'Er is tegenwoordig veel meer aandacht voor onderwijs'



Foto: Hans Stakelbeek


Vertrekkend Maastrichtse hoogleraar Wijnen over effect'studeerbaarheid'

Toegegeven: het is minder dan vroeger. Toch lijkt hetonderwijs op universiteiten en hogescholen nog altijd op eenvolkstuintjescomplex. "Iedere docent verbouwt zijn eigen groente.Samenhang of architectuur zit er niet in. En dat wil je bijonderwijs nu juist wel."

Dat zegt prof.dr. Wijnand Wijnen, die de afgelopen tien jaar eenforse stempel heeft gedrukt op het hoger onderwijs. Hij isgeestelijk vader van het probleemgestuurd onderwijs en zo ongeveerde uitvinder van het woord studeerbaarheid. Bovendien gaf hijleiding aan een commissie die drie jaar lang de vernieuwingsplannenvan universiteiten en hogescholen beoordeelde. Keurde de commissiedie plannen af, dan kregen de instellingen er geen geld voor.

Een belangrijk man dus. Maar vorige week stopte Wijnen er mee:hij gaat met emeritaat. Terugkijkend beschouwt Wijnen zijn leventot op zekere hoogte mislukt. Want voor iemand die tot zijndertigste riep dat hij nooit het onderwijs in wilde, is het vreemdom uitgerekend te eindigen als hoogleraar onderwijskunde.

Wat betreft zijn faam als onderwijsvernieuwer: hij herinnertzich nog dat zijn eerste poging stukliep op een koppige hoogleraar."Meneer Wijnen", zei deze prof, "ik geef nu al tien jaar lang opdinsdagochtend van negen tot elf college over mijn vak. Kunt u meeen goede reden noemen waarom ik dat zou veranderen?"

Wijnen werkte toen nog in Groningen. Later stapte hij over naarMaastricht, waar een nieuwe universiteit uit de grond werdgestampt. Beter kon hij het niet treffen. "Het was een ongelooflijkvoordeel om min of meer in een weiland te beginnen. Zonder docentendie zeiden: 'Maar zo doen we het al jaren, waarom moet het nuanders?' Je hoefde niet tegen een traditie in te zwemmen."

Tegenwoordig eindigt Maastricht in elke studentenenquĂȘte opde eersteplaats. Dat dankt de universiteit aan het probleemgestuurdonderwijs, waarin hoorcolleges zeldzaam zijn en studentenzelfstandig in kleine groepjes werken. Wijnen stond aan de basisvan deze aanpak, die zich nu als een olievlek over Nederlandsehogescholen en universiteiten verspreidt.

Het succes van het probleemgestuurd onderwijs valt samen met detoegenomen aandacht voor 'studeerbaar' onderwijs. Die aandacht iser sinds begin jaren negentig, toen Wijnen en enkele anderen opverzoek van oud-minister Ritzen een soort kookboek samenstelden mettips voor goed onderwijs. Rode draad in dat kookboek was datonderwijs beter studeerbaar wordt naarmate het is afgestemd op destudenten.

Aanvankelijk reageerde men nogal lacherig op het neologisme'studeerbaarheid'. Studeren gaat nu eenmaal gepaard met vallen enopstaan, stelden critici. Dat moet je niet willen veranderen.Inmiddels is die kritiek verstomd en is iedereen bezig om zijnonderwijs studeerbaar te maken.

Studentoordeel

Ook de studentenbonden reageerden indertijd gereserveerd. WildenWijnens mooie plannen werkelijkheid worden, dan moest dementaliteit van docenten sterk verbeteren. Dat is inmiddelsgebeurd, zegt Wijnen. "Hun instelling is ten goede veranderd. En deaandacht voor onderwijs is sterk toegenomen, zeker bijuniversiteiten. Daar telde vroeger vooral het onderzoek. Daarnakwam een hele tijd niks, en dan pas kwam onderwijs. Tegenwoordig isdaar veel meer aandacht voor."

Er is veel verbeterd, stelt Wijnen. Neem nu de UniversiteitUtrecht. Die kijkt bij een mogelijke bevordering van haarpersoneelsleden niet alleen naar iemands wetenschappelijkepublicaties. "In Utrecht letten ze ook op de onderwijsprestatiesvan de persoon in kwestie. Ook de mening van studenten over dienskwaliteiten als docent telt mee. Dat is een gunstige ontwikkeling.In vergelijking met pakweg vijf jaar geleden zijn we op de goedeweg."

Ook over het effect van het studeerbaarheidsfonds is Wijnentevreden. Hij komt nauwelijks meer opleidingen tegen met eenovervol tentamenrooster of een onsamenhangend lesprogramma. Wijnenligt er dan ook niet wakker van dat studenten desondanks nog altijdniet sneller hun diploma halen - zoals wel de bedoeling was vanRitzen, die 500 miljoen gulden in het fonds stopte.

"Bij onderwijsvernieuwingen wordt altijd halverwege al gevraagdwat de resultaten zijn. Men is te ongeduldig", zegt Wijnen. Hijverwijst naar het bedrijfsleven. Daar kosten vernieuwingen ooktijd, maar vragen buitenstaanders niet voortdurend 'of het nog watwordt'.

De eerste resultaten kan Wijnen toch al opsommen. Zo lijkt hetonderwijs al heel wat minder dan vroeger op eenvolkstuintjescomplex. "De ene docent verbouwt zijn eigen prei, deandere boerenkool of sla. Samenhang of architectuur zit er niet in.En dat wil je bij onderwijs nu juist wel. Gelukkig zie je die al tegrote autonomie van docenten verdwijnen." Ook vindt Wijnen datdocenten tegenwoordig kritisch naar hun opleiding kijken en meermet computers werken. Bovendien vangen ze studenten in hun eerstejaar tegenwoordig veel beter op.

"Dit soort dingen zag je eerder niet", vat Wijnen samen. Datopleidingen het studeerbaarheidsfonds ook hebben gebruikt voorachterstallig onderhoud, deert hem niet. "Hier en daar heeft men degevolgen van bezuinigingen geprobeerd weg te poetsen." Begin maartliet minister Hermans weten dat er geen tweedestudeerbaarheidsfonds komt. Daar heeft hij het geld niet voor. Inplaats daarvan moeten alle vernieuwingsplannen van de afgelopenjaren in een databank worden gestopt. Dan hoeft het wiel nietsteeds opnieuw uitgevonden te worden.

Wijnen is bang dat het elan dat het fonds teweeg heeft gebrachtspoedig zal afnemen. Hoewel; hij ziet dat docenten van allerleiuniversiteiten en hogescholen tegenwoordig regelmatig bij elkaarkomen. "En als iemand in die databank nu de naam en hettelefoonnummer van een docent ontdekt die hem verder kan helpen -dat is toch eigenlijk ook alleen maar positief?"

Matthé ten Wolde, HOP