Een fabriekje van menselijke antistoffen

In 1975 ontwikkelden de onderzoekers Köhler en Millstein in Cambridge een methode om individuele antistoffen uit het afweersysteem van muizen te kloneren. Zij deden dat door een muis te besmetten met een ziekteverwekker. Na enige tijd isoleerden de twee onderzoekers muizencellen uit de milt die antistoffen tegen de ziekteverwekker waren gaan maken. Vervolgens lieten zij die cellen fuseren met kankercellen, waardoor de antistof-producerende cellen net als de kankercellen gingen delen. Daarmee waren zij als het ware 'onsterfelijk' geworden en was een permanente productie van de betreffende antistof gegarandeerd.

De weg leek vrij voor een revolutie op het gebied van de geneesmiddelen-productie, zeker omdat antistoffen niet alleen kunnen worden ingezet tegen lichaamsvreemde ziekteverwekkers, maar ook tegen bijvoorbeeld tumoren. Al in 1984 kregen Köhler en Millstein daarom de Nobelprijs voor hun ontdekking. Een probleem was echter dat muizen-antistoffen door het menselijk afweersysteem als lichaamsvreemd worden beschouwd en dus worden aangevallen, wat hun werkzaamheid als geneesmiddel nogal hindert. Vandaar dat na het aanvankelijke enthousiasme de scepsis groeide. Immunoloog Jan van de Winkel bleef echter geloven in de mogelijkheden van de nieuwe aanpak en zijn vasthoudendheid werd beloond toen een onderzoeker van een biotech-bedrijf in Californië in de jaren negentig een methode ontwikkelde om muizen zodanig genetisch te veranderen dat ze menselijke antistoffen gingen produceren.

Van de Winkel: “Dat was een fantastische vinding, zonder meer een Nobelprijs waardig, want door nu weer de antistof-producerende cellen te isoleren en onsterfelijk te maken, had je dus in feite een fabriekje van menselijke antistoffen in handen. Daarmee moesten perfecte geneesmiddelen gemaakt kunnen worden, was mijn gedachte, want tegen menselijke antistoffen zou het lichaam geen afweerrespons vertonen. Ik heb Medarex geadviseerd om direct het Californische bedrijf te kopen (alsmede alle relevante patenten op de nieuwe techniek). En dat is maar goed ook, want zoals het er nu naar uitziet, wordt dit in hoog tempo de nieuwe wereldstandaard om geneesmiddelen op basis van antistoffen te maken.”

Ondanks het feit dat de concurrenten van Genmab het moeten doen met de minder goed werkende muizen-antistoffen (of met varianten die via tijdrovende moleculair-biologische technieken voor een deel zijn ‘gehumaniseerd’), is de productie van geneesmiddelen op basis van antistoffen de laatste jaren sterk toegenomen. In de Verenigde Staten zijn al zeventien antistoffen geregistreerd als geneesmiddel tegen onder meer afstotingsverschijnselen na een orgaantransplantatie, reumatoïde artritis, astma en verschillende tumoren. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Van de Winkel hoge verwachtingen heeft van de door Genmab gekozen aanpak, die naar hij hoopt in 2006 tot de eerste registratie van een geneesmiddel zal leiden. “En dat is nog maar het begin, want we hebben nog een groot aantal nieuwe kandidaat-geneesmiddelen in de pijplijn, waarvan er momenteel vijf in de kliniek worden getest. Het mooie is dat op dit moment alleen Genmab, Medarex en een ander Amerikaans bedrijf (via licenties op de octrooien van Medarex) op een efficiënte wijze volledig menselijke antistoffen kunnen maken. Het kan dus bijna niet anders of er ligt een gouden toekomst voor Genmab in het verschiet.”