Een detective over Vincent van Gogh
Vincent van Gogh stierf medio 1890 en liet een oeuvre na waarvan niemand de precieze omvang kent. Misschien had zijn broer Theo er enige weet van, maar die volgde zijn broer al gauw in de dood. In 1928 waagt de Nederlandse kunstexpert en Utrechts alumnus Jacob Baart de la Faille het om een oeuvrecatalogus van het werk van Van Gogh uit te brengen. Er staan 1716 werken in, maar binnen enkele jaren al schrijft hij enkele van die werken af als zijnde vervalsingen, om enkele jaren later een deel daarna toch weer als echt te bestempelen, en daarna weer als vals.
Een wispelturigheid kortom die Tromp tot onderwerp van zijn onderzoek heeft gemaakt. Zijn boek heet De strijd om de Echte Vincent van Gogh, de kunstexpert als brenger van een onwelkome boodschap 1900-1970. Tromp vraagt zich af of die pendelbeweging van De la Faille was ingegeven door voortschrijdend wetenschappelijk inzicht of door belangenverstrengeling?
Tromp, medewerker van André J.F. Köbben, de auteur van 'Het gevecht met de engel', een studie naar minder verheffende praktijken in het wetenschapsbedrijf, kiest in zijn boek verschillende keren voor de achterdocht-aanpak. Want hoofdrolspeler in zijn boek De la Faille, was behalve kunstexpert óók veilingmeester, handelaar en curator. Rollen die niet altijd gemakkelijk te scheiden waren, wat onenigheid over echt of vals in de hand heeft kunnen werken. Een kunstgeschiedenisboek dus dat nu eens niet over esthetiek gaat, maar over ethiek.
Vals of vals vals
Tromp erkent dat het bij een vervalsing kan gaan om een vergissing: de schilder heeft zijn werk niet gesigneerd of geregistreerd, en na zijn dood moeten experts het beslissende woord spreken - en dat kan fout gaan. Maar het kan ook gaan om een kopie van een schilderij dat verkeerd wordt ondertekend en dus niet met d'Apres Van Gogh. In het ergste geval is er sprake van een moedwillige vervalsing. Dan gaat het om een schilderij gemaakt in de exacte stijl van Van Gogh. Je reinste oplichting dus, waarvan de Vermeer en De Hoogh-vervalsingen van Han van Meegeren die rond 1945 aan het licht kwamen wel de bekendste voorbeelden zijn.
Dat gesjoemel met de schilderijen van Van Gogh is volgens Tromp op zich verklaarbaar. Een Van Gogh was in het verleden al behoorlijk wat geld waard was. Zeker in de depressie- en inflatiejaren van het interbellum was een schilderij een betrouwbare belegging. Het 'Portret van dr. Gachet' uit 1890 bijvoorbeeld werd in 1897 verkocht voor 300 franks. Na zeven jaar werd het voor het zesvoudige verkocht, en nog eens zeven jaar later voor het zestigvoudigste. In 1990 tenslotte werd 82,5 miljoen dollar voor het doek neergeteld! De verleiding om een nep-Van Gogh te maken, wordt met dit soort waardestijgingen dus wel erg groot.
Een fors deel van de Van Gogh-vervalsingen is volgens Tromp hoogstwaarschijnlijk gemaakt door één persoon: de kunstschilder en restaurator Leonhard Heinrich Wacker. Broer van Otto Wacker die een aantal schilderen van Van Gogh in zijn bezit had. Experts De la Faille had juist over deze schilderijen zo over de echtheid lopen dubben in zijn catalogus - een wispelturigheid die uiteindelijk veel schade heeft toegebracht aan zijn reputatie als betrouwbaar expert.
Macht en aanzien
Zoals vaker in de culturele antropologie vergelijkt ook Tromp zijn studie met een toneelvoorstelling, met enkele dramatis personae, een plot en een verloop van gebeurtenissen - waarbij het van de smaak van de toeschouwer afhangt of het een klucht of tragedie is. Hij laat in een meeslepend, detective-achtig verhaal veel geld, eerzaken, geheimzinnige Russische adel, ruziënde experts, politie, rechters, laboratoria en gedupeerde eigenaren de revue passeren.
De wetenschap wil graag definitieve antwoorden maar kan die zelden geven. Volgens de normen van de wetenschap moeten kunstexperts aan kunstwerken hun ware geschiedenis geven langs de lijnen van de logica en de empirie, op basis van bijvoorbeeld historisch bronnenonderzoek, iconografische analyse of materiaal-dateringstechnieken. Maar die aanpak biedt uiteindelijk nog geen garantie dat meningsverschillen uit de wereld zijn geholpen. Want behalve door verschil in wetenschappelijke inzichten zijn meningsverschillen vooral ook meermaals veroorzaakt door het feit dat experts zich laten lijden door motieven als macht, geldelijk gewin, ambachtelijke reputatie, aanzien of politieke ideologieën. En die valse motieven kunnen dan ook nog eens, zegt Tromp, betrekking hebben op de experts zelf en/of op de opdrachtgever van een expertise: de overheid, een kunsthandelaar, een museum. Allemaal hebben ze belangen bij het al dan niet als echt bestempelen van een tekening, litho of schilderij.
Gelukkig gaat het soms ook goed. In 2003 wilde de leiding van het Kröller-Müller Museum, eigenaar van één van de fraaiste Van Gogh-collecties, zijn 150ste verjaardag vieren met de uitgave van een nieuwe bestandscatalogus. Vier kunsthistorici kregen de opdracht nieuw onderzoek te doen naar de werken van de kunstenaar. Zij kwamen tot de conclusie dat acht van de 94 schilderijen uit de collectie vals waren en die uitkomst werd niet onder stoelen of banken gestoken.
Vaker is het echter niet goed gegaan. Zoals in de kwestie Willem Vogelsang (1875-1954) die op de laatste bladzijde van het boek wordt besproken. Vogelsang was de allereerste hoogleraar kunstgeschiedenis van Nederland, die vanaf 1907 in Utrecht werd gevestigd. Deze had in de jaren twintig en dertig expertises opgesteld voor een kunsthandelaar in Bazel, die er de dubieuze gewoonte op nahield om vals werk in omloop te brengen. Vogelsang maakte met hem de afspraak dat hij zijn werk nooit in Utrecht tentoon zou stellen. Aan die afspraak hield de Bazelse handelaar zich echter niet: op een gegeven moment organiseerde hij in Tivoli een verkooptentoonstelling met nogal wat 16de en 17de eeuwse werken.
Kunsthistorica Victorine Hefting, tevens de minnares van Vogelsang, bezocht de expositie en trof er expertises van Vogelsang aan, die volstrekt niet door de beugel konden. Zij deed haar minnaar ontsteld verslag van haar bevinding. 'Deze reageerde wat bedremmeld, maar ontkende niet dat hij vanwege het geld de waarheid geweld had aangedaan.' Benieuwd of dat verhaal tijdens het eeuwfeest van Kunstgeschiedenis, volgend jaar, nog eens uit de hoed wordt getoverd. Want daar was het Tromp toch in eerste instantie om te doen, ook met dit proefschrift: met de vraag of de wetenschap wel kan tegen onwelkome boodschappen.