Extra soja na menopauze helpt niet

Het eten van soja-eiwitten met plantaardige oestrogenen, die de werking van vrouwelijke hormonen nabootsen, beschermt vrouwen na de overgang niet tegen botontkalking. Dat concludeert arts-epidemiologe Linda Kok in haar proefschrift dat zij afgelopen dinsdag verdedigde.

Van plantaardige oestrogenen zijn deze nadelen niet bekend, vandaar dat Kok, bij het Divisie Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijns Geneeskunde van het UMC, onderzocht of ze wellicht de normale hormoontherapie zouden kunnen aanvullen. Zij richtte zich op isoflavonen, plantaardige oestrogenen die van nature in soja voorkomen. Ze vroeg 202 vrouwen tussen de 60 en de 75 jaar gedurende een jaar acht eetlepels soja-poeder per dag aan hun normale dieet toe te voegen. Ze losten dit op in een glas water of ze strooiden het door de yoghurt. Op deze manier kregen de deelnemers 99 milligram isoflavonen per dag binnen, terwijl dat bij normale voeding slechts enkele milligrammen zijn. Uit metingen van de botdichtheid voor en na het onderzoek bleek dat de isoflavonen-rijke soja geen gunstig effect had op de botdichtheid.

"Mogelijk zijn we te laat begonnen", voert Kok aan als verklaring voor het uitblijven van positief effect. De 202 vrouwen waren gemiddeld al 18 jaar na hun menopauze. Kok beveelt dan ook aan om in een eventueel vervolgonderzoek het effect van plantaardige oestrogenen in jongere postmenopauzale vrouwen te bestuderen.

Wetenschappers zijn al langer geïnteresseerd in soja vanwege de gezondheid van de Aziatische bevolking. Aziatische vrouwen na de overgang breken minder vaak hun botten en hebben minder last van hart- en vaatziekten dan Westerse vrouwen. Op zoek naar een verklaring hiervoor stuitten wetenschappers op het verschil in voeding. Aziaten eten veel meer soja-producten, ze krijgen per dag zo'n 50 milligram plantaardige oestrogenen binnen. Dat is veel meer dan de 0,9 milligram in het Westerse dieet.

"Stel dat wij wel een gunstig effect hadden gevonden, dan zou dat geleid hebben tot een voedingsadvies - eet meer dit of dat - en niet tot het voorschrijven van soja-poeder", zegt Kok. Maar omdat in het Westen zoveel minder soja wordt gegeten dan in Azië, is het maar de vraag of Westerse vrouwen hun voeding zo drastisch kunnen omgooien dat ze voldoende isoflavonen tot zich nemen. Daarom wijst Kok in haar proefschrift ook op een andere categorie plantaardige oestrogenen: lignanen. Die zitten in granen, peulvruchten, noten en diverse soorten groenten en fruit.

"Dat zijn bronnen die meer in het Westen gegeten worden", verklaart ze. "De laatste tijd verschijnen ook allerlei publicaties over positieve effecten van lignanen. Het zou dus best kunnen dat lignanen meer effect hebben dan isoflavonen uit soja. Maar dat moet verder

onderzoek uitwijzen."

Rinze Benedictus