'De tijd der eenzijdige bewegingen is voorbij'

Op zestienjarige leeftijd verruilde hij hetvoetbalveld voor de wereld der dichtkunst: zijn kennismaking met deVijftigers leidde tot een passie voor poëzie die hem nooitmeer heeft verlaten. Onlangs verscheen van Redbad Fokkema 'Aan demond van al die rivieren, een geschiedenis van de Nederlandsepoëzie sinds 1945'.

In 'Aan de mond van al die rivieren' worden historischebeschouwingen afgewisseld met korte analyses en interpretaties vangedichten. De door Fokkema zo geliefde Vijftigers gelden steeds alsijkpunt. "Gewoon omdat je bij het schrijven van een boek nu eenmaaleen Archimedisch punt nodig hebt. En de Vijftigers zijn nog steedslevend: kijk naar Kouwenaar en Campert, zij schrijven nog en zijnabsoluut niet verouderd. Alle dichters na de Vijftigers kunnen nogsteeds niet heen om die groep, die vlak na de oorlog een revolutiein de poëzie veroorzaakte. Zie het bovendien als een soortdankbetuiging van mijn kant: tenslotte hebben de Vijftigers alleste maken met mijn kennismaking met poëzie."

Fokkema wil in zijn boek een aantal bestaande misverstanden overpoëzie uit de weg ruimen. "Het literaire debat gaat vaak uitvan twee poëzierichtingen: één waarbij dewerkelijkheid centraal staat en één waarbij de taal alsonderzoeksobject centraal staat, ofwel referentialiteit versusautonomie. Ook zelf heb ik lange tijd in die tweedeling geloofd. Ikben opgevoed in de traditie van het tijdschrift Merlyn en hetRussisch formalisme, dat uitgaat van de autonomie van hetkunstwerk. In de loop van de tijd ben ik gaan inzien dat dat eeneenzijdig standpunt is: er bestaat tussen die twee opvattingenhelemaal geen absolute tegenstelling. Meer aandacht voor dewerkelijkheid betekent niet dat de formulering er niet toe doet.Andersom is het een grote misvatting dat het taalgerichte dichtersontbreekt aan werkelijkheidsbesef."

Hij illustreert zijn visie aan de hand van de Vijftigers,taalkunstenaars bij uitstek. "Hun sociale bewogenheid is enormonderschat. Zij waren anti-kerkelijk, anti-burgerlijk, totaalanders dan alles wat men gewend was. De kritiek van de buitenwachtluidde toen: als je iets aan de wereld wil veranderen, waarom drukje je dan zo moeilijk uit dat niemand het snapt? Daarmee werdvoorbijgegaan aan het feit dat juist die andere taal al aangaf datmen de bestaande werkelijkheid afwees. De Vijftigers wilden degeknechte taal bevrijden, omdat zij de taal van de machthebbersafwezen."

Volgens Fokkema staat poëzie overigens altijd in dienst vaneen maatschappij- of mentaliteitsverandering. "Anders is hetsimpelweg niet te verklaren dat literatuur zou leiden totverrijking, waar toch iedereen het over eens is."

Laboratorium

Toen hij door Peter Nijssen - oud-student en redacteur bij DeArbeiderspers - werd benaderd met het verzoek een modernepoëziegeschiedenis te schrijven, was Redbad Fokkema meteenenthousiast. Wel had hij zo zijn voorwaarden. "Ik wilde geenconventioneel boek in de zin van 'en toen en toen' en 'dit en dat'.Per slot van rekening is het verhaal van 1945 tot nu, dat vanAtonaal tot Maximaal, redelijk bekend door overzichts-boeken alsdie van Calis en Dautzenberg. Ik realiseerde me wel dat ik niet omeen chronologisch overzicht heen kon, voor de lezers die daar nietzo bekend mee zijn. Vandaar dat de eerste drie hoofdstukken van'Aan de mond van al die rivieren' een beeld geven van dehistorische achtergrond van de poëzie van 1945 tot nu." In deoverige hoofdstukken bekijkt Fokkema de poëzie op geheelandere wijze, waarmee hij een eigen toon toevoegt aan het boek.

Eerst groepeert hij bestaande poëticale tegenstellingenrondom de termen modernisme en postmodernisme. Modernisme staatvoor experimentele poëzie in de lijn der Vijftigers, terwijlFokkema de noemer 'postmodernisme' sinds 1960 van toepassing achtop alle andersoortige poëzie. Poëzie dus die juistníet staat in de traditie van Kouwenaar en - later - Faverey,maar die meer aandacht heeft voor de anekdote, de alledaagsheid ende werkelijkheid.

Vervolgens herverkavelt Fokkema de geschiedenis en bekijktdaarbij de dichtkunst vanuit verschillende invalshoeken, die hijlaboratoria noemt. Dat klinkt klinisch, geeft hij toe. "Maar ik ziehet zo: dichters trekken zich min of meer terug uit dewerkelijkheid en richten hun literaire activiteiten op observatiesen ervaringen. Die ondergaan vervolgens een behandeling in taal.Vandaar dat ik, in de lijn van de Franse dichter Mallarmé, hetbeeld gebruik van een atelier, een onderzoeksplek, waar de dichterkijkt hoe hij met taal verder kan reiken dan wat al gezegd is."Fokkema stelt zich hierbij vragen als: wat is de wezenlijke aardvan poëzie, is dat de expressie van gevoelens door de dichterof het oproepen van emoties bij de lezer? En wat is de relatietussen dichter en gedicht?

Ten slotte brengt Fokkema niet alleen de dominante,experimentele poëzie in beeld, maar beschrijft hij ook de meerherkenbare dichtkunst. "Die is misschien weleens overschaduwd doorde kracht van de Vijftigers. Lucebert zei het echter al: 'De tijdder eenzijdige bewegingen is voorbij'. De maatschappij isveelzijdiger geworden, standpunten zijn veelzijdiger geworden enook de poëzie is veelzijdiger geworden. Ik stel eigenlijk datalles kan in de poëzie, mits een gedicht maar méérgeeft dan ikzelf al bedacht heb. Dat kan 'm zitten in de taligheid,maar ook in een stukje onherkenbaarheid, iets mysterieus. En datkun je vinden bij iemand als Kouwenaar, die vaak ontoegankelijkwordt gevonden, maar ook bij Annie M.G. Schmidt."

Marsmuziek

Fokkema herinnert zich zijn eigen kennismaking met poëzie -die van de Vijftigers - nog goed. In zijn inleiding van 'Aan demond van al die rivieren' refereert hij daaraan. "Ik herinner mijmijn wanhopige pogingen rationeel te begrijpen wat ikintuïtief meende aan te voelen; ik hoor mijn jongste zusje nogzeggen: 'Hij leest boekjes die hij niet begrijpt'." Fokkemaherkende zich echter in een opmerking van Jan Elburg, datbegrijpelijkheid van poëzie niet alles is, maarverstaanbaarheid wel.

Een beginnend poëzielezer adviseert hij om via RemcoCampert en Rutger Kopland uiteindelijk bij Gerrit Kouwenaar tebelanden. "Maar als je daar echt niks mee kunt, zoek dan een anderehoek van het speelveld op. Ik noemde al Annie M.G. Schmidt en ikdenk verder aan bijvoorbeeld Elly de Waard of Anna Enquist. Zelfben ik ook echt geen absolutist in het Kouwenaar-kamp. Marsmuziekis óók goede muziek!"

Zelf gedichten schrijven doet Redbad Fokkema nauwelijks meer."De poëticale gerichtheid is er bij mij niet meer. Ik heb geenformuleringen die mijzelf verbazen, vind anderen vaak beter,frapperender." Die anderen zijn natuurlijk Lucebert en GerritKouwenaar, maar ook Rutger Kopland. Daarnaast bewondert hijrelatieve nieuwkomers zoals Robert Anker en Ilja Pfeijffer."Pfeijffer is een voorbeeld van een recente dichter die deliteraire traditie niet uit de weg gaat. Hij gaat een link aan methet verleden en werkt op een wijze die vergelijkbaar is metLucebert. Hij heeft oog en oor voor de magie van de taal en laatzien dat er vandaag de dag méér is dan rap- enpodiumkunst."

Pfeijffer wordt niet genoemd in 'Aan de mond van al dierivieren'. "Ik hoop echter dat dichters die niet vermeld zijn,zichzelf in de marge kunnen invullen. Ik hoop dat ook de lezer datkan, als hij iemand mist."

Annemarie Heuts


Zonder titel

Het is laat zoals ieder jaar, de tijd

zit krap in zijn heden, de dag

is steeds weer geweest

steek dus het licht aan

dat de toekomst nog uitspaart, spreek

het brood aan dat nog niet doof is, maak

de taal waar achter zijn tekens, spel

het vlees, stil de tijd, leef nog even

Gerrit Kouwenaar

Favoriete gedicht van Redbad Fokkema


Redbad Fokkema

Redbad Fokkema (1938) doceert moderne Nederlandse letterkundeaan de Universiteit Utrecht. Hij publiceerde de studies 'HetKomplot der Vijftigers' (1979) en 'Varianten bij Achterberg' (1973)en was betrokken bij de bezorging van Hans Lodeizens 'Verzameldegedichten' (1996). Hij was jarenlang poëzierecensent bij Trouwen publiceerde zelf twee dichtbundels: 'Elke dag is de eerste'(1980) en 'Het doek van de dag' (1990).

Onlangs verscheen 'Aan de mond van al dierivieren. Een geschiedenis van de Nederlandse poëzie sinds1945' (uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam, 59,90gulden).