde ene vleugel niet werkelijk van een andere, maar een orgel uit debarok stelt toch hele andere eisen dan een orgel uit deromantiek."

De dubbele belangstelling van Oost, die in een grijs verledennog een poosje wiskunde studeerde, kwam ook tot uiting in dedissertatie die hij in 1975 schreef over de Nederlandseorgelgeschiedenis. Bovendien adviseerde hij meerdere keren bijorgelrestauraties en is hij redacteur van de Nederlandseorgel-encyclopedie waarvan inmiddels vier delen klaar zijn.

Tenslotte is Gert Oost ook nog eens een zeer verdienstelijkcomponist. "Ik heb altijd de muziek die ik in mijzelf hoorde opwillen schrijven. Nog steeds ben ik in het bezit van de stukken dieik schreef toen ik twaalf was." Voorlopig hoogtepunt voor Oost isde kerkopera Visions of Heaven, die hij vorig jaar in het kader vanhet Festival Klank-visioenen schreef. De opera werd in novemberdriemaal voor een uitverkochte Janskerk opgevoerd. Het stuk wasvoor een groot gedeelte gebaseerd op de werken die Oost deafgelopen vijftien jaar schreef voor Schola Davidica, het Utrechtsekoor dat hij zelf oprichtte. De inhoud van de opera wekte overigensbehoorlijk wat opschudding. Oost vloekte letterlijk in de kerk doorin zijn alternatieve versie van het Job-verhaal God uit de hemel telaten zetten door de Duivel. Ook het feit dat hij van God een vrouwhad gemaakt was velen te gortig. "Ik was er niet op uit om teshockeren", zegt Oost nu. "Dat verhaal had veel betekenis voor mij.Vele mensen waren ontroerd, anderen niet, zo gaat dat metkunst."

Dat Oost jaarlijks een groot aantal concerten in het buitenlandverzorgt is in Utrecht misschien minder bekend. Als een troubadourtrekt hij door Europa om af en toe neer te strijken achter hetorgel van een grootstedelijke kathedraal of dorpskerk in Polen,Bohemen of Tirol. "Het heeft iets spectaculairs dat reizen, maareerlijk is eerlijk: voor de orgels kun je beter in Nederland zijn.Nergens vindje zoveel onaangetaste orgels op zo'n kleingrondgebied. Nederland is het orgelland van de wereld." Wat er danzo mooi is aan het spelen op een authentiek orgel? "Wanneer jeeenmaal gewend bent aan de krakkemikkerige mechaniek van deuitgesleten toetsen en rammelende pedalen, dan krijg je daar zoveelvoor terug. Die klank is meer dan tweehonderd jaar bezadigd, hetlood twee eeuwen ingewerkt. Dat geluid geeft een hele inspirerendeervaring."

Xander Bronkhorst