'Er werd met grote regelmaat geschoten'

Geen eenduidig beleid over uitzenden studenten naar gevaarlijke gebieden

Lula Ahrens

Floortje van Soest (25) doet onderzoek in de sloppenwijken van Rio de Janeiro, één van de meest beruchte plekken ter wereld. De studente culturele antropologie observeert kindsoldaten binnen een gewelddadig systeem van wapen- en drugshandel. De sloppenwijken zijn in alle reisgidsen aangemerkt als no go areas. Toen Floortjes verzekeraar lucht kreeg van haar plannen, schoot de prijs van haar reisverzekering ineens omhoog."In het begin was ik heel bang", zegt Floortje door de telefoon, rechtstreeks vanuit Brazilië. "Waar begin ik aan, dacht ik. Ik ben helemaal geen held, eerder een angsthaas eerste klas."

Floortje werkt in opdracht van een door sloppenwijkbewoners en drugshandelaren zeer gerespecteerde particuliere hulpverleningsorganisatie die zich inzet voor het welzijn van de kindsoldaten. Ondanks de steun van deze organisatie neemt Floortje met haar onderzoek een groot risico, weet ze zelf. "Ik werk in drie wijken die in handen zijn van rivaliserende drugsbendes, dat zegt genoeg. Maar het grootste gevaar is dat je tijdens een politie-inval geraakt wordt door een kogel. Van de week werd me nog afgeraden om naar een bepaalde wijk te gaan, omdat daar net twee agenten waren vermoord." Floortje leeft in een bizarre wereld, waarin niets is wat het lijkt. "Laatst zat ik gezellig een biertje te drinken met een hele aardige jongen van negentien. Achteraf hoorde ik dat hij één van de grootste drugsbazen van Rio was."

Zonder bescherming, legitimatie en begeleiding van de hulpverleners was Floortjes onderzoeksvoorstel niet goedgekeurd en had ze geen beurs gekregen van Bureau Buitenland. Haar stagebegeleider van de universiteit mailt haar regelmatig, wat vrij uitzonderlijk is: "Deze zomer kwam hij zelfs een week op bezoek. Hij zit er heel erg bovenop. Ik denk dat hij ontzettend bang is dat er onder zijn verantwoordelijkheid iets mis gaat."

<ParaStyle:tussenkop>Dode helden

<ParaStyle:bod>Kees Kooning begeleidt al vijftien jaar studenten culturele antropologie bij hun afstudeeronderzoek. Als een student dat in een gevaarlijk gebied wil doen, let hij op verschillende aspecten. "Colombia bijvoorbeeld is een land met gebruiksaanwijzing. Daar mag een student alleen heen onder omstandigheden waarin de risico's die uit het Colombiaanse conflict voortvloeien, beheersbaar zijn. Bovendien moet het onderzoek ingebed zijn in de structuur van een organisatie als Pax Christi. En de student zelf moet heel gemotiveerd en verstandig met het onderwerp omgaan." Zelf is hij naar eigen zeggen vrij snel geneigd iemand te laten gaan: "Anderen zijn daarin wat terughoudender. Daar zit wel degelijk verschil in."

Volgens Koonings moet een begeleider kunnen inschatten of een student zich in een risicogebied kan handhaven: "Een begeleider fungeert niet als psychiater, maar bekijkt wel uit wat voor hout een student is gesneden. In sommige gevallen gaan studenten wel dapper met een risico-onderwerp aan de slag, maar willen ze daar toch eigenlijk niet mee verder. Daar kom ik achter door er naar te vragen."

Met studenten wordt niet een lijst 'waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen' doorgenomen. "Maar over deze dingen wordt wel gepraat, voorafgaand aan het onderzoek en tijdens een jaarlijks terugkerend weekend waar alle studenten aan deelnemen. Eenmaal in het veld is het de verantwoordelijkheid van de student om ten alle tijden alert te zijn."

Volgens Kees Koonings is de kans op een rampzalig voorval tijdens risicovol onderzoek minimaal: "De grootste kans loop je op een verkeersongeval, ziekte of een valpartij tijdens een wandeling. Sinds ik scriptiebegeleider ben, is er één of twee keer een verkrachting geweest, maar er is nooit een dode gevallen. Het is wel eens voorgekomen dat een student zijn scriptie-onderzoek voortijdig af moest breken. Hij deed in Uganda onderzoek naar de reïntegratie van kindsoldaten. Op een gegeven moment begon de veiligheidsafdeling van het leger zijn belangstelling wat ongezond te vinden, omdat het leger zelf wat kindsoldaten betreft geen schone handen had. Na een waarschuwing uit die hoek besloot hij te vertrekken. Gevoed door een gezonde dosis angst dacht hij: 'Wat moet ik nu? Wegwezen!' Dat was een verstandige beslissing. Aan dode helden met een ongeschreven verhaal hebben we niks. Mijn persoonlijke ervaring is dan ook dat studenten zich in het algemeen heel verantwoordelijk gedragen. Maar je kunt niets uitsluiten. Zeg nooit: nooit."

Mijnen

Niet alle studenten willen voor vertrek alle gevaren in kaart hebben gebracht. Geesje Bos (27) bijvoorbeeld. Voor haar afstudeerscriptie culturele antropologie deed ze afgelopen jaar onderzoek in Bosnië naar de rol en het belang van tolken binnen vredesmissies. Ze zat in Bugojno, de plaats waar de Nederlandse vredesmacht SFOR 15 gevestigd was. Geesje had voor haar vertrek richting Bosnië totaal geen benul van de gevaren die haar daar te wachten stonden. "Iedereen had wapens en munitie. Er werd met grote regelmaat geschoten. Tot mijn verbazing mocht ik niet plassen in de berm vanwege de mijnen. En ik mocht nooit alleen op pad - alleen onder begeleiding van militairen."

Haar begeleider heeft haar nooit op het gevaar van die situatie gewezen en Geesje had zich er niet in willen verdiepen omdat ze zo graag aan de slag wilde met het onderwerp. Volgens Geesje kiest haar begeleider studenten uit op wat ze aankunnen en zijn risico's om die reden geen onderwerp van gesprek. "Hij kent mij al van een studentenleeronderzoek in Guatemala, en had het met een collega over mij gehad. Hij weet dat ik niet in zeven sloten tegelijk loop."

Al met al heeft Geesje geen direct bedreigende situaties meegemaakt. Eén keer hoorde ze achteraf dat er aanslagen waren gepland op de basis waar zij zich bevond, en soms moest ze onderweg rechtsomkeert maken omdat in een gebied teveel mijnen lagen. De universiteit heeft volgens haar geen moeite gedaan om zich in de toenmalige situatie in Bosnië te verdiepen. Maar dat vond ze niet erg: "Een waarschuwing had me waarschijnlijk niet van mijn doel afgebracht. Bovendien: ergens ben je toch ook volwassen."

Wisselend beleid

Bureau Buitenland van de Universiteit Utrecht heeft een simpel risicobeleid. Directeur Jeroen Torenbeek: "In de eerste plaats weerhouden we studenten en medewerkers ervan te gaan als Buitenlandse Zaken een negatief reisadvies geeft. Er worden in dat geval bijvoorbeeld geen beurzen verstrekt. Als er geen negatief reisadvies is, maar wel een flink verhoogd risico, belanden universiteit en student in een grijs gebied. De scriptiebegeleider moet in dat geval beslissen of de risico's beheersbaar zijn of niet, want hij of zij weet het meeste over het gebied in kwestie. Als er geen sprake is van een negatief reisadvies is de begeleider verantwoordelijk voor de veiligheid van de student."

Als een student voor onderzoek of studie in het buitenland zit en er doet zich een gevaarlijke situatie voor, dan heeft de universiteit een zorgplicht. Torenbeek noemt het voorbeeld van de serieverkrachter die een tijd geleden Florida onveilig maakte. Met alle Utrechtse studenten is contact opgenomen en hen is een terugreis aangeboden.

Mocht het ondanks deze voorzorgsmaatregelen toch misgaan, dan kan de universiteit niet als schuldige worden aangewezen. De verantwoordelijkheid van de student als onafhankelijk persoon kan niemand anders op zich nemen, aldus de directeur.

De universiteit kan een student daarom ook nooit verbieden ergens heen te gaan. Als voorbeeld noemt Torenbeek een meisje dat van plan was onderzoek te doen in Irak. De universiteit gaf haar geen toestemming om te gaan en dus ook geen beurs. Toch ging de studente en deed haar onderzoek; maar dan niet onder de vlag van de universiteit.

Binnen de universiteit is er weinig bekend over het beleid van Bureau Buitenland. Verschillende onderzoeksinstituten hanteren hun eigen regels. "Wij sturen nooit studenten naar risicogebieden", zegt Gerrit Heil, directeur van het onderwijsinstituut biologie. "Sowieso niet bij een negatief reisadvies. En naar een land als Colombia mogen studenten alleen onder zeer strikte voorwaarden. Wij willen dan weten hoe de studenten daar begeleid worden, hoe de opvang geregeld is. Dat soort zaken."

Truus van Bueren, vervangend coördinator van taal- en cultuurstudies zegt dat er bij de opleiding geen specifiek beleid bestaat en dat dat ook niet nodig is: "Dit is echt een universitaire aangelegenheid, vind ik. Universitair beleid is wel nodig want studenten steken wél hun nek uit."

"Dat studenten van Bureau Buitenland geen beurs krijgen voor onderzoek in een land waarvoor een negatief reisadvies geldt, is mij onbekend", zegt Kees Koonings. "Ik begeleid al vijftien jaar lang studenten bij hun scriptieonderzoek en ben lid van de Antropologiecommissie die onderzoeksvoorstellen goed- of afkeurt. Bij mijn weten hebben we over dit soort dingen geen contact. Volgens mij bepaalt elke faculteit wat dit betreft zelf de regels. Het heeft ook geen zin om dat top down dicht te lakken. Dat is contraproductief, zoiets moet je decentraal bekijken. Onderzoekers zijn zelf het beste geëquipeerd om risico's in te schatten. Wij zeggen: bij negatief reisadvies gaat een onderzoek of stage niet door, tenzij een student waterdicht kan aantonen dat het verantwoord is."

Wim Hoogbergen, cöordinator van de bachelor culturele antropologie, is het wat de voorzorgsmaatregelen betreft met Jeroen Torenbeek eens. Hij knoopt daar bovendien een dramatische hypothese aan vast: "Studenten leggen schriftelijk vast dat ze verantwoordelijk zijn voor hun eigen veiligheid. Maar in feite ligt dat niet zo makkelijk. De begeleider moet een student inlichten, waarschuwen en adviseren. Een speciale commissie van culturele antropologie keurt onderzoeksvoorstellen goed of af, maar de scriptiebegeleider heeft grote invloed op het besluit van die commissie. Als er iets misgaat en de begeleider blijkt de situatie niet goed te hebben ingeschat, dan is die begeleider dus wél verantwoordelijk. De verantwoordelijkheid berust in dat geval misschien zelfs bij de hele universiteit."

Wat in een denkbeeldig geval de gevolgen zullen zijn kan Hoogbergen niet goed inschatten. "Ik weet niet of de docent dan wordt ontslagen, de studierichting wordt opgeheven of zelfs de hele universiteit. Gelukkig is er tot nu toe nooit iets ernstigs voorgevallen en ik hoop dat dat zo blijft."

Kees Koonings neemt de kwestie wat luchtiger op dan zijn collega: "Ik kan me niet voorstellen dat een begeleider dat nalaat, dus ga ik daar niet in het wilde weg over speculeren." Om te illustreren dat het zo'n vaart niet zal lopen met de rampscenario's kan er toch een mooi staaltje speculatie van af: "Stel dat een studente in Afghanistan onderzoek wil doen. Ik als begeleider denk dat Afghanistan een leuk woestijnland is met kamelen. Dan wordt ze daar ontvoerd door één of andere warlord - tja, dan is het mijn schuld."

Blijf alert

Anika Kerkvliet (23), studente Taal- en Cultuurstudies, vertrok vorige winter naar Colombia, net nadat het negatief reisadvies was opgeheven. Ze ging onder meer naar een door de guerilla gecontroleerd gebied in het noorden van Cauca. Daar zijn geregeld militaire confrontaties tussen het leger en de guerilla. In een afgelegen Indianendorp deed ze onderzoek naar de ongewapende inheemse burgerwacht die de dorpsbewoners moet beschermen tegen de guerilla, para-militairen en het leger.

Anika had zich aangesloten bij Pax Christi, waarmee ze de eerste twee weken doorbracht. Daarna logeerde ze bij een lid van de Colombiaanse zusterorganisatie van deze vredesorganisatie. Ze werd de eerste twee weken afwisselend beschermd door de burgerwacht en het leger. Haar begeleider was het om gegronde redenen eens met haar onderzoeksplan. "Hij wist veel van Colombia. Hij liet me gaan omdat ik mijn onderzoek via Pax Christi deed; die organiatie nam de maximale veiligheidsmaatregelen. Maar hij adviseerde me wel: 'Doe geen stomme dingen, blijf alert, reis nooit alleen, en ga naar een ander gebied als de situatie te gevaarlijk wordt'."

Anika heeft geen enge dingen meegemaakt. Wel is ze een paar keer enorm geschrokken. "Het leger laat daar soms bussen stoppen. Dan worden alle passagiers eruit gehaald, tegen de bus aangeduwd en gefouilleerd. Eén keer werd ik als enige vrouw uit de groep gehaald door een militair. Ik dacht: 'Nu gaat het fout.' Maar hij bleek uit te zijn op het e-mailadres van een ander meisje van de delegatie. Later ben ik hem nog eens tegengekomen en hebben we samen gezellig een ijsje gegeten." En een paar dagen nadat Anika het gebied verlaten had, kreeg ze bericht dat er in het dorp twee pas gestationeerde politieagenten waren vermoord door de guerilla. Met de guerilleros heeft Anika overigens nooit contact gehad.

Anika heeft geen verklaring van eigen verantwoordelijkheid ondertekend en hoefde evenmin toestemming te vragen aan de opleiding Taal-en Cultuurstudies. "Dat verbaasde me wel. Ik vind dat een faculteit je in principe moet adviseren als je naar een risicogebied wil gaan, hoewel ik een geval apart ben, omdat anderen mij al adviseerden." Ze heeft zich tijdens haar verblijf in Colombia nooit echt onveilig gevoeld. "Je weet van tevoren dat er een conflict is, maar je merkt er weinig van als je daar bent. Nee, ik heb nooit twijfels gehad en ook geen slapeloze nachten."

Coca

Ellen Blommaert (28), aio culturele antropologie, heeft voor haar scriptie onderzoek gedaan naar de invloed van 'The War on Drugs' op de bestaansstrategiëen van cocaboeren in de regio Chapare in Bolivia. "Mijn begeleider wist dat dit een gewelddadige regio was, maar hij vertrouwde me wel. Ik had zicht op de risico's omdat ik in hetzelfde gebied een jaar lang vrijwilligerswerk had gedaan. Daardoor had ik veel contacten, ook dat speelde mee. Als ik naïef was geweest, had hij me zeker afgeraden te gaan."

Haar onderzoeksvoorstel werd goedgekeurd en in april 2002 vertrok ze. Haar vriend ging mee als 'onderzoeksassistent'. Ellen: "We hebben ons uitgegeven als getrouwd koppel; zo kwamen we onschuldiger over. En we deden vrijwilligerswerk om vertrouwen te winnen." Tijdens haar onderzoek moest Ellen voortdurend op haar woorden en gedrag letten: "We hebben bijvoorbeeld nooit het woord coca in de mond genomen, want dan hadden ze ons kunnen verdenken van spionage. En ik wilde niet weten waar de boeren hun coca verbouwden, want die informatie had mij echt in gevaar gebracht. Stel dat de boer in kwestie was opgepakt en hij had mij vooraf die informatie toevertrouwd, dan was ik in de ogen van de dorpsbewoners de schuldige geweest. Ze hadden dan - met wat alcohol op - in een opwelling van alles kunnen doen."

Ellen moest balanceren tussen gevaren die vanuit verschillende hoeken op de loer lagen. De dorpsbewoners hadden kunnen denken dat ze een spion was. Militairen hadden haar op verdenking van medeplichtigheid aan drugshandel achter slot en grendel kunnen zetten. "Zelfs de CIA-agenten die rondreden in hun sjieke donkere auto's hadden ons van drugshandel kunnen verdenken."

Ellen heeft van tevoren niet met haar begeleider besproken wat ze in de Chapare wel en niet moest doen: "Dat wist ik zelf. Als me iets was overkomen, had mijn contactpersoon ter plaatse de verantwoordelijkheid op zich genomen. Afgezien daarvan was elk ongeluk mijn eigen verantwoordelijkheid geweest. Van de universiteit had ik niets verwacht; steun heb je van dichtbij nodig."

Schieten

Judith Nederveen (26) heeft dit jaar, op het hoogtepunt van de intifadah, voor haar studie Culturele Antropologie scriptie-onderzoek gedaan naar identiteitsconstructie onder christelijke Palestijnen op de westelijke Jordaanoever. Judith: "Ik weet niet of er toen een negatief reisadvies gold. Maar wat is eigenlijk gevaarlijk˘? Dat is subjectief, ook voor begeleiders. Als ik eerlijk ben, heb ik mijn begeleider Kees Koonings daar ook op uitgekozen. Doorslaggevend voor zijn toestemming was het feit dat ik het gebied goed kende; ik was er al zes keer geweest, waarvan één keer een paar maanden."

Terwijl Judith haar onderzoek deed, heerste op de westelijke Jordaanoever aanzienlijke onrust. "Maar ik had zoiets van: 'ze schieten toch alleen 's nachts'. Achteraf heb ik mijn begeleider wel gevraagd wat er was gebeurd als ik bij een zelfmoordaanslag om het leven was gekomen. Hij zei: 'Dan was er een onderzoek ingesteld, en had de pers er bovenop gezeten.' Maar hij was niet bang dat hij negatief uit het onderzoek was gekomen."

Protesten

Jeroen le Sage (24) zat in al in Bolivia toen de hevige protesten uitbraken die leidden tot het aftreden van de toenmalige president Sanchez de Lozada. Jeroen is een geval apart, want toen hij vertrok was het over het algemeen rustig in Bolivia. Bovendien deed hij voor zijn studie culturele antropologie onderzoek naar een relatief onschuldige sociale beweging. Tijdens de crisis gold een negatief reisadvies, maar Jeroen heeft nooit overwogen zijn biezen te pakken. Jeroen:"Dat was niet eens een optie vanwege de volle vliegtuigen en de wegblokkades. Maar ik wilde ook niet weg; tijdens de protesten ben ik gewoon de straat op gegaan. Ik heb er bewust voor gekozen om er middenin te zitten."

Zijn begeleider overstelpte hem in die periode niet met goede raad. "Hij laat veel aan jezelf over. Gelukkig, want ik zit niet te wachten op een begeleider die je vertelt wat je moet doen. Hij vond het fantastisch wat ik daar meemaakte, want ik zou met een gigantische hoeveelheid informatie thuiskomen."

In de hoofdstad La Paz vielen twintig doden; in Cochabamba, waar Jeroen verbleef, vele gewonden. Soms was hij bang. "Dan had ik zoiets van: 'Oké Jeroen, dit is allemaal hartstikke leuk en spannend, maar je moet wel elke dag je kop erbij houden.' Ik had me voorgenomen om als de situatie echt uit de hand zou lopen, ik me gewoon in m'n hotel zou opsluiten."