'Duits is cool'

Honderd jaar Utrechtse germanisten

Armand Heijnen

Nog één hoogleraar, drie docenten en één tijdelijke lector. Dat is de complete staf die zo'n vijftig studenten Duits moet opleiden, plus nog een aantal 'minors' en studenten van bijvoorbeeld Taal- en Cultuurstudies. Met zo'n staf en studentenaantal zijn ze aan de Trans, waar Duits is gehuisvest, best tevreden. "We hebben vijf jaar geleden een gigantische dip gehad. Toen schreven zich maar zo'n vijf eerstejaars voor Duits in", herinnert medewerker dr. Ewout van der Knaap zich. "Inmiddels is dat getal opgelopen tot zo'n vijftien en is de verwachting dat de ingezette groei zal doorzetten."

In het onderwijs kunnen deze studenten eigenlijk altijd rekenen op een baangarantie. Maar ze zouden ook terecht kunnen in bijvoorbeeld de interculturele communicatie, waarin de hoogleraar Wolfgang Herrlitz zich heeft gespecialiseerd. Herrlitz houdt overigens tijdens het lustrum zijn afscheidscollege omdat hij met emeritaat gaat. Een andere mogelijkheid voor studenten is om zich te bekwamen in het literair vertalen, waarvoor Utrecht - en dan met name hoogleraar Ton Naaijkens - samenwerkt met Antwerpen in een expertisecentrum.

Van een instituut Duits, zoals dat honderd jaar geleden in Utrecht begon met de benoeming van de eerste hoogleraar, J.J.A.A. Frantzen, is geen sprake meer. In de jaren tachtig gingen allerlei vakgroepen, waaronder Duits, op in meer centrale eenheden binnen de Letterenfaculteit. Had Duits voorheen nog een eigen pand (aan de Drift en later in de Muntstraat) met én medewerkerskamers, én collegezalen én een eigen bibliotheek, nadien vormde Duits een vakgroep samen met Keltisch en Engels, en ging de bieb op in één grote Letterenbieb. Inmiddels is die meer uitgebreide vakgroep al weer opgegaan in het nóg grotere departement Moderne Vreemde Talen, als onderdeel van een wéér grotere faculteit Geesteswetenschappen.

"Ik had nog nooit van een Instituut Frantzen gehoord voordat ik in Utrecht kwam studeren", aldus eerstejaars Frederike Scholten. "Pas toen ik hier arriveerde kwam ik zijn naam tegen, onder andere in zijn ex libris in de bieb; hij schijnt zijn hele persoonlijke collectie aan de universiteit te hebben geschonken." Jaap Burger, masterstudent Duitse taal en cultuur met als specialisatie Interculturele communicatie, herkent dat beeld: "Ik heb niet het gevoel deel uit te maken van een instituut; je haalt de studenten Duits niet uit de massa - al was het maar omdat je ze vaak niet eens van gezicht kent. Zeker tussen de diverse jaargangen studenten is er weinig samenhang. Maar ik vind het wel heel mooi om in een faculteit 'Geesteswetenschappen' te mogen studeren, want dat is in hoge mate een Duitse uitvinding, in de geest van Von Humboldt."

We zitten in het bedrijfsrestaurant van Trans 10, het pand waarin Duits momenteel, samen met andere Letterendisciplines, is gehuisvest. Vast een vooroordeelvraag, maar ze moet gesteld worden: wat bezielt een jong persoon om een studie als Duits te gaan doen. Als er in cabaret of op tv een karikatuur van een nukkige en vervelende docent moet worden neergezet (zoals de Belastingdienst eens gedaan heeft in een Sterspotje, of Koot en Bie in een van hun typetjes), dan is dat steevast een docent Duits. Daar wil je je toch niet aan spiegelen?

"Er zijn inderdaad nog vooroordelen", weet Van der Knaap, "maar toch niet meer in die mate als voor de val van de Muur of tijdens dat roemruchte WK voetbal van 1974. Duitsland heeft inmiddels Frankrijk voorbij gestreefd als populairste vakantiebestemming voor Nederlanders. Voor de huidige generatie staat het land minder in het teken van 'Eerst mijn fiets terug', maar heeft het een cool imago, verbonden met een zeer eigentijdse jeugdcultuur, of met een stad als Berlijn."

Voor masterstudent Jaap gaat dat verhaal in ieder geval op. Hij studeerde politicologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, maar wilde al in het eerste jaar wat stevigere kost voorgeschoteld krijgen. "Bovendien oriënteerde ik me op een verblijf in het buitenland. Ik heb inmiddels anderhalf jaar in Berlijn gewoond en vond het een prachtstad, typisch zo'n stad die de Nederlanders als ideaal zouden aanmerken: heel liberaal en tolerant, alles kan er, de stad heeft iets rommeligs maar alles functioneert, het leven is er goedkoop en je kunt er goed fietsen."

Frederike is met vijftien jaargenoten aan de studie Duits begonnen: "Eerst wilde ik klassieke talen gaan doen, maar eigenlijk vond ik een levende taal toch leuker, met name Duits. De taal is mooi, het land is mooi en, wat mij persoonlijk als lezer erg aanpreekt, de Duitse literatuur is mooi. Dat is voor mij belangrijker dan al die vooroordelen. Ik weet wel dat ze er zijn, maar heb er niets mee. Ook niet met bijvoorbeeld dat andere vooroordeel, dat elke student leraar Duits wordt. Mij niet gezien; ik hoop in de boeken- of uitgeversbranche terecht te komen."

Alumnus Duits Frank Vonk, momenteel woonachtig en werkzaam in de Achterhoek, kan zijn Utrechtse roots niet goed loslaten. Al geruime tijd is hij bezig met een geschiedschrijving over Duits in Utrecht. Hij verwacht dat het boek rond 2010 klaar zal zijn. Volgens Vonk heeft de dip die de studierichting gehad heeft in studentenaantallen, meer te maken met ontwikkelingen in het voortgezet onderwijs dan met vooroordelen of 'een kwade reuk' waarin de discipline zou verkeren. "Ik geloof niet dat de 'Vergangenheitsbewältigung', zoals dat zo mooi in het Duits heet, dus het verwerken van het Duitse oorlogsverleden, bij de huidige generatie studenten nog een rol speelt. Duitsland is populair, en dat heeft te maken met handelsbetrekkingen - zeker nu ook de Oost-Duitse markt open ligt -, met cultuur - de in toenemende mate vertaalde Duitse literatuur bijvoorbeeld - en inderdaad met een stad als Berlijn.

"Lange tijd zijn de studentenaantallen onderhevig geweest aan de varkenscyclus: als de arbeidsmarkt er voor germanisten rooskleurig voorstond, gingen ze het studeren; zakte die in, dan nam ook het aantal eerstejaars af. Dat mechanisme is zichtbaar tot de invoering van het Studiehuis, waarbij in de doorstroomprofielen in de bovenbouw van het vwo het talenonderwijs hopeloos ondergesneeuwd kon raken. Sommige scholieren hadden nog maar één uurtje Duits per week, en dan alleen bijvoorbeeld voor schrijfvaardigheid. Met zo'n magere toerusting ga je dat vak zeker niet studeren."

Ander vooroordeel: die Duitsers zijn geen lachebekjes en hun cultuur of literatuur is schier onverteerbaar. "Helemaal niet waar", ontdekte Jaap Burger tijdens zijn Berlijns verblijf. "Bij Duits hoort de associatie Goethe, Schiller, filosofisch, lange zinnen, dikke pillen. Maar Duits is ook de films Goodbye Lenin of Gegen die Wand, of muziekgroepen als Wir sind Helden of Zweiraumwohnung. In Berlijn heb je veel zogeheten Lesebühnenliteratur, dat is literatuur waaraan een auteur aan een tafeltje in het café zit te werken, die hij vervolgens voordraagt voor het cafépubliek, en als het bevalt geeft hij het uit, en als het niet bevalt past hij het aan. Als er geen uitgever is, doet-ie dat zelf. Kleine oplages, laagdrempelige en zeer goed leesbare literatuur, tot stand gekomen volgens een leuk, interactief concept."

Heeft het vak toekomst? Frederike denkt van wel: "Duits moet zichzelf neerzetten als een belangrijke discipline. Duitsland is immers op verschillende manieren erg belangrijk voor Nederland. Je merkt dat Duitsland en Nederland als grote en kleine buur naar elkaar kijken. Bovendien wordt de taal in een veel groter gebied dan alleen Duitsland gesproken, zoals in Zwitserland, Oostenrijk, Liechtenstein, Luxemburg, het noorden van Italië en delen van Frankrijk en België.

Jaap over dat nabuurschap: "In 1993 was er in Nederland nog een briefkaartenactie met 'Wij zijn boos' toen er in Duitsland een asielzoekerscentrum in brand was gestoken. Nadat in 2002 in Nederland Pim Fortuyn werd vermoord ging dat vermanende vingertje al iets omlaag, terwijl het na de moord op Theo van Gogh in 2004 in omgekeerde richting wees: vanuit Duitsland naar Nederland. In Duitsland is recent bijvoorbeeld veel gesproken over de Geert Wildersfilm, met als ondertoon: 'Jullie doen het in Nederland helemaal zo goed niet met de integratie; jullie droom van de multiculturele samenleving is wel voorbij.' Daar blijkt toch uit dat Nederlanders en Duitsers heel veel naar elkaar kijken. We kunnen niet zonder elkaar."