Een brug tussen theorie en praktijk



"Als ik studenten vroeger de naam van een bacterie noemde,konden ze me precies vertellen welke ziekte die veroorzaakte en watde symptomen waren. Met hun feitenkennis was dus niets mis. Maarals ik ze een patiënt met die symptomen liet zien en vroeg wathem of haar mankeerde, dan stonden ze vaak met de mond vol tanden.Het traditionele onderwijs zorgde ervoor dat studenten wel braafalle symptomen van een ziekte uit hun hoofd leerden, maar dat zedie ziekte in de praktijk lang niet altijd herkenden. Hun kenniswas erg theoretisch. De nieuwe opzet van het onderwijs inthematische blokken moet studenten leren om ziekteverschijnselenméér vanuit de patiënt te bekijken. Ik vind dat purewinst. Ik denk dat de stof studenten op die manier veel meer zalaanspreken."

Dr I. Hoepelman, internist in het AZU en docent infectieziektenaan de medische faculteit, is één van de tweecoördinatoren van het themablok 'Afweer en Infectie' dat inseptember 1999 in première gaat. Hoewel ook intern al enigetijd werd gemord over de nogal traditionele Utrechtse aanpak, wasmet name de kritiek van de visitatiecommissie begin 1997 voor hetfaculteitsbestuur aanleiding om de vernieuwing van het onderwijsvoortvarend ter hand te nemen.

De nieuwe opzet moet de huidige kloof tussen theorie en praktijkoverbruggen. Nu nog afzonderlijk gegeven theoretische en praktischevakken worden gecombineerd tot thematische blokken rond een aantalkernthema's (zie kader). Misschien wel de grootste revolutie vormthet afschaffen van het 'stampwerk' van grote hoeveelhedenbasisstof, met voor de studenten soms weinig zichtbare relevantievoor de medische praktijk.

"Ik heb in mijn eerste jaar nog de viscositeit van vloeistoffenmoeten meten door er kogels in te laten zakken", vertelthaematoloog (bloeddeskundige) prof.dr. A. Hagenbeek lachend. "Dollepret hoor, maar dat moeten we in een moderne medische opleidingnatuurlijk niet hebben. Nu gebeuren dat soort rare dingen al langniet meer, maar ook basiskennis die wel degelijk zinnig is, wordtnog vaak gegeven zonder voldoende relatie met concrete ziekten. Inhet huidige curriculum krijgen studenten in deeerste jaren eenenorme hoeveelheid informatie over cellen. Maar ziektebeelden alsleukemie of lymfeklierkanker, waarin afwijkingen aan cellen eengrote rol spelen, komen pas aan het eind van de studie in beeld.Dat gaat nu gelukkig veranderen. Straks zitten wij, samen met ondermeer de celbiologen, in het blok 'Gezonde en zieke cellen'. Datbegint al na zes weken in het eerste jaar, vroeger kan bijnaniet."

Ook op tal van andere terreinen gaan docenten uit de hoek van detheoretische basisvakken (de preklinici) in het nieuwe curriculumintensief samenwerken met hun collega's uit het ziekenhuis (deklinici). Gevolg is dat de Utrechtse student straks na twee jaarveel meer medische praktijkkennis zal hebben dan zijn collega vannu. Daar staat tegenover dat zijn theoretische bagage wel eensaanmerkelijk geringer zou kunnen zijn, vrezen sommigevertegenwoordigers van de basisvakken. Die vrees wordt niet alleeningegeven door het feit dat de ziekenhuisvakken een grotere plaatsin de eerste jaren krijgen, maar ook door de opzet van hetonderwijs, waarin de hoorcolleges grotendeels plaats moeten makenvoor werkgroepen, terwijl ook veel meer tijd wordt ingeruimd voorzelfstudie.

"In het nieuwe curriculum krijgen wij minder tijd voor hetoverdragen van basiskennis", bevestigt farmacoloog prof.dr. D.Versteeg. "Op dit moment geven we in het tweede jaar een cursuswaarin we studenten leren hoe verschillende bestanddelen vangeneesmiddelen in het lichaam werken en wat hun eigenschappen zijn.Die cursus verdwijnt en we zullen dan ook goed moeten nadenken hoewij informatie die wij echt onmisbaar vinden, in de nieuwe opzeteen plaats kunnen geven. Daarnaast moeten we studenten zó ziente prikkelen dat zij gemotiveerd worden om zelf dieper in de stofdoor te dringen. Ik ben op zich heel positief over de nieuwe opzetvan het onderwijs. Ik denk dat het een goed programma wordt. Ikhoop alleen dat wij er niet al te veel bij in zullen schieten. Indat opzicht hebben wij nog onze angsten."

"Als vertegenwoordigers van de basisvakken moeten wij nu echtvoor onze plaats vechten", beaamt celbiologe dr. A. Bootsma. "Wijmoeten voortdurend aan onze collega-coördinatoren duidelijkmaken dat we wat te bieden hebben. Dat is best lastig, want in degesprekken merk je dat we eigenlijk niet genoeg van elkaarweten.

"Iets anders is dat ik soms bang ben dat er nu wel erg weinigcontact-uren overblijven. Op zich vind ik de nieuwe opzet met veelkleinschaliger werkvormen heel uitdagend en verfrissend. Maar wemoeten oppassen dat studenten straks niet gaan verdwalen door eengebrek aan begeleiding. Deze aanpak werkt alleen als je zorgt voorduidelijke aanspreekpunten. Ik denk dat met name van de begeleidersin de werkgroepen veel zal worden gevraagd; ik vraag me soms af ofwe daar in de faculteit wel genoeggekwalificeerde docenten voorhebben. Een nieuw curriculum is natuurlijk prachtig, maar studentenverdienen allereerst goede docenten."

Alle betrokkenen erkennen dat het nog best lastig zal worden omvoor 1 september 1999 een evenwichtig programma in elkaar tedraaien, en sommigen vragen zich af of de tijd niet eigenlijk watte kort is. "Maar", zegt Hagenbeek, "ik merk in hetcoördinatieteam van ons blok ook veel enthousiasme. En dat islogisch, want het huidige onderwijs is wel een erg statischgebeuren met heel weinig interactie tussen staf en student. Ik benzelf in ieder geval heel blij dat d't gaat veranderen. Want zeg nouzelf, al die massale hoorcolleges, die zijn toch gewoon uit detijd?"

Erik Hardeman


Kernthema's:

Oriëntatie

Gezonde en zieke cellen

Stofwisseling

Zintuigen, hersenen, beweging

Circulatie (hart, longen, nieren,bloedvaten)

Afweer en infectie

Regulatie en integratie (orgaansystemen)

Groei en ontwikkeling